201310686/1/A2.
Datum uitspraak: 23 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 28 oktober 2013 in zaak nr. 13/667 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het verzoek om toekenning van huurtoeslag over de jaren 2010 en 2011 afgewezen.
Bij besluit van 20 augustus 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 oktober 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir), zoals deze luidde ten tijde van belang, kan een aanvraag om een tegemoetkoming, waaronder een huurtoeslag, met betrekking tot een berekeningsjaar tot 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar worden ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen.
Ingevolge het vierde lid wordt een aanvraag geacht mede te zijn gedaan voor op het berekeningsjaar volgende berekeningsjaren.
Ingevolge het vijfde lid deelt de Belastingdienst/Toeslagen, indien hij van oordeel is dat toepassing van het vierde lid kan worden beëindigd, dit de belanghebbende schriftelijk mee.
2. Aan zijn besluit van 21 november 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat de aanvragen voor de berekeningsjaren 2010 en 2011 pas na 1 april 2012, derhalve te laat, zijn ingediend. Bij zijn besluit van 20 augustus 2013 heeft hij daaraan toegevoegd dat bij de beslissing op de aanvraag voor het berekeningsjaar 2009 aan [appellant] is medegedeeld dat zijn aanvraag niet meer geldt voor volgende berekeningsjaren.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank er ten onrechte aan is voorbijgegaan dat hij in zijn brief van 25 mei 2012 heeft aangegeven dat de mededeling als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van de Awir aan zijn aandacht is ontsnapt, mede omdat hij de (positieve) verwachting had dat zijn inkomen over de jaren 2010 en 2011 in de pas zou lopen met 2009 en hij zich pas na het eerste kwartaal 2012 genoodzaakt zag een aanvraag in te dienen. Volgens [appellant] zijn de genomen beslissingen willekeurig, zonder dat rekening is gehouden met zijn belangen.
4. [appellant] heeft niet betwist dat hij zijn aanvragen heeft ingediend na de in artikel 15, eerste lid, van de Awir daarvoor gegeven termijn. De wet bood de Belastingdienst/Toeslagen geen andere mogelijkheid dan de aanvragen voor de huurtoeslag over de berekeningsjaren 2010 en 2011 af te wijzen wegens de overschrijding van de wettelijke indieningstermijn. De door [appellant] geschetste omstandigheden kunnen dan ook niet leiden tot het oordeel dat de Belastingdienst/Toeslagen een uitzondering had moeten maken.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2014
17.