ECLI:NL:RVS:2012:BW7277
Raad van State
- Hoger beroep
- A.W.M. Bijloos
- M.M. Bosma
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot inreisverbod
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 mei 2012 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een vreemdeling die zich in hoger beroep bevond tegen een besluit van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. Dit besluit, genomen op 30 maart 2012, weigerde de vreemdeling een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en verleende hem een inreisverbod. De vreemdeling vorderde dat hij niet zou worden uitgezet gedurende de behandeling van zijn hoger beroep.
De voorzitter overwoog dat de enkele omstandigheid dat het besluit van 30 maart 2012 voor uitvoering vatbaar is, niet voldoende is om een spoedeisend belang aan te nemen zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De strafbaarheid van de vreemdeling, voortvloeiend uit het inreisverbod, levert op dat moment geen spoedeisend belang op. Bovendien was het onduidelijk of en wanneer de uitzetting zou plaatsvinden.
De voorzitter concludeerde dat, indien de minister voornemens was om de uitzetting van de vreemdeling te effectueren, hij de vreemdeling tijdig zou informeren. Uiteindelijk werd het verzoek van de vreemdeling als kennelijk ongegrond afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.