ECLI:NL:RVS:2012:BW4090
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- R. van der Spoel
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluiten en rechtmatig verblijf van Macedonische staatsburgers in Nederland
In deze zaak gaat het om de terugkeerbesluiten van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel met betrekking tot twee vreemdelingen van Macedonische afkomst. De vreemdelingen hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister op 8 juni 2011 zijn afgewezen. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 8 juli 2011 geoordeeld dat de minister niet voldoende had onderzocht of de vreemdelingen rechtmatig verblijf in Nederland toekwam, ondanks hun afwijzing van de asielaanvragen. De rechtbank oordeelde dat de minister in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had gehandeld door de terugkeerbesluiten te nemen zonder dit onderzoek. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, maar de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de minister had moeten vaststellen of de vreemdelingen rechtmatig verblijf hadden, voordat hij terugkeerbesluiten nam. De Raad benadrukte dat de vreemdelingen, als houders van een biometrisch paspoort van Macedonië, sinds 19 december 2009 van de visumplicht zijn vrijgesteld. De minister had daarom moeten onderzoeken of er andere rechtsgronden voor rechtmatig verblijf bestonden. De Raad van State oordeelde dat de minister niet had aangetoond dat de vreemdelingen niet voldeden aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf en bevestigde de vernietiging van de terugkeerbesluiten. De minister werd ook veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de vreemdelingen.