Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,geboren op [geboortedatum] , van Albanese nationaliteit,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Verweerder heeft tegen eiser een inreisverbod uitgevaardigd op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, Vw, omdat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten. Op grond van artikel 6.5a, vierde lid, aanhef en onder b, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) heeft verweerder de duur van het inreisverbod bepaald op vijf jaar, omdat eiser gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste reisdocumenten.
2. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte aan het terugkeerbesluit ten grondslag heeft gelegd dat is gebleken dat hij onrechtmatig in Nederland verblijft. Niet in geschil is immers dat eiser de Albanese nationaliteit bezit. Burgers van Albanië die houder zijn van een biometrisch paspoort zijn op grond van de Verordening (EG) nr. 1244/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot wijziging van Verordening 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (de Verordening) in beginsel niet visumplichtig voor een verblijf van maximaal drie maanden. Verweerder heeft ten onrechte niet met een simpele zoekslag in haar systemen geverifieerd of dit op eiser van toepassing is. Een gebrek aan onderzoek kan de bewering dat eiser onrechtmatig in de Europese Unie verblijft niet staven. Eiser verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 april 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BW4090). Uit het dossier volgt niet dat een dergelijk onderzoek door verweerder is verricht.
De rechtbank ziet in het aanvullend standpunt van verweerder dat, voor zover eiser rechtmatig verblijf toekwam op grond van artikel 8, aanhef en onder i, Vw, dit rechtmatig verblijf is geëindigd omdat eiser een inbreuk heeft gemaakt op de openbare orde, en de reactie van eiser op dat standpunt, aanleiding te beoordelen of vorenbedoeld gebrek met toepassing van artikel 6:22 Awb kan worden gepasseerd.
In navolging van het Hof (paragraaf 54 van het arrest Z.Zh. en I.O.) is de rechtbank van oordeel dat het enkele feit dat eiser is veroordeeld voor het gebruik maken van een vervalst reisdocument, zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met zijn persoonlijke gedragingen en met het gevaar dat van die gedragingen uitgaat voor de openbare orde, onvoldoende is voor de vaststelling dat rechtmatig verblijf van eiser in de vrije termijn is geëindigd. Verweerder had moeten motiveren, onder verwijzing naar de persoonlijke gedragingen van eiser, dat sprake is van een actueel en daadwerkelijk gevaar voor de openbare orde.
Gelet op hetgeen het Hof heeft overwogen in voornoemde arresten van 14 juni 2012, 11 juni 2015 en 15 februari 2016 kan de uitspraak van de Afdeling van 1 december 2004, waarop verweerder zich heeft beroepen, niet langer worden gevolgd.