ECLI:NL:RVS:2009:BH6970
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- B. van Wagtendonk
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van de rechtbank inzake verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder beperking 'medische behandeling'
In deze zaak heeft de Raad van State op 17 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, van 23 juli 2008. De staatssecretaris van Justitie had een aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd afgewezen. De rechtbank had deze afwijzing vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de vreemdeling in aanmerking kwam voor de status van langdurig ingezetene. De Raad stelde vast dat de vreemdeling van 27 juni 2000 tot 24 oktober 2005 rechtmatig verblijf had in Nederland, maar dat dit verblijf uitsluitend om tijdelijke redenen was, namelijk in afwachting van de beslissing op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'medische behandeling'.
De Raad concludeerde dat de periode van verblijf van de vreemdeling niet meetelt bij de berekening van de vereiste vijf jaar voor de status van langdurig ingezetene, zoals vastgelegd in de richtlijn 2003/109/EG. De Raad verklaarde het hoger beroep van de staatssecretaris gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de tijdelijke aard van verblijfsvergunningen goed te begrijpen in het kader van de Vreemdelingenwet en de Europese richtlijnen.