200804118/1.
Datum uitspraak: 4 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. de raad van de gemeente Bladel
2. de stichting Stichting Actief Buiten Sporten, gevestigd te Hulsel, gemeente Bladel, en anderen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 april 2008 in zaak nr. 07/3507 in het geding tussen:
de raad van de gemeente Bladel.
De raad van de gemeente Bladel (hierna: de gemeenteraad) heeft in zijn openbare vergadering van 29 maart 2007 uit de in het grofmazig programma van eisen beschreven varianten 0, 1, 2 en 3, de later aan het grofmazig programma van eisen toegevoegde variant 5 en de door een particuliere ondernemer geoffreerde variant "De Vries" gekozen voor variant 0, inhoudende: 1. sluiten van het huidige openluchtzwembad (hierna: het zwembad); 2. compleet slopen van de gebouwen en baden; 3. kaal opleveren van het terrein (onder handhaving van het parkeerterrein); 4. de nieuwe locatie is geschikt voor herontwikkeling van commerciële voorzieningen zoals een overdekte tennishal, recreatie-gerelateerde horecavoorzieningen en eventueel welness en fitness; alsook het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) op te dragen om variant 0 nader uit te werken in een Fijnmazig Programma van eisen (hierna: beslissing I). Hij heeft in dezelfde vergadering het voorstel van het college tot beschikbaarstelling van kredieten en budgetten voor het operationeel maken en exploiteren van het zwembad gedurende het seizoen 2007 afgewezen (hierna: beslissing II).
Bij besluit van 20 september 2007 heeft de gemeenteraad het daartegen door de stichting Stichting Actief Buiten Sporten en anderen (hierna: ABS e.a.) gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 24 april 2008, verzonden op 28 april 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het daartegen door ABS e.a. ingestelde beroep voor zover gericht tegen beslissing I ongegrond en voor zover gericht tegen beslissing II gegrond verklaard, het besluit van 20 september 2007 vernietigd wat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van ABS e.a. betreft voor zover dat is gericht tegen beslissing II en de gemeenteraad opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben ABS e.a. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 juni 2008, en de gemeenteraad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 juni 2008, hoger beroep ingesteld. ABS e.a. hebben hun hoger beroep aangevuld bij brief van 30 juni 2008.
De gemeenteraad en ABS e.a. hebben ieder een verweerschrift ingediend.
De gemeenteraad en ABS e.a. hebben nadere stukken ingediend.
Bij besluit van 18 september 2008 heeft de gemeenteraad, ter voldoening aan de uitspraak van de rechtbank, met een nadere motivering het bezwaar van ABS e.a. tegen beslissing II opnieuw niet-ontvankelijk verklaard.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 januari 2009, waar de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. J.P. Heinrich, advocaat te 's-Gravenhage is verschenen. ABS e.a. zijn met bericht niet verschenen. Zij hebben een pleitnota d.d. 7 januari 2009 ingebracht, die ter kennis is gebracht van de gemachtigde van de gemeenteraad.
2.1. Aangezien bij besluit van 18 september 2008 niet aan de bezwaren van de ABS e.a. is tegemoetgekomen, wordt het hoger beroep van ABS e.a., gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht mede een beroep tegen dit besluit in te houden.
2.2. Het betoog van ABS e.a. dat het hoger beroep van de gemeenteraad niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat het hogerberoepschrift geen beroepsgronden bevat, slaagt niet. De gemeenteraad heeft in het hogerberoepschrift gesteld zich niet met de aangevallen uitspraak te kunnen verenigen voor zover daarbij het besluit van 20 september 2007 op bezwaar is vernietigd omdat beslissing II onvoldoende is gemotiveerd. Nu de gemeenteraad in het hogerberoepschrift heeft aangevoerd van opvatting te zijn dat hij in het besluit op bezwaar afdoende heeft gemotiveerd waarom de bezwaren niet-ontvankelijk zijn verklaard, kan naar het oordeel van de Afdeling niet worden gesteld dat het hogerberoepschrift van de gemeenteraad geen beroepsgrond bevat. Dat de gemeenteraad in het hogerberoepschrift heeft gevraagd om een termijn om de gronden van het hoger beroep in een nader beroepschrift aan te vullen, maakt dit niet anders.
2.3. Hetgeen partijen verdeeld houdt is de vraag of beslissing I en beslissing II besluiten zijn als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De Afdeling overweegt hierover als volgt.
2.4. Het college heeft de gemeenteraad bij voorstel van 13 februari 2007 een aantal varianten voor de toekomst van het zwembad voorgelegd. De bij beslissing I gemaakte keuze van de gemeenteraad voor variant 0 betreft een politieke standpuntbepaling, die op zichzelf geen rechtshandeling inhoudt. De sluiting van een zwembad door de eigenaar, in dit geval de gemeente Bladel, is geen rechtshandeling, maar een feitelijke handeling. Er bestaat verder geen publiekrechtelijke verplichting, bevoegdheid of taak voor het gemeentebestuur om binnen de gemeente een zwembad te exploiteren of te laten exploiteren. Verder is het ingevolge artikel 8.1.1 van de bouwverordening van de gemeente Bladel verboden bouwwerken te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van het college, hetgeen betekent dat niet de gemeenteraad maar het college bevoegd is te besluiten over de verlening van een sloopvergunning. De gemeenteraad heeft bij beslissing I dan ook niet een sloopvergunning verleend, die ingevolge voormeld artikel voor een rechtsgeldige sloop van het zwembad is vereist. Beslissing I is ook voor het overige niet gericht op enig rechtsgevolg. Het voorgaande betekent dat beslissing I geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat de gemeenteraad de bezwaren van ABS e.a. tegen beslissing I terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hetgeen ABS e.a. verder in hoger beroep hebben aangevoerd behoeft daarom geen bespreking meer.
2.5. Het college heeft de gemeenteraad op 6 februari 2007 voorgesteld, samengevat weergegeven, eenmalig bedragen beschikbaar te stellen voor het operationeel maken en exploiteren van het zwembad gedurende het seizoen 2007 en de kosten daarvan ten laste van de algemene reserve te brengen. Dit voorstel, dat de gemeenteraad bij beslissing II heeft afgewezen, betreft een verzoek van het college om budget beschikbaar te stellen op de gemeentebegroting. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 23 mei 2007 in zaak nr.
200607779/1is een beslissing van de gemeenteraad over het beschikbaar stellen van budget op de gemeentebegroting voor bepaalde posten in beginsel niet gericht op rechtsgevolg ten aanzien van mogelijke belanghebbenden bij die beschikbaarstelling. Daarmee is een dergelijke beslissing niet een besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt ingevolge artikel 8:1, eerste lid, in verband met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb. Slechts als bij die beslissing in een concreet geval omtrent de verstrekking van subsidie wordt besloten, kan daarin aanleiding worden gevonden voor afwijking van dit uitgangspunt. Van een dergelijke uitzondering is in dit geval geen sprake, reeds omdat geen subsidieaanvraag voor de exploitatie van het zwembad in het seizoen 2007 was ingediend en daarom bij beslissing II niet omtrent de verstrekking van subsidie is besloten. De rechtbank heeft ten onrechte aangenomen dat beslissing II inhoudelijke kenmerken bevat van een subsidiebesluit. De conclusie is dat de Afdeling anders dan de rechtbank van oordeel is, dat de gemeenteraad de bezwaren van ABS e.a. terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.6. Uit het vorenoverwogene volgt dat het hoger beroep van ABS e.a. ongegrond is en dat het hoger beroep van de gemeenteraad gegrond is. De aangevallen uitspraak dient, voor zover de rechtbank daarbij het beroep van ABS e.a. gedeeltelijk gegrond heeft verklaard, het besluit van 20 september 2007 in zoverre heeft vernietigd, de gemeenteraad heeft opgedragen een nieuw besluit te nemen en de gemeente Bladel heeft gelast het door ABS e.a. betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 te vergoeden, te worden vernietigd. Het beroep bij de rechtbank van ABS e.a. moet alsnog in zijn geheel ongegrond worden verklaard. Gezien het voorgaande moet thans rechtens worden geconstateerd, dat de gemeenteraad het besluit van 18 september 2008 niet had behoeven te nemen. Dit besluit dient evenzeer te worden vernietigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep van de raad van de gemeente Bladel gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 april 2008 in zaak nr. 07/3507, voor zover de rechtbank het beroep van ABS e.a. gegrond heeft verklaard, het besluit van de gemeenteraad van 20 september 2007 in zoverre heeft vernietigd, heeft bepaald dat de gemeenteraad een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van de uitspraak en de gemeente Bladel heeft gelast aan ABS e.a. het door hen gestorte griffierecht ten bedrage van € 285,00 te vergoeden;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond voor zover dit is gericht tegen besluit (beslissing) II;
IV. bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige;
V. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Bladel van 18 september 2008, kenmerk R 2008.096.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. T.M.A. Claessens, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Groenendijk
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2009