ECLI:NL:RBDHA:2022:13434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
SGR 21/7681, 22/1463, 22/1464, 22/1465, 22/1466, 22/1467 en 22/1468
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake subsidieverlening aan culturele instellingen in Den Haag

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 december 2022, wordt een geschil behandeld tussen verschillende culturele instellingen en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de subsidieverlening voor de jaren 2021-2024. De eiseressen, waaronder Stichting Kunstmuseum Den Haag en Stichting Het Nationale Theater, hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college die hun subsidies met anderhalf procent verlagen. De rechtbank oordeelt dat het college de bezwaren van de eiseressen nietontvankelijk heeft verklaard en dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de subsidies verlaagd zijn. De rechtbank stelt vast dat het raadsbesluit van 5 november 2020, dat de basis vormde voor de subsidieverlaging, geen rechtsgevolgen heeft voor de eiseressen, omdat het college uiteindelijk verantwoordelijk is voor de subsidieverlening. De rechtbank concludeert dat het college niet zorgvuldig heeft gehandeld bij de verlaging van de subsidies en geeft het college de gelegenheid om de gebreken in het besluit te herstellen binnen een termijn van tien weken. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 21/7681, 22/1463, 22/1464, 22/1465, 22/1466, 22/1467 en 22/1468.

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 december 2022 in de zaken tussen

Stichting Kunstmuseum Den Haag, gevestigd in Den Haag
Stichting Amare (voorheen Stichting Dans- en Muziekcentrum Den Haag), gevestigd in Den Haag
Stichting Haags Historisch Museum, gevestigd in Den Haag
Stichting Het Nationale Theater, gevestigd in Den Haag
Stichting Korzo, gevestigd in Den Haag
Stichting Museon, gevestigd in Den Haag
Stichting Nederlands Dans Theater, gevestigd in Den Haag
de stichtingen worden in deze uitspraak samen “eiseressen” genoemd.
(gemachtigde: mr. I.H. van den Berg),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

(gemachtigde: mr. J.A. Huijgen)

Inleiding

1. Met de bestreden besluiten van 18 oktober 2021 heeft het college de bezwaren van eiseressen tegen het raadsbesluit van de gemeenteraad van 5 november 2020 tot vaststelling van het Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2021-2024 nietontvankelijk verklaard.
1.1
Met de bestreden besluiten is het college, met een aanvullende motivering, gebleven bij het besluit van 1 december 2020 tot vaststelling van de subsidiebedragen voor 2021-2024 en bij de primaire besluiten uit februari en maart 2021 tot verlening van de subsidies voor 2021.
1.2
Tegen de bestreden besluiten hebben eiseressen beroep ingesteld. Vanwege de samenhang behandelt de rechtbank de beroepen van eiseressen gezamenlijk en doet de rechtbank één uitspraak in alle zaken. [1]
1.3
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft de beroepen op 27 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
  • [A] namens eiseres 1;
  • [B] namens eiseres 3;
  • [C] namens eiseres 4;
  • [D] , namens eiseres 5;
  • [E] namens eiseres 6;
  • [F] namens eiseres 7;
  • mr. [G] namens het college;
  • de gemachtigde van eiseressen en de gemachtigde van het college.

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiseressen hebben in het verleden subsidie gekregen voor hun activiteiten. Eiseressen hebben ook voor het subsidiejaar 2021 een subsidieaanvraag ingediend bij het college. De subsidies zijn met een voorbehoud verleend op 17 juni 2020. Het voorbehoud houdt in dat de gemeenteraad de subsidiebegroting moet vaststellen. In het besluit van 1 december 2020 en de primaire besluiten van februari en maart 2021 heeft het college aan eiseressen voor de periode 2021-2024 een subsidie verleend die anderhalf procent minder bedraagt dan in de besluiten van 17 juni 2020 is bepaald. Het college heeft hiermee het raadsbesluit van 5 november 2020 (het raadsbesluit) overgenomen.
2.1
Eiseressen betogen dat het raadsbesluit rechtsgevolgen voor hen heeft en daarom een bestuursrechtelijk besluit is. Verder betogen eiseressen dat het college de verlaging van de subsidies onjuist en onvoldoende heeft gemotiveerd.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

3. De rechtbank beoordeelt of het college terecht het bezwaar tegen het raadsbesluit nietontvankelijk heeft verklaard. Ook beoordeelt de rechtbank of het college in redelijkheid tot verlaging van de subsidiebedragen heeft kunnen komen. Vervolgens zet de rechtbank uiteen wat de gevolgen van haar beslissing zijn.
3.1
De belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in een bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage hoort bij deze uitspraak.
Is het raadsbesluit een bestuursrechtelijk besluit?
4. Eiseressen betogen dat het raadsbesluit rechtsgevolgen voor hen heeft en daarom een bestuursrechtelijk besluit is. Het college stelt zich daarentegen op het standpunt dat het raadsbesluit een beleidsmatige aanwijzing is en geen rechtsgevolgen heeft voor eiseressen. Het college voert aan dat met het bestreden besluit weliswaar de aanwijzing van de gemeenteraad is gevolgd en de subsidies zijn verlaagd, maar dat het college niet verplicht was om het raadsbesluit te volgen. Het college en niet de gemeenteraad heeft uiteindelijk beslist om de subsidies met anderhalf procent te verlagen.
4.1
De rechtbank zal eerst de voorliggende gebeurtenissen schetsen.
4.1.1
De subsidiecyclus is begonnen met het Beleidskader Kunst en Cultuur 2021-2024 ‘Zee aan mogelijkheden!’(het Beleidskader). De gemeenteraad heeft dat beleidskader voor het subsidietijdvak 2021-2024 op 18 juli 2019 vastgesteld. In het Beleidskader stelt de gemeenteraad ook het toetsingskader vast voor de adviescommissie die het college adviseert bij de beoordeling van de subsidieaanvragen.
4.1.2
Aan de hand van dat advies van de adviescommissie heeft het college een ontwerp-Meerjarenbeleidsplan (ontwerp-MJB) vastgesteld op 16 juni 2020. In het ontwerp-MJB geeft het college aan dat op 5 november 2020 de gemeenteraad naar verwachting de gemeentebegroting 2021 vaststelt en dat medio/eind november het college op basis van de goedgekeurde gemeentebegroting 2021 een besluit neemt over de individuele subsidies aan de instellingen. [2]
4.1.3
Het college heeft op 17 juni 2020 vervolgens besluiten genomen en de geadviseerde subsidies verleend. In deze besluiten van 17 juni 2020 heeft het college opgenomen dat de subsidie is verleend onder het voorbehoud van de vaststelling van het raadsvoorstel Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2021-2024 en de vaststelling van de begroting 2021 door de gemeenteraad. Tegen deze besluiten hebben eiseressen geen bezwaar gemaakt.
4.1.4
Het college heeft het ontwerp-MJB als voorstel op 5 november 2020 aan de gemeenteraad voorgelegd. In dat voorstel aan de gemeenteraad is opgenomen dat het college de individuele subsidies zal vaststellen nadat de gemeenteraad het financiële kader heeft vastgesteld. [3]
4.1.5
De gemeenteraad heeft met het raadsbesluit op 5 november 2020 het voorstel van het college op bepaalde onderdelen gewijzigd aangenomen. Eén van die wijzigingen betrof de verlaging van de subsidiebedragen van eiseressen met anderhalf procent. Het college heeft vervolgens de wijziging van de subsidiebedragen overgenomen in het besluit van
1 december 2020 en de primaire besluiten.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat een beslissing van de gemeenteraad over het beschikbaar stellen van budget op de gemeentebegroting voor bepaalde posten in beginsel niet is gericht op rechtsgevolg. [4] Een dergelijk raadsbesluit is dan geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Alleen als met een raadsbesluit in een concreet geval over de verstrekking van subsidie wordt beslist, kan daarin aanleiding worden gevonden voor afwijking van dit uitgangspunt. [5] De rechtbank overweegt dat in deze zaak geen aanleiding bestaat om af te wijken van dat uitgangspunt en overweegt daartoe het volgende.
4.3
Met eiseressen stelt de rechtbank vast dat de tekst van het raadsbesluit van 5 november 2020 tot verwarring kan leiden. Door de formulering in het raadsbesluit kan het er op lijken dat de gemeenteraad de subsidies verleent en niet het college. Desondanks stelt de rechtbank vast dat uit het collegevoorstel en het raadsbesluit blijkt dat het college de uiteindelijke beslissing over de subsidieverlening neemt en niet de gemeenteraad. Daarnaast is deze wijze van subsidieverlening al sinds lange tijd de vaste werkwijze in Den Haag.
Het college verleent altijd eerst de subsidies aan kunst- en cultuurinstellingen onder voorbehoud en pas na goedkeuring van de begroting verleent het college de subsidies definitief. Eiseressen zijn als “repeat players” bekend met dit systeem van subsidieverlening en hebben ter zitting gesteld dat zij er ook vanuit gingen dat de subsidieverlening - zoals in voorafgaande jaren - door het college plaats zou vinden en niet door de gemeenteraad.
4.4
Met het college is de rechtbank daarom van oordeel dat het raadsbesluit voor eiseressen geen rechtsgevolgen heeft. De rechtsgevolgen voor eiseressen ontstaan pas met de besluiten van het college waarbij de subsidies aan eiseressen zijn verleend.
De beroepsgrond slaagt niet.
Mocht het college de subsidies verlagen?
5. Eiseressen betogen dat het college het bestreden besluit onjuist en onvoldoende heeft gemotiveerd. Het college had volgens eiseressen bij het nemen van het bestreden besluit moeten motiveren welke veranderde omstandigheden de verlaging van de subsidies rechtvaardigen en op welke wijze de belangen van eiseressen in die besluitvorming zijn betrokken. Het college stelt daarentegen dat de subsidies onder voorbehoud zijn verleend en met de aanvullende motivering in redelijkheid hebben kunnen beslissen om de subsidies te verlagen.
5.1
De rechtbank overweegt dat het college bevoegd is om besluiten te nemen over het verstrekken van subsidies en daarbij een voorbehoud kan opnemen dat voldoende middelen beschikbaar moeten worden gesteld. [6] Artikel 4:34, vierde lid, van de Awb bepaalt dat in het geval het begrotingsvoorbehoud wordt ingeroepen bij een subsidie voor een activiteit die ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd, een intrekking overeenkomstig artikel 4:50 van de Awb moet geschieden. Dit artikel bepaalt dat zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn kan worden ingetrokken of ten nadele van de aanvrager kan worden gewijzigd. Voor het intrekken of wijzigen moet veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.
5.2
Het besluit van het college om de subsidies te verlagen, moet dan ook voldoen aan de voorwaarden van artikel 4:50 van de Awb, en in dit geval het eerste lid en onder b van dit artikel. Het college heeft beleidsruimte bij de toepassing van de bevoegdheid om een subsidieverlening ten nadele van de ontvanger te wijzigen. Verder komt het college beoordelingsruimte toe bij de vraag of veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten. Daarbij is overigens niet van belang of bij de subsidieverlening een begrotingsvoorbehoud is gemaakt. [7] Het college moet deugdelijk motiveren waarom veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten en de uitkomst van de belangenafweging dient niet onevenredig te zijn.
5.3
Het college heeft de verlaging van de subsidie ten nadele van eiseressen als volgt gemotiveerd: “
dat een innovatief en creatief klimaat van groot belang is voor de Haagse kunst- en cultuursector, en het belang van pluriformiteit in het aanbod onderstreept. Het is voor de stad van groot belang dat het Haagse culturele aanbod divers, eigentijds en voor iedereen aantrekkelijk en toegankelijk blijft.”
5.4
Ook betrekt het college in de motivering van het bestreden besluit dat de financiële kaders niet toereikend zijn om aan de nadrukkelijke wens van de gemeenteraad te voldoen om aan een aantal kleinere en middelgrote instellingen subsidie te verstrekken. Het college kiest er daarom voor om de subsidie van eiseressen met anderhalf procent te verlagen. Het college motiveert die keuze door te stellen dat eiseressen, als zeven van de acht grootste instellingen, ieder meer dan 1,5 miljoen euro subsidie ontvangen. Een beperkte verlaging van anderhalf procent moeten eiseressen daarom binnen de eigen begroting kunnen opvangen. Verder overweegt het college dat eiseressen naast de subsidies ook andere bronnen van inkomsten hebben waarmee zij de verlaging kunnen opvangen. Tenslotte is het volgens het college niet gebleken dat de verlaging van anderhalf procent leidt tot het negatief bijstellen van de plannen van eiseressen.
5.5
De rechtbank overweegt dat in het ontwerp-MJB passages voorkomen die inhoudelijk overeenkomen met de motivering die is geciteerd onder rechtsoverweging 5.3. [8] De motivering onder rechtsoverweging 5.3 kan daarom dus niet dragend zijn voor de onderbouwing van de “veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten” zoals bedoeld in artikel 4:50 Awb.
5.6
Verder overweegt de rechtbank dat het college in het bestreden besluit de keuze om de subsidie van eiseressen te verlagen, motiveert door aan te voeren dat eiseressen zeven van de acht grootste ontvangers van subsidie zijn en ieder meer dan 1,5 miljoen ontvangen.
Het college heeft echter nagelaten te onderzoeken en te motiveren waarom de enkele omstandigheid dat eiseressen de grootste ontvangers van subsidie zijn, ertoe zou moeten leiden dat zij een dergelijke verlaging kunnen opvangen in hun begroting. Zo heeft één van de eiseressen ter zitting toegelicht dat de meeste activiteiten, die worden ontplooid, ook als te behalen resultaten zijn opgenomen in de subsidievoorwaarden. Het aanpassen of laten vervallen van activiteiten is dan ook niet zomaar mogelijk.
5.7
De rechtbank is daarom van oordeel dat het college vooraf onvoldoende de belangen van eiseressen heeft onderzocht en het besluit op dat punt niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Daarbij heeft tussen het besluit van 1 december 2020 en het subsidiejaar 2021 maar één maand gelegen, waardoor eiseressen dus weinig tijd hadden om te anticiperen op de verlaging van de subsidie.
5.8
De rechtbank is van oordeel dat het college weliswaar beleidsruimte heeft bij de keuze om de subsidies van eiseressen te verlagen, maar het college moet die keuze wel zorgvuldig maken en deugdelijk motiveren. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit op die onderdelen gebrekkig is. Het college heeft geen kennis genomen van alle belangen van eiseressen en de keuze om de subsidie van eiseressen te verlagen onvoldoende gemotiveerd in het licht van artikel 4:50 Awb.
Het beroep is dan ook gegrond. De rechtbank zal hierna uiteenzetten welke gevolgen zij hieraan verbindt.

Conclusie en gevolgen

Bestuurlijke lus
6. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het college in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuw besluit, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit.
6.1
De rechtbank ziet in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding toepassing te geven aan artikel 8:51a van de Awb. Dat betekent dat het college in de gelegenheid wordt gesteld om de in rechtsoverweging 5.7 en 5.8 geconstateerde gebreken te herstellen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college de gebreken kan herstellen op tien weken na verzending van deze tussenuitspraak.
6.2
Als het college geen gebruik maakt van de gelegenheid om de gebreken te herstellen, dan moet het college dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om onnodige vertraging te voorkomen, binnen twee weken meedelen aan de rechtbank. Als het college wel gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen, dan zal de rechtbank eiseressen een termijn geven van vier weken om een reactie in te dienen. In beide gevallen en in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op de beroepen.
6.3
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat de rechtbank over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het college in de gelegenheid om binnen tien weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen;
- stelt eiseressen vervolgens in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van de reactie van het college de reactie hierop aan de rechtbank kenbaar te maken;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Perniciaro, voorzitter, en mr. M.M. Meijers en
mr. M.J.L. van der Waals, leden, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2022.
Griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan pas hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met een hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Bijlage:
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:3
Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
Onder beleidsregel wordt verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:46
Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Artikel 3:47
1. De motivering wordt vermeld bij de bekendmaking van het besluit.
(…)
Artikel 4:34
Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.
De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.
Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 4:50.
In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid.
Artikel 4:50
1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen:
a. voor zover de subsidieverlening onjuist is;
b. voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of
c. in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.
2. Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidie-ontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.
Artikel 8:14
De bestuursrechter kan zaken over hetzelfde of een verwant onderwerp ter behandeling voegen en de behandeling van gevoegde zaken splitsen.
Een verzoek daartoe kan worden gedaan tot de sluiting van het onderzoek ter zitting.
Artikel 8:51a
De bestuursrechter kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De vorige volzin vindt geen toepassing, indien belanghebbenden die niet als partij aan het geding deelnemen daardoor onevenredig kunnen worden benadeeld.
De bestuursrechter bepaalt de termijn waarbinnen het bestuursorgaan het gebrek kan herstellen. Hij kan deze termijn verlengen.
Artikel 8:80a
Als de bestuursrechter artikel 8:51a toepast, doet hij een tussenuitspraak.
De tussenuitspraak vermeldt zoveel mogelijk op welke wijze het gebrek kan worden hersteld.
De artikelen 8:72, vierde lid, tweede volzin, aanhef en onder a, 8:77, 8:78, 8:79 en 8:119 zijn van overeenkomstige toepassing.
Andere regels

Algemene Subsidieverordening Den Haag 2014

Artikel 3 Verstrekking door burgemeester en wethouders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies.
Artikel 7 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.
Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen:
ls het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of
als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.
3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.
4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld.

Ontwerp Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2021-2024

Pagina 23:
“Ontwerp-Meerjarenbeleidsplan
Met dit Ontwerp-Meerjarenbeleidsplan 2021-2024 volgt het college het artistiek inhoudelijke oordeel van de Commissie. [9] In de meeste gevallen neemt het college het advies over. Bij sommige adviezen wordt gemotiveerd afgeweken. Aan de in dit plan genoemde bedragen kunnen geen rechten worden ontleend. Voor de helderheid is gekozen om aan te sluiten op de bedragen die in het advies staan. Als het geadviseerde bedrag naar beneden afwijkt van het budget 2020 dan is er door de Commissie gekozen voor een korting.”
Pagina 24:

Besluitvormingsproces
Het raadsvoorstel Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2021-2024 staat op 8 september gepland ter besluit in het college. Het wordt na bespreking op 1 oktober in de commissie Samenleving op 8 oktober ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Op 5 november wordt in de gemeenteraad naar verwachting de gemeentebegroting 2021 vastgesteld. Medio/ eind november wordt op basis hiervan het collegebesluit genomen over de individuele subsidies aan de instellingen. Eind 2020 worden de subsidiebeschikkingen voor 2021 verzonden.”
Voorstel van het college aan de gemeenteraad inzake Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2021-2024
Pagina 7:
“Ingevolge artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Den Haag 2014 ligt de bevoegdheid om subsidiebesluiten te nemen bij het college. Dit betekent dat het college uiteindelijk besluit over de subsidies van individuele cultuurinstellingen. Instellingen krijgen door opname in het Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2021- 2024 een meerjarig subsidieperspectief. Na vaststellen van het financieel kader van het Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2021-2024 bij de behandeling van de gemeentebegroting door uw raad, zal het college eind 2020 op basis hiervan subsidies voor de individuele instellingen vaststellen.”

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:14, eerste lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht.
2.Pagina 23 en 24 van het ontwerp-MJB (opgenomen in de bijlage).
3.Pagina 7 van het voorstel van (opgenomen in de bijlage).
4.Zie de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3486 en 4 maart 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH4670.
5.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1151.
6.Artikel 4:34, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 3 en 7, vierde lid, van de Algemene Subsidieverordening Den Haag 2014.
7.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:217.
8.Hoofdstuk 1 “Beleidsthema’s als richtlijnen voor het advies”.
9.Toevoeging rechtbank: met Commissie wordt de adviescommissie bedoeld.