ECLI:NL:RVS:2008:BD9026
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- M.G.J. Parkins-de Vin
- B. Klein Nulent
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak wegens ontbreken spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 juli 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De vreemdeling had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, die op 28 mei 2008 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond had verklaard. De vreemdeling verzocht de voorzitter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet zou worden uitgezet gedurende de behandeling van het hoger beroep.
De voorzitter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. De enkele omstandigheid dat het besluit van 24 september 2007 voor uitvoering vatbaar was, volstond niet om aan te nemen dat er sprake was van een spoedeisend belang in de zin van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzitter overwoog dat het op dat moment niet duidelijk was of en wanneer de vreemdeling zou worden uitgezet of dat de verstrekkingen zouden worden beëindigd.
Daarnaast werd het beroep van de vreemdeling op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Conka tegen België verworpen. De voorzitter zag geen aanleiding om de regeling in artikel 8:81 van de Awb als ontoereikend te beschouwen, aangezien het mogelijk is om na een eerdere beslissing opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen of om wijziging of opheffing van een getroffen voorlopige voorziening te verzoeken, zolang het hoger beroep nog niet is beslist. De beslissing werd genomen door de voorzitter, M.G.J. Parkins-de Vin, in aanwezigheid van ambtenaar van Staat B. Klein Nulent.