ECLI:NL:RBSGR:2009:BK8531
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 december 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen de afwijzing van verblijfsvergunningen. Verzoekers, burgers van Rusland, hadden bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie, die hun aanvragen om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had afgewezen. De verzoekers stelden dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat hen was aangezegd binnen 24 uur Nederland te verlaten. Ze voerden aan dat een uitzetting onomkeerbare gevolgen zou hebben, vooral gezien de medische noodsituatie van een van de verzoekers.
De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de enkele omstandigheid dat een besluit voor uitvoering vatbaar is, niet automatisch leidt tot de conclusie dat er sprake is van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter verwees naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat ook omstandigheden zoals mogelijke detentie of beëindiging van opvangvoorzieningen op zichzelf geen spoedeisend belang opleveren. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen concrete aanwijzingen waren dat een daadwerkelijke uitzetting op korte termijn zou plaatsvinden.
Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het kennelijk ongegrond was. De voorzieningenrechter zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de criteria voor spoedeisendheid in het bestuursrecht, en dat verzoekers de mogelijkheid hebben om opnieuw een verzoek in te dienen indien er onomkeerbare gevolgen dreigen te ontstaan.