ECLI:NL:RVS:2008:BD3910
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H.G. Lubberdink
- I.S. Vreken
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot uitzetting
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 juni 2008 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een vreemdeling die zich tegen zijn uitzetting wilde verzetten gedurende de behandeling van zijn hoger beroep. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie op 30 april 2008 was afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, maar dit was ongegrond verklaard op 20 mei 2008.
De voorzitter oordeelde dat de plaatsing van de vreemdeling in een uitzetcentrum niet voldoende was om een spoedeisend belang aan te nemen, zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Er waren geen concrete aanwijzingen dat de uitzetting op korte termijn zou plaatsvinden, wat de noodzaak voor een voorlopige voorziening ondermijnde.
Daarom werd het verzoek van de vreemdeling als kennelijk ongegrond afgewezen. De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 6 juni 2008, door de voorzitter en de ambtenaar van Staat.