ECLI:NL:RBSGR:2009:BK3140

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/24943
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.W. Rang
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 november 2009 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Ghanese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 9 juli 2009 door de staatssecretaris van Justitie was afgewezen. Tegen deze afwijzing had verzoekster op dezelfde dag een bezwaarschrift ingediend, maar de werking van het besluit werd niet opgeschort door deze indiening. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet uit Nederland verwijderd zou worden tijdens de bezwaarprocedure.

De rechtbank overwoog dat de enkele omstandigheid dat een besluit voor uitvoering vatbaar is, geen spoedeisend belang oplevert zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank volgde hierbij de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat de mogelijkheid van uitzetting niet gelijkstaat aan een concrete uitzettingsdatum. Verzoekster had niet kunnen aantonen dat er een spoedeisend belang bestond bij haar verzoek, en de rechtbank concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was.

De voorzieningenrechter wees het verzoek af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid in samenhang met artikel 8:84 van de Awb. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 09/24943
V-nr: *
uitspraak van de voorzieningenrechter
in het geding tussen:
[naam], [datum] geboren in 2003, van Ghanese nationaliteit, verzoekster,
wettelijk vertegenwoordiger: [naam] A (moeder), geboren [datum] in 1972, eveneens van Ghanese nationaliteit,
gemachtigde: mr. J. van Koesveld, advocaat te Amsterdam,
en:
de staatssecretaris van Justitie, verweerder.
1. Procesverloop
Verweerder heeft de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. Dit besluit is genomen op 9 juli 2009. Verzoekster heeft op dezelfde datum tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. De werking van dit besluit wordt niet opgeschort door de indiening van een bezwaarschrift.
Bij verzoekschrift van 9 juli 2009 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is op 15 juli 2009 aangevuld.
Bij brieven van 6 oktober 2009 is aan partijen verzocht om binnen vier weken nadere inlichtingen te verstrekken. Bij brief van 7 oktober 2009 heeft verzoekster hierop een reactie ingediend. Bij brief van 12 oktober 2009 heeft verweerder een reactie ingediend.
2. Overwegingen
1. Verzocht is verweerder te verbieden verzoekster tijdens de bezwaarprocedure uit Nederland te (doen) verwijderen. Tevens is verzocht verweerder te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure met inbegrip van het griffierecht. Ter onderbouwing van het spoedeisend belang heeft verzoekster aangevoerd dat uit respect voor het oordeel van de rechtbank verweerder niet overgaat tot onomkeerbare handelingen, zoals de uitzetting van een vreemdeling, zolang op de voorlopige voorziening nog niet is beslist. Het afwijzen van de voorlopige voorziening heeft tot gevolg dat het reële risico herleeft dat verweerder alsnog overgaat tot het plegen van uitzettingshandelingen.
2. Aan de orde is de vraag of er aanleiding bestaat de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Een dergelijke voorziening kan op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (bijvoorbeeld de uitspraak van 6 juni 2008, LJN BD3910) levert de enkele omstandigheid dat het besluit van 9 juli 2009 voor uitvoering vatbaar is, geen spoedeisend belang op als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb. Verzoekster is in de gelegenheid gesteld aannemelijk te maken dat er een spoedeisend belang bestaat bij het verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster is hier niet in geslaagd, aangezien uit hetgeen verzoekster heeft aangevoerd niet kan worden afgeleid dat binnen korte termijn uitzetting zal plaatsvinden dan wel dat om andere redenen sprake is van een spoedeisend belang. Dat het afwijzen van een voorlopige voorziening tot gevolg heeft dat het reële risico herleeft dat verweerder alsnog overgaat tot het plegen van uitzettingshandelingen, maakt bovenstaande niet anders. De enkele mogelijkheid van uitzetting betekent immers niet dat er sprake is van een concrete uitzetting(sdatum).
4. Het verzoek wordt daarom als kennelijk ongegrond afgewezen. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, derde lid in samenhang met artikel 8:84 van de Awb uitspraak te doen zonder zitting.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan op 3 november 2009 door mr. C.W. Rang, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van D. Bokma, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
de griffier de voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op:
Coll:
D:B