ECLI:NL:RBSGR:2009:BK2231

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/19115
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.W. Rang
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak zonder spoedeisend belang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 oktober 2009 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie op 25 mei 2009 was afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft verzoekster op 27 mei 2009 een bezwaarschrift ingediend, maar de werking van het besluit werd niet opgeschort door deze indiening. Verzoekster heeft op 26 mei 2009 een verzoekschrift ingediend bij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, dat op 18 juni 2009 is aangevuld. De rechtbank heeft partijen verzocht om nadere inlichtingen te verstrekken, waarop beide partijen hebben gereageerd.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat voor het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onverwijlde spoed vereist is, gelet op de betrokken belangen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat de enkele omstandigheid dat een besluit voor uitvoering vatbaar is, geen spoedeisend belang oplevert. Verzoekster is in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat er sprake is van een spoedeisend belang, maar is hierin niet geslaagd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen, en heeft het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Rang, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van D. Bokma, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 09/19115
V-nr: *
uitspraak van de voorzieningenrechter
in het geding tussen:
verzoekster [naam], geboren [datum] in 1954, van Ghanese nationaliteit,
gemachtigde: mr. M.J.M. Peeters, advocaat te Amsterdam,
en:
de staatssecretaris van Justitie, verweerder.
1. Procesverloop
Verweerder heeft de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. Dit besluit is genomen op 25 mei 2009. Verzoekster heeft op 27 mei 2009 tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. De werking van dit besluit wordt niet opgeschort door de indiening van een bezwaarschrift.
Bij verzoekschrift van 26 mei 2009 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is op 18 juni 2009 aangevuld.
Bij brieven van 1 september 2009 is aan partijen verzocht om binnen vier weken nadere inlichtingen te verstrekken. Bij brief van 3 september 2009 heeft verzoekster hierop een reactie ingediend. Bij brief van 7 september 2009 heeft verweerder een reactie ingediend.
2. Overwegingen
1. Verzocht is het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en te bepalen dat verzoekster de behandeling van het bezwaarschrift in Nederland af mag wachten.
2. Aan de orde is de vraag of er aanleiding bestaat de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Een dergelijke voorziening kan op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (bijvoorbeeld de uitspraak van 6 juni 2008, LJN BD3910) levert de enkele omstandigheid dat het besluit van 25 mei 2009 voor uitvoering vatbaar is, geen spoedeisend belang op als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb. Verzoekster is in de gelegenheid gesteld aannemelijk te maken dat er een spoedeisend belang bestaat bij het verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster is hier niet in geslaagd, aangezien uit hetgeen verzoekster heeft aangevoerd niet kan worden afgeleid dat binnen korte termijn uitzetting zal plaatsvinden dan wel dat om andere redenen sprake is van een spoedeisend belang.
4. Het verzoek wordt daarom als kennelijk ongegrond afgewezen. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, derde lid in samenhang met artikel 8:84 van de Awb uitspraak te doen zonder zitting.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan op 20 oktober 2009 door mr. C.W. Rang, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van D. Bokma, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
de griffier de voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op:
Coll: MM
D: B