ECLI:NL:RVS:2008:BD1121
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- T.M.A. Claessens
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Intrekking van een asielaanvraag en de geloofwaardigheid van het asielrelaas
In deze zaak gaat het om de intrekking van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie. De vreemdeling had op 15 juni 2005 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke aanvraag door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie werd afgewezen. Dit besluit werd echter op 23 juni 2005 ingetrokken. De vreemdeling ging in beroep tegen de afwijzing, en de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Middelburg, verklaarde het beroep gegrond op 29 oktober 2007. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de uitspraak.
De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. In het hoger beroep werd door de staatssecretaris aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de eerdere afwijzing van de aanvraag impliceerde dat het relaas van de vreemdeling geloofwaardig was geacht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de minister in het besluit van 15 juni 2005 zich niet expliciet had uitgelaten over de geloofwaardigheid van het relaas van de vreemdeling. Aangezien het eerdere besluit was ingetrokken, kon de vreemdeling niet zonder meer vertrouwen op de geloofwaardigheid van zijn relaas in het nieuwe besluit.
De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris niet in strijd met het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld door de ongeloofwaardigheid van het relaas aan de vreemdeling tegen te werpen. De grief van de staatssecretaris slaagde, en het hoger beroep werd gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.