ECLI:NL:RVS:2007:BB4823
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- T.M.A. Claessens
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en verlenging geldigheidsduur
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's Hertogenbosch, die op 11 juli 2007 werd gedaan. De rechtbank had de besluiten van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 16 januari 2007 vernietigd, waarbij aan twee vreemdelingen een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd was verleend met ingang van 15 september 2006. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de ingangsdatum van de verblijfsvergunningen niet op een eerdere datum kon liggen, zoals door de gemachtigde van de vreemdelingen was aangevoerd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 25 september 2007 geoordeeld dat de rechtbank de staatssecretaris ten onrechte had verweten dat hij niet voldoende had gemotiveerd waarom de ingangsdatum van de verblijfsvergunningen op 15 september 2006 was vastgesteld. De Afdeling benadrukte dat volgens artikel 26 van de Vreemdelingenwet 2000 de verblijfsvergunning wordt verleend met ingang van de dag waarop de vreemdeling aantoont aan alle voorwaarden te voldoen, maar niet eerder dan de datum van ontvangst van de aanvraag. De Afdeling concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat de vreemdelingen op 15 september 2006 aan de voorwaarden voor verlenging hadden voldaan.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de beroepen van de vreemdelingen tegen de besluiten van de minister werden ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de betrokken rechters de beslissing hebben vastgesteld en openbaar hebben uitgesproken op 25 september 2007.