ECLI:NL:RVS:1998:AB1445
Raad van State
- Hoger beroep
- Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Rechtspraak.nl
Afwijzing naturalisatieverzoek op basis van openbare orde en veiligheid
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen een eerdere uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam. De zaak betreft de afwijzing van een naturalisatieverzoek van [bezwaarde] op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rijkswet op het Nederlanderschap. De Staatssecretaris had het verzoek afgewezen omdat er ernstige vermoedens bestonden dat [bezwaarde] gevaar opleverde voor de openbare orde, gebaseerd op een eerdere strafrechtelijke veroordeling. De rechtbank had echter geoordeeld dat, gezien de tijd die verstreken was sinds de veroordeling en het feit dat [bezwaarde] zich sindsdien niet meer schuldig had gemaakt aan strafbare feiten, er geen sprake was van dergelijke ernstige vermoedens.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van [bezwaarde] alsnog ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat de richtlijnen in de "Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap" als uitgangspunt mogen dienen, maar dat er rekening gehouden moet worden met de specifieke omstandigheden van het geval. In dit geval was de tijd tussen de veroordeling en de aanvraag van het naturalisatieverzoek niet zodanig dat het gedrag van [bezwaarde] als ongevaarlijk kon worden aangemerkt. De Afdeling concludeerde dat de eerdere veroordeling van [bezwaarde] voldoende was om te concluderen dat er ernstige vermoedens bestonden dat hij gevaar opleverde voor de openbare orde.
De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 2 februari 1998.