ECLI:NL:RBZWB:2025:847

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
02-015022-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afleveren van ketamine zonder vereiste registratie en witwassen

Op 14 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het afleveren van ketamine zonder de vereiste registratie en aan witwassen. De verdachte, geboren in 1978 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in P.I. Dordrecht. De zaak werd inhoudelijk behandeld op verschillende zittingen in oktober en december 2024, waarbij de officieren van justitie, mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs, hun standpunten kenbaar maakten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer en handel in grote hoeveelheden ketamine zonder vereiste registratie, het medeplegen van witwassen en het voorhanden hebben van munitie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte betrokken was bij meerdere transporten van ketamine vanuit Duitsland naar Nederland, waarbij hij fungeerde als beveiliging en controleur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de illegale activiteiten en dat hij opzettelijk handelde zonder de vereiste vergunningen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen door een Mercedes te kopen met contant geld dat van misdrijf afkomstig was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van munitie, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij hiervan op de hoogte was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-015022-23
vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
thans gedetineerd in P.I. Dordrecht
raadsman mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 1, 3 en 7 oktober 2024 en 18 december 2024, waarbij de officieren van justitie, mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het verleende verstek wordt als vervallen verklaard. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 14 februari 2025.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan invoer van en handel in grote hoeveelheden ketamine zonder vereiste registratie dan wel vergunning, het medeplegen van witwassen en het voorhanden hebben van munitie.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De dagvaarding is geldig.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
3.3
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging bepleit op de grond dat verdachte niet is overgeleverd voor vervolging op grond van overtreding van de artikelen 38 en 40 van de Geneesmiddelenwet en witwassen, terwijl daar nu wel sprake van is.
De rechtbank overweegt dat de beslissing tot overlevering van verdachte van de Spaanse rechter, overeenkomstig jurisprudentie van de Hoge Raad (zie onder meer ECLI:NL:HR:2024:468) moet worden gelezen in samenhang met het Europees aanhoudingsbevel (verder: EAB) dat aanleiding was om deze beslissing te nemen. In de Spaanse beschikking tot overlevering van verdachte wordt hiernaar ook expliciet verwezen. Het EAB dient gegevens te bevatten op basis waarvan overlevering van de opgeëiste persoon wordt verzocht. De rechtbank stelt vast, zoals ook al eerder in het kader van de beslissingen van 21 oktober en 18 december 2024 op de verzoeken tot opheffing van de voorlopige hechtenis is gebeurd, dat de overtreding van de Geneesmiddelenwet, de Opiumwet, de Wet wapens en munitie en witwassen expliciet zijn genoemd als strafbare feiten die als verdenking aan het arrestatiebevel ten grondslag worden gelegd. Als zogenoemde “lijstfeiten” zijn aangekruist “illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen” en “witwassen van opbrengsten van misdrijven”. Het doel van het opnemen van deze gegevens is onder meer dat het voor de opgeëiste persoon (verdachte) duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Dit is ook aan verdachte meegedeeld tijdens zijn verhoor in Spanje waardoor hij wist waarmee hij instemde. Het enkele feit dat in het EAB alleen het strafmaximum van het Opiumwetfeit wordt genoemd, maakt dit niet anders. Verder constateert de rechtbank dat in de Spaanse beschikking wordt vastgesteld dat er geen gronden zijn tot weigering van de overlevering of het stellen van voorwaarden daaraan. Ook na heroverweging van hetgeen door de raadsman is aangevoerd, deelt de rechtbank niet het standpunt van de verdediging dat verdachte niet zou zijn overgeleverd voor overtreding van de Wet wapens en munitie, overtreding van de Geneesmiddelenwet en witwassen. Dit leidt tot de conclusie dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.
3.4
De schorsing van de vervolging
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie acht voor feit 1 enkel het witwassen van de auto wettig en overtuigend bewezen. Van het witwassen van de € 75.000,- vordert zij vrijspraak. Voor feit 2 acht het Openbaar Ministerie alle transporten van de tenlastegelegde hoeveelheden ketamine wettig en overtuigend bewezen. Zij gaat daarbij uit van overtreding van artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. Van artikel 40 van de Geneesmiddelenwet vordert zij vrijspraak. Tot slot vordert zij vrijspraak voor het voorhanden hebben van de 19 kogelpatronen onder feit 3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten. In het geval van een bewezenverklaring van feit 3 kan het geldbedrag slechts op € 18.000,- worden vastgesteld. Voor de motivering wordt verwezen naar de pleitnota.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1
Aanleiding onderzoek Pamukkale
Op 1 november 2022 werd het opsporingsonderzoek Pamukkale gestart. Dit onderzoek richtte zich op de invoer van verdovende middelen binnen Nederlands grondgebied en witwassen. Dit onderzoek is gestart naar aanleiding van verstrekte TCI informatie dat [medeverdachte 1] samen met anderen betrokken zou zijn bij de invoer van grote hoeveelheden cocaïne via verschillende havens. Hij zou in een partij cocaïne van tientallen miljoenen euro’s hebben geïnvesteerd. [medeverdachte 1] zou de verdiensten investeren in panden in Marbella die hij veelal op naam zou zetten van zijn zoon. Gebleken was ook dat [medeverdachte 2] , de zoon van [medeverdachte 1] , in het onderzoek TELEAC was aangehouden op grond van een verdenking van de handel in harddrugs en witwassen. Uit dit onderzoek was naar voren gekomen dat [medeverdachte 2] over deze handel en het overbrengen van grote contante geldbedragen naar Marbella contact had met medeverdachten. Uit het verdere onderzoek bleek [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] contacten had met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] , vermoedelijk in het kader van onder meer overtredingen van de Opiumwet, overtredingen van de Geneesmiddelenwet en witwassen. Dit heeft in dit onderzoek voor alle voornoemde personen tot diverse verdenkingen van strafbare feiten geleid.
4.3.2.2
De rechtmatigheid van het verkregen bewijs
4.3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat al het bewijs onrechtmatig is verkregen omdat in de onderzoeken 26Samber en 26Lytham de Exclu-server onrechtmatig is getapt en gehackt. Daaraan is ten grondslag gelegd:
- De rechter-commissaris heeft niet in redelijkheid kunnen besluiten om machtiging tot tappen en hacken te verlenen omdat de artikelen 126t en 126uba van het Wetboek van Strafvordering (Sv) daartoe geen basis bieden nu niet in redelijkheid kan worden gezegd dat ten aanzien van alle gebruikers van Exclu sprake is van een verdenking van het in georganiseerd verband plegen van ernstige misdrijven (als omschreven in artikel 67, lid 1, Sv) dan wel 8-jaarsfeiten;
- De inzet van bulkinterceptie en hacken is in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit omdat minder ingrijpende middelen (ogenschijnlijk) wel mogelijk waren. De verdediging heeft dit onvoldoende mogen onderzoeken;
- De verdediging heeft de juistheid, volledigheid, integriteit en herleidbaarheid van de gegevens en dus de betrouwbaarheid daarvan niet kunnen onderzoeken en toetsen, doordat geen toegang is verleend tot hiervoor essentiële informatie zoals met name de ruwe dataset.
Op grond van deze argumenten concludeert de verdediging dat sprake is van schending van de artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (verder: EVRM), wat moet leiden tot bewijsuitsluiting en integrale vrijspraak.
Voor het volledige standpunt van de verdediging wordt verwezen naar de als bijlage aan dit vonnis gehechte pleitnota.
4.3.2.2.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie stelt dat alle (herhaalde) verweren van de verdediging over de Exclu-data moeten worden verworpen, nu daartoe geen nieuwe feiten en omstandigheden als onderbouwing zijn aangevoerd. Zij herhaalt hierover haar eerder ingenomen standpunt, dat de beschikbare Exclu-data rechtmatig is verkregen en als betrouwbaar bewijs is aan te merken. De Exclu-data is verkregen op basis van vorderingen en machtigingen in onderzoek 26Lytham waar een verdenking ex artikel 126o Sv tegen alle gebruikers van Exclu onder ligt en waarvan alle verantwoordingsstukken aan het dossier van onderhavige zaak zijn gevoegd. Onderzoek 26Lytham heeft steeds plaatsgevonden met machtigingen van de rechter-commissaris. Met de afgegeven machtigingen heeft een rechterlijke beoordeling plaatsgevonden van de rechtmatigheid, subsidiariteit en proportionaliteit.
De verkregen data is betrouwbaar. Dit kan worden afgeleid uit het feit dat er leesbare data is verkregen. De betrouwbaarheid wordt verder onderbouwd door het NFI-rapport daarover. Ook het NFI concludeert dat de leesbare berichten betrouwbaar zijn. Deze kunnen namelijk alleen worden gelezen als de sleutels correct zijn verkregen. Er is dan ook geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat de overige meegekregen informatie/data met betrekking tot bijvoorbeeld tijd en/of plaats niet correct zou zijn.
De ontsleutelde berichten zijn dan ook rechtmatig verkregen en betrouwbare bewijsmiddelen. Er is geen sprake van schending van artikel 6 en/of 8 EVRM. Er is sprake van een eerlijk proces.
4.3.2.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De verschillende onderzoeken
Onderzoek 26Samber is een titel IVa-onderzoek. Dergelijke onderzoeken betreffen de bijzondere bevoegdheden tot opsporing van vermoedelijk begane strafbare feiten (conform de regeling in artikel 126g-126ni Sv). Onderzoek 26Samber richt zich op de (NN) rechts- en/of natuurlijke perso(o)n(en) betrokken bij het aanbieden van versleutelde communicatie onder het merk Exclu.
Onderzoek 26Lytham is een titel V-onderzoek. Dergelijke onderzoeken betreffen de bijzondere bevoegdheden tot opsporing voor het onderzoek naar het beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband (conform de regeling in artikel 126o126ui Sv). Onderzoek 26Lytham richt zich op de (onbekende) gebruikers van Exclu. De doelstelling van onderzoek 26Lytham is het identificeren van de NN-gebruikers van Exclu. Deze informatie wordt vervolgens uitgegeven aan titel IVa-doelonderzoeken, waaronder onderzoek Pamukkale ook wordt begrepen.
De gedragingen waarover de verdediging zich beklaagt zijn verricht in het kader van het strafrechtelijke onderzoek 26Lytham. Dat onderzoek zag niet op strafbare feiten die door verdachte zouden zijn gepleegd.
Dat een vormverzuim is begaan in een ander onderzoek dan het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake het aan hem tenlastegelegde feit, terwijl de resultaten van dat andere onderzoek een rol spelen als startinformatie of (mogelijk) bewijsmateriaal oplevert, sluit volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2024:192 r.o. 7.3.3 en 7.3.4) niet uit dat aan dat verzuim, voor zover dat verzuim van bepalende invloed is geweest, een rechtsgevolg wordt verbonden. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank de klachten van de verdediging over vormverzuimen in de aan het onderzoek Pamukkale voorafgaande onderzoeken in het kader van een beroep op artikel 359a Sv kan en zal betrekken.
De verkrijging en verwerking van de Exclu-data
De feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit de verantwoordingsstukken over onderzoek 26Lytham af dat dit onderzoek is aangevangen met het doel om de identiteit te achterhalen van de NNgebruikers van Exclu. Op basis van die doelstelling is berichtenverkeer tussen de gebruikers van Exclu onderschept en ontsleuteld. Omdat de server van Exclu zich op dat moment in Duitsland bevond, heeft voor de interceptie van de berichtenstroom en het verkrijgen van de sleutels een hack plaatsgevonden op de server in Duitsland. De Duitse politiële autoriteiten zijn daartoe overgaan nadat Nederland hiertoe een verzoek heeft gedaan.
Uit onderzoek naar de wijze van versleuteling is gebleken dat ontsleutelde berichten kunnen worden verkregen uit opgenomen communicatie van de berichtenserver met behulp van sleutelmateriaal. Dit sleutelmateriaal bestaat voor ieder bericht uit twee sleutels.
De eerste sleutel kon worden verkregen met behulp van een in te zetten interceptiemiddel. Daarvoor is de machtiging ex artikel 126t Sv gevraagd. De rechter-commissaris heeft bij de beschikking van 22 juli 2022 de machtiging verleend voor het tappen van Exclu-verkeer van de Duitse server (ex artikel 126t Sv). Deze machtiging is in totaal zes keer verlengd. In de eerste beschikking wordt verwezen naar de daaraan voorafgaande vordering met het proces-verbaal van verdenking van 20 juli 2022.
Voorts is gebleken dat de wijze waarop de tweede sleutel kan worden verkregen afhankelijk is van het moment waarop een gebruiker zich registreert. Voor gebruikers van de Exclu-applicatie die zich gedurende de tijd dat het interceptiemiddel actief is registreren, kan deze sleutel worden verkregen op dezelfde manier waarop ook de eerste sleutel is verkregen, dus met toepassing van de machtiging ex artikel 126t Sv. Voor gebruikers die zich voorafgaand aan de inzet van het interceptiemiddel of tijdens onderbrekingen van de inzet van het interceptiemiddel hebben geregistreerd kan deze sleutel alleen worden verkregen uit een database op de Exclu-server. Daarvoor is de machtiging ex artikel 126uba Sv gevraagd. In de beschikking op deze vordering van 25 augustus 2022 heeft de rechter-commissaris de machtiging verleend voor het hacken van de server van Exclu in Duitsland ex artikel 126uba Sv. Deze machtiging is vijf keer verlengd. Aan deze beschikking is een vordering voorafgegaan, met daarbij het proces-verbaal met kenmerk 26Lytham-00053 en verwijzing naar het eerder overgelegde proces-verbaal van verdenking met kenmerk 26Lytham-0026. Deze beschikkingen en verlengingen zijn steeds opgevolgd door Europese onderzoeksbevelen, gericht aan de bevoegde Duitse autoriteiten.
Uit voornoemde beschikkingen en de daarbij behorende processen-verbaal blijkt dat de rechter-commissaris daarbij in overweging heeft genomen dat gebruikers van geencrypteerd berichtenverkeer zoals door Exclu aangeboden, er in het algemeen belang bij hebben dat de inhoud van hun communicatie verborgen blijft voor politie en justitie. Verder heeft de rechter-commissaris ook de aard van de diensten van Exclu betrokken. In het proces-verbaal van verdenking wordt beschreven dat de Exclu applicatie via geselecteerde “resellers” wordt verkocht waarbij uitsluitend contant of via bitcoin wordt betaald, terwijl geen enkele identificatie plaatsvindt. De Exclu applicatie heeft kenmerken zoals “panic button”, “icon change” en “dummy applicaties” waarmee kennelijk het gebruik van Exclu wordt beoogd te verhullen.
In de beschikking van 25 augustus 2022 worden aan de verleende machtiging de voorwaarden verbonden dat de vergaarde informatie slechts mag worden doorzocht op vooraf vastgelegde zoeksleutels. De met die zoeksleutels geselecteerde informatie dient bovendien eerst aan de rechter-commissaris te worden voorgelegd om de inhoud, omvang en relatie tot de vermoedelijk gepleegde of te plegen strafbare feiten te controleren. Alleen nadat de rechter-commissaris daar positief op heeft beslist, kan deze informatie aan het Openbaar Ministerie of de politie ten behoeve van (opsporings)onderzoeken beschikbaar worden gesteld. Bovendien wordt aan de machtiging de absolute randvoorwaarde verbonden dat de vergaarde communicatie slechts ter beschikking mag worden gesteld voor onderzoeken naar strafbare feiten als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv in georganiseerd verband gepleegd of beraamd en die gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven die in dat georganiseerde verband worden beraamd of gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken, dan wel misdrijven met een terroristisch oogmerk.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft ter beoordeling van het verweer acht geslagen op het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2023 (vgl. ECLI:NL:HR:2023:913). De rechtbank dient na te gaan of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn beslissingen tot tappen respectievelijk hacken van de Exclu-server heeft kunnen komen. De rechtbank dient ervoor zorg te dragen dat eventueel gebruik van de verkregen Exclu-gegevens zich verhoudt met het recht op een eerlijk proces, in die zin dat de rechtbank de “overall fairness” van de strafzaak tegen verdachte moet waarborgen.
Gelet op de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris, in die situatie en op basis van die stand van zaken, in redelijkheid tot de afgegeven machtigingen met bijbehorende verlengingen heeft kunnen komen. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris gezien de op dat moment beschikbare informatie en het kader waarbinnen de machtigingen werden gevraagd – te weten onderzoek naar de NN-gebruikers van de versleutelde communicatie onder het merk Exclu, zijnde een persoon/personen ten aanzien van wie uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat hij/zij betrokken is/zijn bij het in een of meer georganiseerd(e) verband(en) beramen of plegen van feiten – in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat er ten aanzien van de gebruikers van Exclu een verdenking bestond die inzet van de tapbevoegdheid ex artikel 126t Sv respectievelijk hackbevoegdheid van artikel 126uba Sv rechtvaardigde.
De omstandigheid dat het niet (volledig) is uitgesloten dat er ook gebruikers van Exclu zijn die niet aan bedoelde criteria voldoen, leidt de rechtbank niet tot het oordeel dat de inzet van deze bevoegdheden tot onrechtmatige bewijsvergaring ten opzichte van verdachte heeft geleid. Daarbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Na ontsleuteling van de berichten met toepassing van artikelen 126t en 126uba Sv zijn er weliswaar leesbare berichten zichtbaar geworden, maar deze zijn zonder nader onderzoek niet te linken aan personen, nu gebruik wordt gemaakt van nummers en nicknames zoals [nickname 17] , [nickname 2] , [nickname 27] etc. Voor die link is nader onderzoek noodzakelijk en dit nadere onderzoek mag alleen plaatsvinden onder de strikte voorwaarden die door de rechter-commissaris aan de afgegeven machtigingen zijn verbonden. Met name de woordenlijsten waarmee mag worden gezocht, waarborgen dat alleen die Exclu-id’s die voldoen aan de beperkingen van de artikelen 126t en 126uba Sv voor verder onderzoek in aanmerking komen. Dit betekent dat alleen ten aanzien van die Exclu-id’s wordt onderzocht of ze kunnen worden gekoppeld aan een identificeerbare persoon. Het zoeken met bedoelde woordenlijsten betreft geautomatiseerde zoekslagen, waarbij er niemand is die persoonlijk kennisneemt van de inhoud van daaraan verbonden bestanden. De zoekactie is weliswaar breed (dat wil zeggen in een groot aantal data), maar doordat de gehanteerde methode zeer gericht zoekt en de resultaten beperkt blijven tot wat gezocht wordt, blijft de privacy-inbreuk beperkt en wordt gewaarborgd dat er geen inbreuk wordt gemaakt op de privacy van identificeerbare personen die niet voldoen aan de criteria van artikel 126t en 126uba Sv.
Blijkens de machtigingen en de voorwaarden die de rechter-commissaris daaraan heeft verbonden, heeft de rechter-commissaris de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit onderkend en getoetst. Zoals hiervoor al is overwogen, is slechts gezocht met behulp van vooraf vastgestelde zoeksleutels, die sterke aanwijzingen opleveren voor georganiseerde zware criminaliteit. De rechter-commissaris heeft de geselecteerde informatie eerst gecontroleerd (op inhoud, omvang en relatie tot strafbare feiten) voordat verdere verspreiding heeft kunnen plaatsvinden. Er is bovendien sprake geweest van een periodieke termijn waarin opnieuw getoetst moest worden of de machtigingen voor verlenging in aanmerking konden komen. Tot slot heeft de rechter-commissaris in de beschikkingen aantoonbaar meegewogen dat de informatie niet op een andere, minder ingrijpende, wijze kon worden verkregen en gebruikt dan de gehanteerde manier die thans is gevolgd.
De rechtbank is – marginaal toetsend – van oordeel dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat onder de aan de machtiging verbonden voorwaarden aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan. Nu onderzoek 26Lytham is gericht op NN-gebruikers van Exclu (die betrokken zijn bij het in een georganiseerd verband beramen en plegen van ernstige misdrijven), is in de processen-verbaal voldoende onderbouwd waarom andere, minder ingrijpende opsporingsmethoden zoals het door de verdediging genoemde gebruik van “Portal-data al dan niet in combinatie met IMSI-catcher” ontoereikend zijn, nog daargelaten of voor deze onderzoeken ook geen vergelijkbare bevoegdheden noodzakelijk zijn.
De verwijzing door de verdediging naar rechtspraak over bulkinterceptie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en het Europese Hof van Justitie (HvJ-EU) leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat genoemde uitspraken als Big Brother Watch (EHRM, 58170/13 e.a.) betrekking hebben op een wezenlijke andere situatie als waarvan in dit geval sprake is. Het verkrijgen van de Exclu-gegevens richt zich immers tot een afgebakende groep gebruikers van één specifieke telecomdienst, terwijl er een concrete verdenking bestond dat deze dienst gebruikt zou worden door criminelen die zich (in georganiseerd verband) met zeer ernstige strafbare feiten hebben beziggehouden. Dat is een wezenlijk andere situatie dan bijvoorbeeld het bewaren van alle metadata van alle abonnees van een (willekeurige) telecomprovider ten behoeve van toekomstige strafrechtelijke onderzoeken. Gesteld noch gebleken is dat het arrest van het HvJ-EU ten aanzien van een enigszins vergelijkbare dienst voor versleutelde telecommunicatie (EncroChat) van 30 april 2024 (ECLI:EU:C:2024:372) tot de conclusie zou moeten leiden dat sprake is van een onevenredige inbreuk op de privacy van de gebruikers van Exclu. Verder is van groot belang dat – zoals hiervoor al is overwogen – de dataverzameling anoniem is geschied. Pas na verder opsporingsonderzoek kon (in sommige gevallen) een persoon worden gekoppeld aan een gebruikersaccount.
De rechtbank concludeert dan ook dat het verkrijgen en verwerken van de data zorgvuldig en met oog voor de privacybelangen van betrokkenen is gebeurd.
De verweren die op dit punt door de verdediging zijn aangedragen slagen niet.
De (toetsing van de) betrouwbaarheid van de data
Allereerst dient in dit verband te worden opgemerkt dat de verdediging, in beginsel, op grond van de in artikel 6 EVRM gegarandeerde waarborgen het recht heeft toegang te verkrijgen tot al het materiaal, dat zowel ten nadele als ten gunste van de verdachte kan worden gebruikt. Het recht op toegang tot en inzage in methoden en resultaten van onderzoek betreft echter geen absoluut recht. Dat recht dient ook niet verward te worden met een recht op toegang tot al het materiaal waarover het Openbaar Ministerie beschikt. Van de verdediging mag worden verwacht dat zij gemotiveerd duidelijk maakt naar welke gegevens zij op zoek is. Met andere woorden: het zo mogelijk voorkomen van ‘fishing expeditions’ vormt onder omstandigheden een nadere beperking op dit recht op toegang.
De rechtbank stelt vast dat met proces-verbaal LERDC200002-2119 (bijlage 88 bij Algemeen proces-verbaal Lytham) inzicht is gegeven in de werking van Exclu en in het proces van ontsleuteling van de Exclu-communicatie. Voorts stelt de rechtbank vast dat de rechter-commissaris in de machtiging van 25 augustus 2022 voorwaarden heeft gesteld aan de wijze van uitvoering van het bevel binnendringen, die niet alleen betrekking hebben op wat er mag worden gehackt, maar ook hoe de gegevens worden vastgelegd en hoe waarborgen getroffen waarmee de betrouwbaarheid, integriteit en herleidbaarheid van de vast te leggen gegevens worden gegarandeerd.
De rechtbank is -met het Openbaar Ministerie- van oordeel dat uit de beschrijving van de werking van Exclu en de ontsleuteling van de berichten volgt dat uit het feit dat er leesbare data zijn, blijkt dat niet alleen de vergaring van de berichten, maar ook de vergaring van de twee sleutels die nodig zijn om deze berichten te kunnen ontsleutelen op betrouwbare wijze is verlopen.
De betrouwbaarheid wordt verder onderbouwd door het NFI-rapport over de betrouwbaarheid van de data van 27 september 2023. Middels een testopstelling is de correctheid en de volledigheid van de interceptie van berichten verstuurd over de Exclu-berichtendienst getest. Tijdens de duur van het referentie-experiment, van 27 oktober 2022 tot en met 3 februari 2023, zijn 54.481 unieke testberichten verstuurd en geregistreerd. Het NFI concludeert dat de gegevens verkregen uit interceptie, buiten door de testopstelling veroorzaakte (en te verklaren) verschillen, voor alle vergeleken berichten correct zijn. De gegevens verkregen uit interceptie zijn 99,6% volledig. Dit komt door het ontbreken van interceptiegegevens op 3 januari 2023 tussen 13:16 en 14:51 uur.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat er onvoldoende reden is voor twijfel aan de betrouwbaarheid van de verkregen data. In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen begin van aannemelijkheid van feiten of omstandigheden die tot dergelijke twijfel aanleiding zouden kunnen geven. De enkele omstandigheid dat de Inspectie Justitie en Veiligheid in het ‘Verslag toezicht wettelijke hackbevoegdheid politie 2022’ en het Parket van de Hoge Raad in het eindrapport ‘Onderzoek in een geautomatiseerd werk’ van 2022 constateren dat de inrichting en toepassing van geautomatiseerde logging en handmatige verslaglegging nog niet op orde is, doet daar niet aan af. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdediging niet nader heeft onderbouwd wat het effect is van het mogelijk ontbreken van een (volledige) risicoanalyse op de betrouwbaarheid van de in onderzoek Pamukkale verkregen gegevens. Bovendien blijkt uit de brief van 7 december 2023 inzake Evaluatie Wet Computercriminaliteit III (binnendringen in een geautomatiseerd werk) van de Directie Rechtshandhaving en Criminaliteitsbestrijding Criminaliteit en Veiligheid dat wel veel logging aanwezig is en daarmee technisch gezien sprake is van doorlopende en automatische logging op verschillende niveaus. Aan het verbeteren van de risicoanalyse en de inrichting van de logging wordt gewerkt. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het mede van belang dat de verdediging niet (specifiek) heeft gevraagd om (een analyse van) die logginggevens. Het in het algemeen vragen om “de verstrekking (ter kennisneming, (nog) niet ter voeging) van alle Exclu-serverdata, nu de server(s) van de dienst ‘Exclu’ eveneens informatie zal (kunnen) betreffen die relevant is in het kader van (met name) de beoordeling van de juistheid en (mate van) volledigheid van de veiliggestelde data” is onder deze omstandigheden onvoldoende specifiek, en kan niet anders worden bestempeld dan een ‘fishing expedition’.
Ook de verweren ten aanzien van de betrouwbaarheid van de Exclu-data slagen dus niet. Niet kan worden gezegd dat de verdediging op basis van alle beschikbare gegevens onvoldoende in staat is geweest een effectieve verdediging te voeren.
Conclusie Exclu-verweren
De rechtbank is van oordeel dat de Exclu-data rechtmatig zijn verkregen en verwerkt, waarbij de fundamentele grondrechten en elementaire rechtsbeginselen gewaarborgd zijn gebleven. De verkregen data zijn betrouwbaar. Het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM), het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 EVRM), alsmede de proportionaliteit en subsidiariteit in het opsporingsonderzoek zijn geëerbiedigd. Daarmee is niet gebleken van enig vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Er is dan ook geen reden om tot bewijsuitsluiting over te gaan. De Exclu-data kunnen voor het bewijs worden gebruikt.
4.3.2.3
Identificatie versleutelde Exclu-berichten en nicknames
Uit het onderzoek 26Lytham is naar voren gekomen dat [medeverdachte 1] gebruik zou maken van de cryptodienst Exclu via het account [nummer 1] ( [nickname 1] ) en dat via deze cryptodienst contact had met de volgende Exclu-accounts:
[nummer 2] ( [nickname 2] ) en [nummer 3] ( [nickname 3] )
[nummer 4] ( [nickname 4] ) en [nummer 5] ( [nickname 5] )
[nummer 6] ( [nickname 6] ) en [nummer 7] ( [nickname 7] )
[nummer 8] ( [nickname 8] ) en [nummer 9] ( [nickname 9] )
[nummer 10] ( [nickname 10] ) en [nummer 11] ( [nickname 11] )
[nummer 12] ( [nickname 12] ) en [nummer 13] ( [nickname 13] )
[nummer 14] ( [nickname 14] )
[nummer 15] ( [nickname 15] ) en [nummer 16] ( [nickname 16] )
[nummer 17] ( [nickname 17] ) en [nummer 18] ( [nickname 18] )
[nummer 19] ( [nickname 19] )
[nummer 20] ( [nickname 20] )
[nummer 21] ( [nickname 21] )
[nummer 22] ( [nickname 22] )
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank over deze Exclu-accounts vast dat:
  • [medeverdachte 1] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 1] ( [nickname 1] ), [nummer 17] ( [nickname 17] ) en [nummer 14] ( [nickname 14] );
  • [medeverdachte 2] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 2] ( [nickname 2] ), [nummer 8] ( [nickname 8] ) en [nummer 9] ( [nickname 9] );
  • [medeverdachte 3] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 6] ( [nickname 6] ) en [nummer 7] ( [nickname 7] );
  • [medeverdachte 4] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 4] ( [nickname 4] ) en [nummer 5] ( [nickname 5] );
  • [medeverdachte 5] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 15] ( [nickname 15] ) en [nummer 16] ( [nickname 16] );
  • [verdachte] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 10] ( [nickname 10] ) en [nummer 11] ( [nickname 11] );
  • [medeverdachte 6] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 12] ( [nickname 12] ) en [nummer 20] ( [nickname 20] );
  • [medeverdachte 8] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 22] ( [nickname 22] );
  • [medeverdachte 9] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 21] ( [nickname 21] ) en [nummer 19] ( [nickname 19] );
  • [medeverdachte 10] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 18] ( [nickname 18] );
  • [medeverdachte 11] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 23] ( [nickname 23] );
  • [medeverdachte 7] vanaf 22 november 2022 het Exclu-account [nickname 10] heeft overgenomen en in gebruik heeft gehad.
Correctie weergegeven datum en tijd van verzonden Exclu-berichten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de weergegeven tijdstippen bij alle Exclu-berichten in het dossier in de kolom "datum en tijd" zijn weergegeven in UTCtijd. Dat betekent dat er voor de Nederlandse tijdstippen tijdens de wintertijd één uur bij opgeteld moet worden en tijdens de zomertijd twee uren.
Juistheid identificatie Exclu-accounts [nickname 10] en [nickname 11]
De verdediging heeft als verweer aangevoerd dat voor voornoemde Exclu-accounts onvoldoende kan worden vastgesteld wie wanneer de gebruiker daarvan is geweest. Dit omdat er sprake is van wisselende gebruikers en de bevindingen die door de politie worden gebruikt voor de identificatie van het account [nickname 11] enkel de eerste dag van de gebruikersperiode van 13 december t/m 15 januari 2023 dekken.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Zij is van oordeel dat het dossier voldoende informatie bevat om buiten redelijke twijfel vast te kunnen stellen, dat verdachte de gebruiker is geweest van zowel het account [nickname 10] als het account [nickname 11] in de daarvoor vastgestelde gebruikersperioden. Weliswaar is er door verdachte gewisseld van de telefoon met het Exclu-account [nickname 10] naar de telefoon met het Exclu-account [nickname 11] waarop de telefoon met het Exclu-account [nickname 10] is doorgegeven aan [medeverdachte 7] . Maar deze wisseling van telefoons betekent niet dat er ook vóór dan wel na die wissel, en dus in de periode van 14 december 2022 t/m 15 januari 2023, van telefoons is gewisseld en er door anderen gebruik is gemaakt van de telefoons met voornoemde Exclu-accounts. Het dossier biedt hiervoor in ieder geval geen enkel aanknopingspunt. Daarnaast blijkt uit het dossier dat wanneer iemand een nieuw account in gebruik nam, er werd gecontroleerd of werd vermeld wie dit was. Het herhaaldelijk wisselen van Exclu-telefoons acht de rechtbank bovendien onaannemelijk vanwege de vertrouwelijke informatie die via deze telefoons werd gedeeld. Gelet op het grote belang dat de groep hechtte aan veiligheid, moesten de gespreksdeelnemers er immers zeker van zijn dat de desbetreffende informatie bij de juiste persoon terecht kwam voor wie het was bedoeld. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer en gaat er vanuit dat verdachte in de vastgestelde periodes de gebruiker was van het account [nickname 10] en [nickname 11] .
4.3.2.4
De Feiten
Bewijsminimum
De rechtbank volgt de verdediging evenmin in het gevoerde verweer dat het bewijs voor de tenlastegelegde feiten slechts op één bron berust, namelijk de Exclu-berichten.
Het is weliswaar juist dat de berichten allemaal afkomstig zijn uit de ontsleuteling van de Exclu-applicatie, maar de rechtbank is van oordeel dat de berichten die ten grondslag worden gelegd aan de verdenking meerdere bewijsmiddelen opleveren. Zo gaat het om verschillende gesprekken van niet alleen verdachte met andere Exclu-gebruikers maar ook van andere Exclu-gebruikers met elkaar Daarnaast zijn er ook groepsgesprekken met verschillende daaraan deelnemende Exclu-gebruikers. In al deze gesprekken zijn niet alleen de berichten van verdachte te lezen, maar ook die van de andere deelnemers. Het gaat daarbij dus om meerdere gesprekken op meerdere dagen en op verschillende tijdstippen waarin over verschillende onderwerpen wordt gesproken en waarbij ook afbeeldingen worden gestuurd. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat met deze verschillende gesprekken op zichzelf al sprake is van meerdere bewijsmiddelen en bronnen. Daarnaast bevat het dossier ook andere, deze berichten ondersteunende bewijsmiddelen waarvan gebruik zal worden gemaakt. Daarmee is sprake van meerdere bewijsmiddelen en meerdere bronnen en aldus is voldaan aan het bewijsminimum.
Bij het bespreken van de aan verdachte en zijn medeverdachten verweten feiten zal de rechtbank, nu zij voor allen voldoende bewijs voor de identificaties ziet, volstaan met het vermelden van de namen van verdachten wanneer een Exclu-gesprek wordt aangehaald.
Feit 1
Onder dit feit wordt verdachte verweten dat hij zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van overtredingen van de Geneesmiddelenwet met betrekking tot 300, 600 en 525 kilogram ketamine. De rechtbank is op grond van de opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich hieraan samen met anderen schuldig heeft gemaakt. Zij overweegt daartoe het volgende.
Aankoop van ketamine
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 6] met zijn [bedrijf 1] grote hoeveelheden ketamine heeft aangekocht bij de Duitse bedrijven [bedrijf 2] GmbH (hierna: [bedrijf 2] ) en [bedrijf 3] AG (hierna: [bedrijf 3] ). Daarbij gaat het onder meer om leveringen van [bedrijf 2] van 300 en 600 kg in december 2022. Bij [bedrijf 3] gaat het onder meer om een aankoop van 2000 kg ketamine in vier delen in januari 2023 geleverd, driemaal 525 kg en eenmaal 425 kg. Die ketamine is ook bij die bedrijven in Duitsland in Marl ( [bedrijf 2] ) en Norderstedt ( [bedrijf 3] ) opgehaald.
300 kilogram op 13 december 2022
Uit Exclu-gesprekken blijkt dat er vanaf 5 december 2022 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] afspraken worden gemaakt over het op 12 december 2022 ophalen van 300 kg ketamine in Duitsland. Deze ketamine werd door [medeverdachte 6] besteld en betaald en hij heeft hierover contact met [medeverdachte 1] . Zij houden elkaar op de hoogte. In eerste instantie wordt hiervoor de door [verdachte] geregelde Combo gebruikt. [medeverdachte 9] , [verdachte] en de op het laatst door [medeverdachte 1] ingeschakelde [medeverdachte 8] rijden hiervoor naar Duitsland. [medeverdachte 9] geeft het adres van de [bedrijf 4] in Marl, Duitsland, aan [verdachte] door voor de chauffeur en gaat vooruit om rondom het bedrijf te kijken. Ook zal hij de grens controleren. De ketamine, die op een pallet staat, blijkt uiteindelijk niet in de Combo te passen. Daarom wordt het ophalen van de ketamine verschoven naar de volgende dag en wordt een bakwagen geregeld. [medeverdachte 6] regelt met het bedrijf dat er de volgende dag kan worden opgehaald. Dat laat hij vervolgens ook weten aan [medeverdachte 1] . De ketamine is vervolgens op 13 december 2022 opgehaald door [medeverdachte 9] , [medeverdachte 8] en [verdachte] en een tot op heden onbekend gebleven chauffeur. [medeverdachte 9] laat om 13:51:10 UTC aan [medeverdachte 1] weten dat ze het land in zijn. Hieruit leidt de rechtbank af dat het transport van ketamine de grens naar Nederland over is. De ketamine is naar [verdachte] gebracht. Daar heeft [medeverdachte 3] met een bakwagen het transport overgenomen en de ketamine meegenomen naar zijn terrein waar het werd opgeslagen. Op verzoek van [medeverdachte 1] stuurt [medeverdachte 3] om 16:43:49 UTC foto’s van ‘het spul’ waaruit blijkt dat [medeverdachte 3] op zijn terrein is aangekomen en het transport succesvol is afgerond.
600 kilogram op 22 december 2022
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 1] op 19 december 2022 aan [medeverdachte 2] laat weten dat er vrijdag opgehaald kan worden, waarop [medeverdachte 2] zegt ‘oh zo snel al ophalen die ket bedoel je’. Hieruit concludeert de rechtbank dat er gesproken wordt over een nieuw transport van ketamine. Op 20 december 2022 worden er opnieuw afspraken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] gemaakt voor het ophalen van ketamine in Duitsland. [medeverdachte 1] geeft hierbij aan hoe het transport moet plaatsvinden, namelijk met drie auto’s. Degenen die het ophalen betreffen wederom [medeverdachte 8] , [verdachte] , [medeverdachte 9] en nog een ander (vermoedelijk de chauffeur van de auto met de ketamine). Op 21 december 2022 overlegt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 3] hoe hij de ophaal wil doen waarop [medeverdachte 3] zegt ‘hetzelfde als vorige keer’. [medeverdachte 1] voegt nog toe dat het nu 2 pallets zijn. Op 21 december 2022 laat [medeverdachte 9] aan [medeverdachte 1] weten dat hij het op dezelfde manier wil doen als de vorige keer. Hij heeft toen samen met [medeverdachte 8] bij de [bedrijf 4] daar in het dorp op de chauffeur gewacht, wat op tien minuten afstand van het laadadres is. Mede gelet op een eerder bericht van [medeverdachte 9] aan [verdachte] op 12 december 2022 stelt de rechtbank vast dat het om de [bedrijf 4] in Marl in Duitsland gaat. De chauffeur heeft toen de brief (vermoedelijk de vrachtbrief) gekregen waarop [medeverdachte 9] een rondje heeft gedaan om te kijken of alles oké was in de omgeving van het bedrijf. Vervolgens is hij richting de grens gereden waar hij heeft gewacht tot hij bij het transport kon aansluiten. [medeverdachte 8] is achter de chauffeur aangereden om de ketamine op te halen. Vanaf de grens hebben [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] afwisselend voor en achter het voertuig met de ketamine gereden. In dit geval (met een extra auto erbij) stelt [medeverdachte 9] voor dat hij zelf de grens pakt en [medeverdachte 8] en [verdachte] elkaar onderweg afwisselen. Op 21 december 2022 laat [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 1] weten dat hij diezelfde dag de laadgegevens voor het ophalen morgen zal sturen. Op 22 december 2022 zijn bij het ophalen van de ketamine in Duitsland betrokken: [medeverdachte 9] , [medeverdachte 8] , [verdachte] en een onbekend gebleven chauffeur. Zij communiceren hierover onderling. [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] stemmen het ophaaltijdstip af. De ketamine wordt in Nederland eerst naar [verdachte] in Steenbergen gebracht. [medeverdachte 2] vraagt bij [verdachte] en [medeverdachte 1] naar het verloop van het transport. Om 17:53:54 UTC stuurt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] dat alles veilig is en ‘100 big 100 bb 100 [nickname 25] / [nickname 26] 300 wij’ waaruit valt af te leiden dat het om 600 kg ging die succesvol is aangekomen. Dat het om 600 kg ging, volgt ook uit het bericht van [medeverdachte 3] op 15 januari 2023 aan [medeverdachte 2] waar een afbeelding wordt gestuurd van een pakbon gedateerd op 21 december 2022 waarop staat dat het om 600 kg ketamine ging.
525 kilogram op 16 januari 2023
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 2] dit transport regelt en ook heeft aangestuurd. Zo is hij degene die contact heeft met [medeverdachte 6] over de benodigde productgegevens die hij vervolgens aan [medeverdachte 3] doorgeeft om een CMR op te maken. Uit die gegevens blijkt dat het om 525 kg ketamine gaat die bij [bedrijf 3] in Norderstedt opgehaald moet worden. Verder is hij degene die naar eigen zeggen een plan maakt en onder meer [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] instructies geeft over hoe het transport en de aanloop daar naartoe moeten worden uitgevoerd. Het transport wordt uitgevoerd door [medeverdachte 9] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 8] en een onbekend gebleken chauffeur. Zij zijn op 15 januari 2023 na 18.00 uur richting Norderstedt gereden. [medeverdachte 9] is degene die de vrachtwagen heeft opgehaald. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] moeten beiden achter de vrachtwagen aan rijden tot aan de slaaplocatie. De volgende dag is de ketamine met de vrachtwagen bij [bedrijf 3] in Duitsland opgehaald. Die dag is er ook een jongen met de bakwagen van [medeverdachte 3] naar Duitsland gegaan om de ketamine van de vrachtwagen in de bakwagen over te laden. [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] communiceren over de voortgang van het laden en de verwachte vertrektijd. [medeverdachte 8] moet later van [medeverdachte 9] de bakwagen overnemen en over de grens richting Duitsland naar Bad Bentheim brengen. [medeverdachte 9] geeft hiervoor een adres door. Vanaf daar neemt [medeverdachte 9] het met anderen over en moet [medeverdachte 8] bij iemand anders instappen, vermoedelijk [medeverdachte 5] . [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] chatten over het doorgeven van het tijdstip van aankomst aan [bedrijf 3] , welke gegevens er moeten worden doorgegeven om de pallet mee te krijgen en dat het is gelukt met het laden. De ketamine wordt vervolgens naar [verdachte] gebracht. [medeverdachte 2] instrueert vervolgens [medeverdachte 5] om [medeverdachte 3] op te halen zodat hij bij [verdachte] de bakwagen kan overnemen en die naar zijn terrein kan brengen. [medeverdachte 5] volgt [medeverdachte 3] hierbij naar zijn locatie totdat hij safe is. [medeverdachte 3] communiceert vervolgens om 22:04:41 UTC naar [medeverdachte 1] ‘safe’ en [medeverdachte 5] stuurt om 22:02:57 UTC hetzelfde bericht naar [medeverdachte 2] . Hieruit leidt de rechtbank af dat het transport van ketamine succesvol is verlopen.
Betrokkenheid verdachte
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank aldus dat [verdachte] betrokken is geweest bij alle drie de ketamine-transporten. Voor wat betreft het transport van de 525 kg ketamine blijkt weliswaar uit de Exclu-berichten dat [verdachte] aanvankelijk hiervan niets mocht weten en daardoor, anders dan bij de 300 en 600 kilogram, niet heeft deelgenomen aan de daadwerkelijke uitvoering van dit transport vanuit Duitsland. Maar uit diezelfde Exclu-berichten blijkt ook dat hij gedurende de uitvoering van dit transport door [medeverdachte 1] alsnog hiervan op de hoogte wordt gesteld. De ketamine is vervolgens net als bij de eerdere transporten van de 300 en 600 kilo naar [verdachte] gebracht. Een van de uitvoerders van het transport is door [medeverdachte 5] ook bij [verdachte] afgezet. [medeverdachte 3] heeft het transport vervolgens vanaf daar overgenomen en is naar zijn adres gegaan waar zich de stashlocatie bevond. Daarnaast is uit één van de door [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] verzonden notities gebleken dat [verdachte] , die in deze notitie ‘ [nickname 24] ’ wordt genoemd, niet alleen voor de eerste twee transporten, maar ook voor dit transport betaald zou worden. De rechtbank verwerpt dan ook het door de verdediging gevoerde verweer dat verdachte niet betrokken zou zijn geweest bij de drie hiervoor aangehaalde transporten.
Dat het daadwerkelijk om ketamine ging bij deze transporten, concludeert de rechtbank uit de bewijsmiddelen. De hiervoor genoemde aankopen en leveringen van ketamine van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] sluiten wat hoeveelheden en leverdata betreft aan bij de chatgesprekken en overige bewijsmiddelen met betrekking tot de transporten vanaf Marl en Norderstedt op die genoemde data. Ook zijn er op 3 februari 2023 tijdens de doorzoeking bij [medeverdachte 3] op de [adres 1] vaten ketamine aangetroffen met daarop stickers met batchnummers die onder meer overeenkomen met bij de genoemde leveringen genoemde batchnummers. Van de aangetroffen ketamine zijn monsters genomen die vervolgens door het NFI zijn onderzocht. De uitkomst hiervan was dat alle monsters (vrijwel) zuivere ketamine HCl bevatten. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte betrokken was bij transporten van ketamine
Wetenschap ketamine
De verdediging heeft als verweer aangevoerd dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat het om ketamine-transporten ging. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het om grote transporten ketamine ging die veel geld waard waren. Dit in combinatie met de illegaliteit van de transporten naar Nederland was het van groot belang om daarbij uit het zicht van politie en marechaussee te blijven, wat ook tot een bepaalde modus operandi leidde bij de uitvoering van de transporten. Om zelf geen risico te lopen, lieten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de transporten uitvoeren door anderen waaronder verdachte. Het laten uitvoeren van transporten van goederen met dergelijke waarde brengt met zich mee dat er een groot vertrouwen wordt gesteld in de uitvoerders hiervan. Het kan dan ook niet anders dan dat alle betrokkenen bij de uitvoering van de transporten op de hoogte moeten zijn geweest van wat zij vervoerden en de waarde daarvan. Weliswaar wordt er in de Exclu-berichten niet met betrekking tot de transporten in termen van K, ket, keta of ketamine met verdachte gesproken, maar uit die berichten blijkt wel dat hij weet waar het over gaat. Zo stuurde [medeverdachte 1] op 11 december 2022 naar [medeverdachte 2] een bericht wat voor verdachte was bedoeld. Hij zegt hier vervolgens over ‘Nee laat maar is voor [nickname 28] , Was voor [nickname 24] ’. Op 12 december 2022 vraagt [medeverdachte 9] aan verdachte of die zooi straks naar hem moet waarop verdachte antwoordt: “Yep, dacht van wel, maar vraag [nickname 1] ff voor de zekerheid”. Verder stuurt [medeverdachte 2] naar verdachte op 22 december 2022 “ja zijn bijna terug toch met die shit” waarop verdachte antwoordt: Nee, moesten omrijden, 1,5 uur nog”. Hieruit blijkt van versluierd taalgebruik wat kenmerkend is voor communicatie via telefoons over criminele activiteiten, zelfs via een crypto-applicatie. Ook is er een gesprek op 14 december 2022 tussen [medeverdachte 1] en verdachte, waarin verdachte een boodschap over keta moet overbrengen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte wel degelijk wist dat het om transporten van grote hoeveelheden ketamine ging.
Werkzame stof of geneesmiddel
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft geconcludeerd dat de op 3 februari 2023 aan de [adres 1] aangetroffen ketamine voldoet aan de omschrijving van het begrip werkzame stof als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder x.1, van de Geneesmiddelenwet (verder: Gnw). Diezelfde Inspectie heeft vastgesteld dat aan geen van de betrokken verdachten een registratie als bedoeld in de Gnw is verleend. Gelet hierop is de rechtbank met de officieren van justitie van oordeel dat er sprake is van een werkzame stof in de zin van artikel 38 lid 1 Gnw.
Dat er sprake is van een geneesmiddel in de zin van artikel 40 Gnw is niet gebleken. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de onder feit 3 cumulatief tenlastegelegde overtreding van artikel 40 Gnw.
Gedragingen
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het voorgaande dat de gedragingen van de verdachten neerkomen op het (doen) ophalen van de ketamine bij een farmaceutisch bedrijf in Duitsland en er vervolgens voor zorgen dat deze op de stashlocatie bij [medeverdachte 3] in De Heen in Nederland terechtkomt. Dit transporteren van Duitsland naar Nederland kan echter niet als invoer worden gekwalificeerd. De Geneesmiddelenwet verstaat hieronder immers het vanuit een derde land binnen het grondgebied van Nederland brengen van geneesmiddelen of werkzame stoffen (artikel 1 lid 1 sub hh Gnw). Uit diezelfde wet blijkt dat met een derde land wordt bedoeld een land, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie (of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte). Nu Duitsland lid is van de Europese Unie is hiervan geen sprake. Artikel 38 van de Gnw verbiedt ook het zonder registratie binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen van werkzame stoffen, maar deze gedraging is bij dit deel van het feit niet tenlastegelegd. Voor uitvoer geldt omgekeerd geredeneerd overigens hetzelfde, maar van het naar een ander land transporteren van de ketamine is niet gebleken. Evenmin is gebleken van bereiden of verhandelen. De gedragingen van de verdachten kunnen naar het oordeel van de rechtbank wel als afleveren worden gekwalificeerd, nu de Geneesmiddelenwet hieronder verstaat het anders dan door terhandstelling of uitvoer leveren van geneesmiddelen of werkzame stoffen.
Opzet
De verdediging heeft als verweer gevoerd dat verdachte geen opzet had op het zonder registratie of vergunning transporteren van ketamine. De rechtbank gaat hier niet in mee en overweegt daartoe het volgende. Voorop wordt gesteld dat overtreding van de Geneesmiddelenwet een economisch delict betreft. In het economisch strafrecht moet de term opzet worden uitgelegd als kleurloos opzet. Dit betekent dat het opzet alleen gericht moet zijn op de verweten gedraging en niet op de wederrechtelijkheid of strafbaarheid daarvan. Het opzet ziet daardoor op de feitelijke gedragingen zoals die in de tenlastelegging staan omschreven. Die feitelijke handeling bestaat erin dat verdachte meermalen een grote hoeveelheid ketamine heeft afgeleverd. Niet is gebleken dat verdachte zich ervan heeft vergewist of de juiste papieren voor het ketamine-transport aanwezig waren. Bovendien blijkt uit het voorgaande dat de wijze waarop de ketamine-transporten werden uitgevoerd, erop was gericht om uit het zicht van politie en marechaussee te blijven. Dit in combinatie met de grote hoeveelheden die telkens werden getransporteerd en de daarmee gepaard gaande waarde, maakt voor iedere betrokkene op onmiskenbare wijze duidelijk dat zij zich niet met legale zaken bezig hielden en dus ook voor verdachte.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte het opzet had op het zonder registratie afleveren van ketamine.
Medeplegen
De verdediging heeft aangevoerd dat er voor beide feiten geen sprake is van medeplegen. De rechtbank volgt dit verweer niet en overweegt daartoe het volgende.
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daaraan een materiële en/of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake was van een groep van personen waarvan verdachte deel uit maakte, die zich onder meer richtte op ketamine-handel. Hiervoor moesten onder andere transporten van ketamine vanuit Duitsland naar Nederland plaatsvinden. Dit gebeurde weliswaar in wisselende samenstellingen maar daarbij werd wel telkens als groep gehandeld. Gelet op het illegale karakter van de transporten en de waarde ervan – waarvan alle betrokkenen op de hoogte moeten zijn geweest – was het van groot belang om uit het zicht van politie en marechaussee te blijven. Ook leveranciers, afnemers en concurrenten mochten zo min mogelijk weten, om te voorkomen dat anderen de lucratieve handel in ketamine konden overnemen, of de groep zouden rippen. Over de uitvoering van de transporten van de ketamine werd via een Exclu-applicatie zowel vooraf, tijdens als achteraf met alle daarbij betrokkenen overlegd en gecommuniceerd waardoor er sprake is van een gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Dat leidde er ook toe dat de transporten en overdrachten telkens op dezelfde manier werd uitgevoerd door onder andere met het voertuig waarin onder andere de ketamine werd vervoerd, één of meerdere auto’s mee te laten rijden ter controle van de weg op politie en/of marechaussee. Ook werd er voor verkend en gecontroleerd rondom de ophaal- en afgifteplaatsen en in het geval van de ketamine ook rondom de grens.
Dit heeft tot een gezamenlijke uitvoering van de diverse transporten geleid met een hoge intensiteit van de samenwerking waarbij beveiliging door middel van voorverkenningen en controles essentieel was. Het motto van de groep was, in de woorden van [medeverdachte 2] : ‘Veilig doen en niet haasten’. Deze werkwijze kan daarmee als modus operandi van de groep worden aangemerkt en illustreert het belang dat werd gehecht aan (de rol van) de meerijders/beveiligers van de transporten en overdrachten. In die zin is er ook sprake inwisselbare rollen; een meerijder of beveiliger werd even belangrijk gevonden door de (leiders van de) groep als de bestuurder van het voertuig waarin de ketamine zat.
Verdachte nam deel aan het daadwerkelijk uitvoeren van het feit door mee te rijden ter controle en beveiliging en was daarmee onderdeel van de modus operandi van de groep. Bovendien is gebleken dat het adres van verdachte als overslagpunt werd gebruikt. Verdachte stond ook in rechtstreeks contact over de transporten met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , de leiders van de groep. Daarnaast deelde hij in de winst. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen verdachte en de andere verdachten is hiermee naar het oordeel van de rechtbank een gegeven. Zijn gedragingen kunnen daarom worden gekwalificeerd als medeplegen.
Feit 2
Onder dit feit wordt verdachte verweten dat hij zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van een geldbedrag en een Mercedes. De rechtbank is op grond van de opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich hieraan samen met anderen schuldig heeft gemaakt. Zij overweegt daartoe het volgende.
Voor een veroordeling voor medeplegen van witwassen zoals hier bedoeld is vereist dat:
  • verdachte het geldbedrag en de Mercedes in de tenlastelegging heeft verworven, overgedragen, omgezet, gebruikt, voorhanden heeft gehad dan wel daarvan de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding, verplaatsing dan wel rechthebbende en/of voorhanden hebbende persoon, heeft verborgen en/of verhuld, en
  • dat geldbedrag en de Mercedes van misdrijf afkomstig zijn, en
  • verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat geldbedrag en die Mercedes van misdrijf afkomstig waren.
Gedragingen
Over de in de tenlastelegging genoemde Mercedes en het geldbedrag is naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen gebleken, dat verdachte deze voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op zijn naam heeft laten zetten en heeft betaald met geld dat hij van hen hiervoor heeft gekregen. Uit de Exclu-berichten tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt namelijk dat verdachte samen met een onbekend gebleven persoon een auto moet gaan ophalen. In het dossier komen verschillende bedragen naar voren over hoeveel contant geld er voor de Mercedes zou zijn betaald. Het meest betrouwbaar zijn naar het oordeel van de rechtbank de Exclu-berichten tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hierover, waar meermalen wordt gesproken over een bedrag van € 40.000,- dat met verdachte mee zou moeten en dat verdachte een auto mee terug moest nemen. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hier niet de waarheid zouden spreken. Zij wanen zich immers onbespied. Op 27 januari 2023 tussen 16.00 uur en 16.45 uur is op de [locatie] met een token een hoeveelheid geld opgehaald door [medeverdachte 3] en naar de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan de [adres 2] gebracht. Uit een tapgesprek van 27 januari 2023 om 16.06 uur blijkt dat verdachte op dat moment bij [medeverdachte 2] is. Er wordt door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met smart op het geld gewacht, zo blijkt uit de Exclu-berichten. Verdachte heeft eerder die dag gebeld met [bedrijf 5] om na te vragen hoe hij een Mercedes C AMG 63 kon laten verzekeren. Hij heeft hierbij doorgegeven dat de catalogusprijs € 154.904,- bedraagt en het [kenteken 1] betreft.
[medeverdachte 3] arriveerde na het ophalen van geld om 16.45 uur op de [adres 2] . Kort daarna, om 16.55 uur, is verdachte met zijn Peugeot van de [adres 2] vertrokken en naar het adres van [bedrijf 6] in Oisterwijk gereden. Dit volgt uit zowel de peilbakengegevens van zijn Peugeot als de zendmastgegevens van zijn telefoon. Uit de Exclu-berichten tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt dat zij iemand hebben geregeld die met verdachte mee gaat. Bij [bedrijf 6] B.V. in Oisterwijk heeft verdachte de Mercedes aangeschaft. De Mercedes is om 18.02 uur op naam van verdachte overgeschreven. Volgens de factuur (gedateerd op 30 januari 2023 dus pas drie dagen later), zou de Mercedes verkocht zijn aan verdachte voor € 83.000,-. Opvallend is dat op de factuur niets over een inruil is vermeld. Uit de boekhouding van [bedrijf 6] zou volgens [getuige] blijken dat zou zijn betaald door middel van een inruil van een Mercedes-Benz Vito met het [kenteken 2] op naam van [bedrijf 7] B.V., en een contante betaling van € 18.000,-. De bestuurder van [bedrijf 7] B.V., is [stichting] . Een van de twee bestuurders van deze Stichting is [medeverdachte 2] . Uit het dossier blijkt niet of en zo ja wanneer de Mercedes-Benz Vito is overgeschreven naar [bedrijf 6] B.V. Een motief voor [getuige] om een bedrag van € 18.000,- te noemen terwijl € 40.000,- contant is betaald, zou kunnen zijn dat € 40.000,- boven de meldgrens van € 20.000,- ligt en de contante betaling dan door het bedrijf aan de autoriteiten gemeld had moeten worden. Voornoemde omstandigheden maken dat de rechtbank, zoals eerder aangegeven, ervan uitgaat dat door verdachte € 40.000,- contant is betaald.
Na de overschrijving van de Mercedes C AMG 63 op naam van verdachte, verplaatst de Peugeot 308 van verdachte weer terug naar de [adres 2] in Steenbergen en beweegt ook de telefoon van verdachte, gezien de aangestraalde zendmasten, weer terug naar Steenbergen. Tijdens de doorzoeking van de [adres 2] op 3 februari 2023 stond de Mercedes bij de [adres 2] voor de deur, terwijl verdachte daar niet aanwezig was. Nu de rechtbank de verklaring van [getuige] niet voor het bewijs gebruikt, passeert zij het voorwaardelijke verzoek van de verdediging om hem als getuige te horen.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte op 27 januari 2023 een geldbedrag van € 40.000,- en de Mercedes heeft verworven en/of overgedragen en/of omgezet en voorhanden heeft gehad en daarvan de herkomst heeft verhuld alsook de rechthebbende persoon daarop.
Beoordelingskader van het bestanddeel afkomstig van misdrijf
Het dossier bevat geen aanknopingspunten voor een specifiek misdrijf waarvan het aankoopbedrag afkomstig zou zijn. Uit vaste rechtspraak volgt, dat ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf de voorwerpen afkomstig zijn, in sommige gevallen toch witwassen bewezen kan worden. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen van misdrijf afkomstig zijn. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de alternatieve herkomst van de voorwerpen uit de verklaring van verdachte. Alleen als vervolgens uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van die voorwerpen bewezen worden.
Van misdrijf afkomstig
Met de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende feiten en omstandigheden naar voren komen om voor de Mercedes en het aankoopbedrag een vermoeden van witwassen te rechtvaardigen. Enkel de gang van zaken rondom de totstandkoming van de afspraken om te komen tot de overdracht van het contante geld en de daadwerkelijke overdracht van het geld aan [medeverdachte 3] is al voldoende om een vermoeden dat het van misdrijf afkomstig geld betreft te rechtvaardigen. Er wordt door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gesproken middels Exclu-berichten, waarin zij schuilnamen gebruiken. De gesprekken vinden plaats met versluierd taalgebruik. De overdracht van een zeer groot geldbedrag vindt vervolgens plaats op straat waarbij het nummer op een bankbiljet van 5 euro dient ter identificatie. Een deel van dit geld, te weten 40.000 euro, is vervolgens gebruikt door verdachte om de Mercedes mee aan te schaffen, waarmee ook het vermoeden dat de Mercedes middellijk van misdrijf afkomstig is een gegeven is. Van verdachte mag dan worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voornoemde geldbedrag, die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft echter in het geheel geen verklaring gegeven voor de herkomst van het geldbedrag en de aanschaf van de Mercedes en een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Van een concrete en verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring is dan ook geen sprake waardoor het Openbaar Ministerie ook geen nader onderzoek hoefde te verrichten. Nu verder ook niet is gebleken dat verdachte legaal over zulke grote contante bedragen kon beschikken, is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het geldbedrag en de Mercedes onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Wetenschap
Het verweer dat verdachte geen wetenschap had van de criminele herkomst van het contante geldbedrag volgt de rechtbank niet. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden weliswaar bedrijven maar het is ongebruikelijk dat bedrijven met legale verdiensten zo met hun geld omgaan en dit aan anderen in contante vorm meegeven om een voertuig aan te schaffen. Bovendien blijkt uit het voorgaande dat verdachte zich samen met onder meer [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan de criminele handel in ketamine waarmee veel geld werd verdiend. Op grond hiervan en bij gebrek aan verdere aanknopingspunten voor het tegendeel, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het contante geldbedrag niet van de legale bedrijven maar van de illegale praktijken afkomstig was en dus uit misdrijf verkregen geld betrof.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het witwassen van € 40.000,- en de Mercedes wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Immers, niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de 19 centraalvuur kogelpatronen in de woning. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte hierover feitelijke beschikkingsmacht had. Uit het dossier blijkt namelijk dat de kogelpatronen zijn aangetroffen in een plastic tas in de kruipruimte onder de meterkast van de woning aan de [adres 3] . Van deze woning is gebleken dat deze in eigendom aan [medeverdachte 3] toebehoorde en dat zowel verdachte als [medeverdachte 11] hier stonden ingeschreven. Verdachte en [medeverdachte 11] hadden in de woning elk een eigen slaapkamer in gebruik en de overige ruimtes waren voor gezamenlijk gebruik. Op grond van de vindplaats van de kogelpatronen kan dan ook geen koppeling worden gemaakt naar een van voornoemde personen. Daaruit volgt tevens dat de kogelpatronen waren verborgen en daardoor niet zichtbaar waren voor voornoemde personen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 27 januari 2023 te Oisterwijk zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen,
immers heeft hij, verdachte van een contant geldbedrag van € 40.000,- en van een voertuig (Mercedes-Benz, type AMG C 63 S) met [kenteken 1] de herkomst verhuld
en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dit geldbedrag en het voertuig is/zijn en/of
dit geldbedrag en het voertuig heeft verworven en voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet,
terwijl hij verdachte wist, dat dit geldbedrag en dat voertuig geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf;
2
omstreeks de periode van 13 december 2022 tot en met 16 januari 2023 in Duitsland en te Steenbergen en te De Heen, gemeente Steenbergen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk meermalen, zonder registratie een grote hoeveelheid van een werkzame stof te weten ketamine (300 kilogram en 600 kilogram en 525 kilogram), heeft afgeleverd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van wat zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van veertig maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Wanneer de gevoerde bewijsverweren niet worden gevolgd, bepleit de verdediging matiging van de strafeis. Daartoe wordt aangevoerd dat procesafspraken in vergelijkbare zaken leiden tot rechtsongelijkheid waarmee bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden. Temeer nu de kleinere jongens zoals verdachte geen gelegenheid hebben tot het afkopen van hun straf. Daarnaast kan voor de ketamine geen aansluiting worden gezocht bij straffen die voor Opiumwetdelicten wordt opgelegd omdat het bewezenverklaarde feit nog altijd onder een andere wet dan de Opiumwet valt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen het afleveren van ketamine zonder de daarvoor vereiste registratie en het witwassen van een auto en het aankoopbedrag van deze auto. Verdachte verdient hiervoor een straf en de rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft deel uitgemaakt van een groep personen die zich bezighield met transporten en overdrachten van onder meer ketamine en met witwassen. Verdachte nam deel aan de daadwerkelijke uitvoering van de feiten door mee te rijden ter controle en beveiliging en fungeerde met zijn woonadres tevens als overslagpunt voor de ketamine. In deze hoedanigheid is verdachte in een periode van ongeveer anderhalve maand bij zeker drie transporten en overdrachten van grote hoeveelheden ketamine betrokken geweest. Er was sprake van een grote mate van professionaliteit die niet alleen tot uiting kwam in de grote hoeveelheden ketamine en geld maar ook in de wijze van organisatie en uitvoering van de transporten en overdrachten. Door de groep werd getracht om uit het zicht en uit handen van politie en justitie te blijven door het meerijden van extra auto’s met de transporten en overdrachten ter controle en beveiliging. Ook moesten de ophaal- en afgifteplaatsen en rondom de grens worden voorverkend en gecontroleerd. Contacten hierover verliepen via een Exclu-applicatie waarbij in versluierd en verhullend taalgebruik werd gecommuniceerd. De rechtbank kan zich op grond van het dossier niet aan de indruk onttrekken dat het beramen en plegen van criminele activiteiten binnen deze groep haast dagelijkse kost en een normale gang van zaken was. Door deelname aan deze groep heeft verdachte gedurende een periode van ongeveer anderhalve maand een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de criminele ketamine-handel en (het daarmee gepaard gaande) witwassen.
Ondanks dat ketamine niet is strafbaar gesteld onder de Opiumwet, is de rechtbank van oordeel dat de gevolgen van de handel en het gebruik van dit middel vergelijkbaar zijn met die van harddrugs die wel daaronder zijn strafbaar gesteld. Zo is gebleken dat het gebruik van dit middel schadelijk is voor de volksgezondheid. Ketamine is weliswaar in het medische circuit bedoeld als narcosemiddel en pijnbestrijder maar is vanwege zijn verdovende en hallucinerende werking ook ontdekt als recreatieve partydrug met een snelle geestelijk verslavende werking. De effecten, gevolgen en risico’s van ketamine zijn zeer heftig en schadelijk voor de gezondheid gebleken. Zo kunnen er heftige angsten en psychoses ontstaan zoals een zogenaamd K-hole, wat ervaren wordt als uittreding uit het lichaam en waarbij controleverlies over het lichaam optreedt. Dit kan leiden tot gevaarlijke situaties zoals verwondingen of het stikken in eigen braaksel. Ook kunnen er geheugen- en concentratieproblemen optreden en zelfs ernstige hersenbeschadigingen. Voorts zijn Kcramps een bekend fenomeen bij veelvuldig ketamine-gebruik. Hierbij is sprake van heftige steken en krampen in de buik wat verschillende oorzaken kan hebben zoals een maagontsteking of schade aan lever of darmen. Daarnaast kunnen er ook problemen aan de urinewegen optreden wat tot blijvende nierschade kan leiden met incontinentie of zelfs medisch ingrijpen als blaasverwijdering en een stoma tot gevolg. Dit alles geldt zeker ook voor jonge mensen.
Gezien de grote hoeveelheden getransporteerde ketamine kan het niet anders dan dat deze stof bestemd was om als recreatieve drug (verder) te worden verhandeld. Hierdoor zijn grote hoeveelheden ketamine ongereguleerd op de markt gekomen terwijl deze stof bestemd is om – onder strikte voorwaarden – als geneesmiddel te worden gebruikt. Gelet op de snelle verslavende werking van ketamine kan het gebruik daarvan tot overlast en andere vormen van criminaliteit leiden.
Deze georganiseerde criminaliteit heeft een ontwrichtend en ondermijnend effect op de samenleving als geheel. Niet alleen vanwege de hiervoor beschreven gevolgen maar ook omdat de hiermee behaalde winsten door criminele organisaties moeten worden witgewassen. Gebleken is dat verdachte zich ook aan witwassen schuldig heeft gemaakt, door met een groot contant, van misdrijf afkomstig, geldbedrag een auto te kopen en op zijn naam te zetten, terwijl deze auto feitelijk eigendom van een ander was. Bovendien heeft hij gedeeld in de gemaakte winst. Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de (criminele) herkomst van gelden worden verhuld. Door de vermenging van illegaal geld met legale geldstromen wordt de integriteit van het financieel en economisch stelsel ernstig schade toegebracht.
Dit alles is de reden dat op dergelijke feiten zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft met zijn handelen aan dit alles een wezenlijke bijdrage geleverd. Om al deze gevolgen heeft hij zich niet bekommerd en kennelijk slechts gehandeld uit winstbejag. Hij heeft de rechtsstaat aldus ernstig ondermijnd en geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder in aanraking is geweest met politie en justitie, maar niet voor soortgelijke feiten.
De strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten, in het bijzonder het ondermijnende karakter daarvan en het te beschermen belang van de volksgezondheid, geen ruimte laten voor een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij in aanmerking is genomen dat het strafmaximum van de bewezenverklaarde overtreding van de Geneesmiddelenwet (twee jaar) lager is dan bij een soortgelijke overtreding van de Opiumwet. Ook heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de rechtbanken en hoven (LOVS) ten aanzien van witwassen in aanmerking genomen. Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf van zesendertig maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Anders dan door de verdediging is bepleit, heeft de rechtbank bij de strafoplegging geen acht geslagen op de strafmaat in vergelijkbare zaken waarin procesafspraken zijn gemaakt. Het al dan niet maken van procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en een verdachte is een keuze van deze twee partijen. Procesafspraken zijn bedoeld om bij te dragen aan een efficiënte en effectieve rechtsgang in strafzaken waarbij tussen het Openbaar Ministerie en een verdachte overeenstemming wordt bereikt over wat een passende afdoening zou zijn. Het maken van procesafspraken heeft daardoor definitieve consequenties voor een verdachte voor de afdoening, maar levert ook proceseconomische voordelen op die ten voordele van een verdachte zijn meegewogen in de overeengekomen afdoening. De rechtbank ziet geen aanleiding om in zaken waarin geen afspraken zijn gemaakt en deze proceseconomische voordelen dus niet gelden, toch tot een strafvermindering te komen. Ook de proceshouding van verdachte, die geen enkele verklaring heeft willen afleggen, geeft daar geen aanleiding toe.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
Onder verdachte zijn 19 kogelpatronen in beslag genomen. Deze voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer waartoe de rechtbank ook zal beslissen.
7.2
De teruggave aan verdachte
Onder verdachte zijn drie simkaarten een telefoon van het merk Oppo in beslag genomen. De rechtbank zal de teruggave gelasten van deze voorwerpen aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 38 van de Geneesmiddelenwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de
officier van justitie ontvankelijkin de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 3 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Witwassen;
feit 2:Medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, lid 1, van de Geneesmiddelenwet, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zesendertig maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd als 7;
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd als 4, 5, 6 en 8.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 27 januari 2023 te Steenbergen en/of Oisterwijk en/of elders in
Nederland, zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen,
immers heeft hij, verdachte van een (contant) geldbedrag, van (totaal) (ongeveer) €
75.000,- althans enig geldbedrag en/of van een voertuig (Mercedes-Benz, type AMG
C 63 S) met [kenteken 1]
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld
en/of
verborgen en/of verhuld, wie de rechthebbende op dit geldbedrag en/of het
voertuig is/zijn en/of wie dit geldbedrag en/of het voertuig voorhanden had en/of
dit/deze geldbedrag/geldbedrag(en) en/of het voertuig heeft verworven en/of
voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik
gemaakt,
terwijl hij verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit
geldbedrag en/of dat voertuig geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf
(art. 420ter/bis/quater/420bis.1 Wetboek van Strafrecht)
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 2
Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 december 2022 tot
en met 16 januari 2023 in Duitsland en/of te Steenbergen en/of te De Heen,
gemeente Steenbergen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk meermalen, althans
eenmaal,
zonder registratie (telkens) (een) (grote hoeveelheid van een) werkzame stof(fen) te
weten ketamine (waaronder 300 kilogram en/of 600 kilogram en/of 525 kilogram),
heeft bereid en/of ingevoerd en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of te
verhandelen
(artikel 38 lid 1 Geneesmiddelenwet)
EN/OF
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 december 2022 tot
en met 16 januari 2023 in Duitsland en/of te Steenbergen en/of te De Heen en/of
elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk, meermalen, althans eenmaal een geneesmiddel waarvoor geen
handelsvergunning geldt, in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of ter hand gesteld en/of ingevoerd of anderszins binnen of buiten
het Nederlands grondgebied heeft gebracht
te weten:
• 300 kilogram ketamine en/of
• 600 kilogram ketamine en/of
• 525 kilogram ketamine en/of
althans (telkens) een (grote) hoeveelheid ketamine, bevattende de werkzame stof
ketamine
(artikel 40 lid 2 Geneesmiddelenwet);
( art 40 lid 2 Geneesmiddelenwet )
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder feit 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 6] en/of een of meer anderen in de periode van 05 december 2022 tot en met 16 januari 2023 te Duitsland en/of te Steenbergen en/of De Heen, gemeente Steenbergen en/of te Spijkenisse en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk meermalen, althans eenmaal, zonder registratie (een) (grote hoeveelheid van een) werkzame stoffen, te weten ketamine (waaronder 300 kilogram en/of 600 kilogram en/of 525 kilogram) hebben ingevoerd en/of afgeleverd en/of verhandeld,
(artikel 38 lid 1 Geneesmiddelenwet)
en/of
meermalen althans eenmaal een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, hebben afgeleverd en/of ingevoerd en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied hebben gebracht te weten:
300 kilogram en/of
600 kilogram en/of
525 kilogram
(artikel 40 lid 1 Geneesmiddelenwet)
bij het plegen van welk(e) misdrij(f)/(ven) verdachte in de periode van 05 december 2022 tot en met 16 januari 2023 te Duitsland en/of te Steenbergen en/of De Heen, gemeente Steenbergen en/of te Spijkenisse en/of elders in Nederland, een of meermalen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door:
- het transport van het voertuig maar daarin die ketamine te begeleiden en/of te observeren en/of te bewaken en/of
- de grensovergang te observeren en/of
- contact te onderhouden met een/of meer verkenners/personen/medeverdachten over bewegingen in de omgeving van dat voertuig met daarin die ketamine en/of over verdachte/vreemde auto’s en/of politie en/of douane in de omgeving van dat voertuig met daarin die ketamine en/of
- na aankomst van dat voertuig met die ketamine bij een pand gelegen aan de [adres 3]
o de vracht ketamine te lossen en/of over te hevelen in een ander voertuig en/of
o het transport van die ketamine naar de locatie [adres 4] te begeleiden
3
hij op of omstreeks 03 februari 2023 te Steenbergen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, munitie van
categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 19, althans een aantal
patronen voorhanden heeft gehad.
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )