ECLI:NL:RBZWB:2025:827

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
02-008528-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van cocaïnehandel, ketaminehandel zonder registratie en gewoontewitwassen

Op 14 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de handel in cocaïne, het medeplegen van de handel in ketamine zonder de vereiste registratie, en gewoontewitwassen. De verdachte is betrokken geweest bij meerdere transporten van grote hoeveelheden cocaïne en ketamine, en heeft samen met anderen aanzienlijke contante geldbedragen gewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en de Geneesmiddelenwet. De rechtbank heeft de geldbedragen die de verdachte heeft verworven, overgedragen en voorhanden heeft gehad, als afkomstig van misdrijf gekwalificeerd. De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de herkomst van deze bedragen, wat de rechtbank heeft doen concluderen dat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen uitgesproken. De rechtbank heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, gezien de ernst van de feiten en de lange gevangenisstraf die is opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-008528-23
vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 1, 2, 3, 4, 7, 9 en 15 oktober 2024, waarbij de officieren van justitie, mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 14 februari 2025.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich meerdere malen in verschillende perioden schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van handel in dan wel het aanwezig hebben van grote hoeveelheden cocaïne, het medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan de invoer van en handel in grote hoeveelheden ketamine zonder vereiste registratie dan wel handelsvergunning en het medeplegen van (gewoonte)witwassen.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De dagvaarding is geldig.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
3.3
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
3.3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat het gehele onderzoek 26Samber onnodig en daarom disproportioneel is geweest waardoor onderzoek 26Lytham als resultaat daarvan ook overbodig en disproportioneel is geweest. De verdediging herhaalt een aantal onderzoekswensen die in haar visie nodig zijn om de proportionaliteit en subsidiariteit van de onderzoeken 26Samber en 26Lytham en de daarin ingezette dwangmiddelen te kunnen toetsen. Wanneer deze onderzoekswensen worden afgewezen, moet het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging omdat het niet geven van openheid van zaken leidt tot een doelbewuste of met grove veronachtzaming gemaakte inbreuk op het recht op een eerlijk proces. Er is sprake van détournement de pouvoir omdat het niet noodzakelijk was de berichten van duizenden gebruikers van Exclu te onderscheppen om bewijs te verzamelen tegen het bedrijf Exclu omdat dat bewijs er al lag. Wanneer dit verweer wordt gepasseerd, dan moet de door de Exclu-hack vergaarde data worden uitgesloten van het bewijs omdat de verdediging de rechtmatigheid hiervan onvoldoende heeft kunnen toetsen, waardoor het beginsel van equality of arms is geschonden.
Door deze schendingen is sprake van inbreuken op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (verder: EVRM), namelijk het recht op een eerlijk proces en het recht op privacy.
Voor het volledige standpunt van de verdediging wordt verwezen naar de als bijlage aan dit vonnis gehechte pleitnota.
3.3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie stelt dat alle (herhaalde) verzoeken en verweren van de verdediging over de Exclu-data moeten worden afgewezen dan wel verworpen, nu daartoe geen nieuwe feiten en omstandigheden als onderbouwing zijn aangevoerd. Zij herhaalt hierover haar eerder ingenomen standpunt, dat de beschikbare Exclu-data rechtmatig is verkregen en als betrouwbaar bewijs is aan te merken. De Exclu-data is verkregen op basis van vorderingen en machtigingen in onderzoek 26Lytham waar een verdenking ex artikel 126o Sv tegen alle gebruikers van Exclu onder ligt en waarvan alle verantwoordingsstukken aan het dossier van onderhavige zaak zijn gevoegd. Het onderzoek 26Lytham heeft steeds plaatsgevonden met machtigingen van de rechter-commissaris. Met de afgegeven machtigingen heeft een rechterlijke beoordeling plaatsgevonden van de rechtmatigheid, subsidiariteit en proportionaliteit. Wat er in Duitsland aan eventuele andere onderzoeken zou hebben gelopen en wat Nederlandse autoriteiten daarvan wel of niet wisten, is niet relevant voor enige te beantwoorden vraag ex artikel 348 en 350 Sv in de strafzaak jegens verdachte. De ontsleutelde berichten zijn dan ook rechtmatig verkregen en betrouwbare bewijsmiddelen. Er is dan ook geen sprake van schending van artikel 6 en/of 8 EVRM. Er is sprake van een eerlijk proces.
Voor het volledige standpunt van het Openbaar Ministerie wordt verwezen naar het als bijlage aan dit vonnis gehechte requisitoir.
3.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De verzoeken
De rechtbank ziet geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden om uitvoering te geven aan de herhaalde verzoeken tot het laten toevoegen van stukken en tot het horen van getuigen. De rechtbank heeft in haar voorlopig oordeel op 30 juli 2024 al op deze verzoeken beslist. De raadsman heeft geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren gebracht die ertoe leiden dat de afwijzende motivering moet worden heroverwogen. De rechtbank acht zich na bestudering van het dossier, de jurisprudentie en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht en in staat om een beslissing te kunnen nemen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het verzoek dat strekt tot aanhouding van de behandeling van de strafzaak moet worden afgewezen, zodat de behandeling kan worden voortgezet.
Onderzoek 26Samber, onderzoek 26Lytham en het Duits onderzoek Nuntius
De rechtbank stelt voorop dat het van belang is dat de onderzoeken die door de verdediging zijn aangehaald, nader worden geduid en worden onderscheiden van elkaar.
Onderzoek 26Samber is een titel IVa-onderzoek. Dergelijke onderzoeken betreffen de bijzondere bevoegdheden tot opsporing van vermoedelijk begane strafbare feiten (conform de regeling in artikel 126g-126ni Sv). Onderzoek 26Samber richt zich op de (NN) rechts- en/of natuurlijke perso(o)n(en) betrokken bij het aanbieden van versleutelde communicatie onder het merk Exclu.
Onderzoek 26Lytham is een titel V-onderzoek. Dergelijke onderzoeken betreffen de bijzondere bevoegdheden tot opsporing voor het onderzoek naar het beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband (conform de regeling in artikel 126o-126ui Sv). Onderzoek 26Lytham richt zich op de (onbekende) gebruikers van Exclu.
De doelstelling van onderzoek 26Lytham is het identificeren van de NN-gebruikers van Exclu. Deze informatie wordt vervolgens uitgegeven aan titel IVa-doelonderzoeken, waaronder onderzoek Pamukkale ook wordt begrepen.
Onderzoek Nuntius tenslotte betreft een Duitse strafzaak, onder kenmerk 3StR 306/22, waarin het Bundesgerichtshof in Karlsruhe op 12 september 2023 uitspraak heeft gedaan.
De gedragingen waarover de verdediging zich beklaagt zijn volgens de verdediging verricht in het kader van de strafrechtelijke onderzoeken 26Samber en 26Lytham. Die onderzoeken zagen niet op strafbare feiten die door verdachte zouden zijn gepleegd.
Dat een vormverzuim is begaan in een ander onderzoek dan het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake het aan hem tenlastegelegde feit, terwijl de resultaten van dat andere onderzoek een rol spelen als startinformatie of (mogelijk) bewijsmateriaal oplevert, sluit volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2024:192 r.o. 7.3.3 en 7.3.4) niet uit dat aan dat verzuim, voor zover dat verzuim van bepalende invloed is geweest, een rechtsgevolg wordt verbonden. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank de klachten van de verdediging over vormverzuimen in de aan het onderzoek Pamukkale voorafgaande onderzoeken in het kader van een beroep op artikel 359a Sv kan en zal betrekken.
De rechtbank stelt vast dat de Exclu-chats die in onderzoek Pamukkale zijn opgenomen, zijn verkregen uit data die in onderzoek 26Lytham op basis van de daarin afgegeven vorderingen en machtigingen zijn verkregen. De machtigingen tot tappen ex artikel 126t Sv en tot hacken ex artikel 126uba Sv zijn dus niet afgegeven in onderzoek 26Samber gericht op – kortgezegd – de aanbieders van Exclu, maar in onderzoek 26Lytham gericht op de NNgebruikers van Exclu. Dat “de politie het noodzakelijk vond om de berichten van duizenden gebruikers van Exclu te onderscheppen met enkel het (gestelde) doel om bewijs te verzamelen tegen het bedrijf Exclu” is derhalve feitelijk onjuist. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat onderzoek 26Samber niet (uitsluitend) is gericht tegen “de exploitanten van [naam 3] en de makers van Exclu”, zoals de verdediging stelt, maar tegen alle (rechts)personen betrokken bij het aanbieden van Exclu, waaronder ook de resellers van Exclu vallen. Er is derhalve sprake van een onderzoek tegen een (veel) grotere groep verdachten dan uitsluitend [naam 2] en/of het bedrijf Exclu, nog daargelaten dat een Duits onderzoek niet in de weg staat aan het onderzoeken van mogelijk in Nederland gepleegde strafbare feiten. Het is daarom niet relevant dat er eerder in Duitsland een onderzoek heeft gelopen naar [naam 2] , [naam 3] en/of anderen. Van het oneigenlijk aanwenden van de bevoegdheden ex artikelen 126t en 126uba Sv is dan ook geen sprake, gezien het doel van het onderzoek en de feitelijke wijze waarop aan de uitvoering gestalte is gegeven. De verweren van de verdediging die in dit verband zijn gevoerd, worden verworpen.
De verkrijging en verwerking van de Exclu-data
De feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit de verantwoordingsstukken over onderzoek 26Lytham af dat dit onderzoek is aangevangen met het doel om de identiteit te achterhalen van de NNgebruikers van Exclu. Op basis van die doelstelling is berichtenverkeer tussen de gebruikers van Exclu onderschept en ontsleuteld. Omdat de server van Exclu zich op dat moment in Duitsland bevond, heeft voor de interceptie van de berichtenstroom en het verkrijgen van de sleutels een hack plaatsgevonden op de server in Duitsland. De Duitse politiële autoriteiten zijn daartoe overgaan nadat Nederland hiertoe een verzoek heeft gedaan.
Uit onderzoek naar de wijze van versleuteling is gebleken dat ontsleutelde berichten kunnen worden verkregen uit opgenomen communicatie van de berichtenserver met behulp van sleutelmateriaal. Dit sleutelmateriaal bestaat voor ieder bericht uit twee sleutels.
De eerste sleutel kon worden verkregen met behulp van een in te zetten interceptiemiddel. Daarvoor is de machtiging ex artikel 126t Sv gevraagd. De rechter-commissaris heeft bij de beschikking van 22 juli 2022 de machtiging verleend voor het tappen van Exclu-verkeer van de Duitse server (ex artikel 126t Sv). Deze machtiging is in totaal zes keer verlengd. In de eerste beschikking wordt verwezen naar de daaraan voorafgaande vordering met het proces-verbaal van verdenking van 20 juli 2022.
Voorts is gebleken dat de wijze waarop de tweede sleutel kan worden verkregen afhankelijk is van het moment waarop een gebruiker zich registreert. Voor gebruikers van de Exclu-applicatie die zich gedurende de tijd dat het interceptiemiddel actief is registreren, kan deze sleutel worden verkregen op dezelfde manier als waarop ook de eerste sleutel is verkregen, dus met toepassing van de machtiging ex artikel 126t Sv. Voor gebruikers die zich voorafgaand aan de inzet van het interceptiemiddel of tijdens onderbrekingen van de inzet van het interceptiemiddel hebben geregistreerd kan deze sleutel alleen worden verkregen uit een database op de Exclu-server. Daarvoor is de machtiging ex artikel 126uba Sv gevraagd. In de beschikking op deze vordering van 25 augustus 2022 heeft de rechter-commissaris de machtiging verleend voor het hacken van de server van Exclu in Duitsland ex artikel 126uba Sv. Deze machtiging is vijf keer verlengd. Aan deze beschikking is een vordering voorafgegaan, met daarbij het proces-verbaal met kenmerk 26Lytham-00053 en verwijzing naar het eerder overgelegde proces-verbaal van verdenking met kenmerk 26Lytham-0026. Deze beschikkingen en verlengingen zijn steeds opgevolgd door Europese onderzoeksbevelen, gericht aan de bevoegde Duitse autoriteiten.
Uit voornoemde beschikkingen en de daarbij behorende processen-verbaal blijkt dat de rechter-commissaris daarbij in overweging heeft genomen dat gebruikers van geencrypteerd berichtenverkeer zoals door Exclu aangeboden, er in het algemeen belang bij hebben dat de inhoud van hun communicatie verborgen blijft voor politie en justitie. Verder heeft de rechter-commissaris ook de aard van de diensten van Exclu betrokken. In het proces-verbaal van verdenking wordt beschreven dat de Exclu applicatie via geselecteerde “resellers” wordt verkocht waarbij uitsluitend contant of via bitcoin wordt betaald, terwijl geen enkele identificatie plaatsvindt. De Exclu applicatie heeft kenmerken zoals “panic button”, “icon change” en “dummy applicaties” waarmee kennelijk het gebruik van Exclu wordt beoogd te verhullen.
In de beschikking van 25 augustus 2022 wordt aan de verleende machtiging de voorwaarde verbonden dat de vergaarde informatie slechts mag worden doorzocht op vooraf vastgelegde zoeksleutels. De met die zoeksleutels geselecteerde informatie dient bovendien eerst aan de rechter-commissaris te worden voorgelegd om de inhoud, omvang en relatie tot de vermoedelijk gepleegde of te plegen strafbare feiten te controleren. Alleen nadat de rechter-commissaris daar positief op heeft beslist, kan deze informatie aan het Openbaar Ministerie of de politie ten behoeve van (opsporings)onderzoeken beschikbaar worden gesteld. Bovendien wordt aan de machtiging de absolute randvoorwaarde verbonden dat de vergaarde communicatie slechts ter beschikking mag worden gesteld voor onderzoeken naar strafbare feiten als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv in georganiseerd verband gepleegd of beraamd en die gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven die in dat georganiseerde verband worden beraamd of gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken, dan wel misdrijven met een terroristisch oogmerk.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft ter beoordeling van het verweer acht geslagen op het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2023 (vgl. ECLI:NL:HR:2023:913). De rechtbank dient na te gaan of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn beslissingen tot tappen respectievelijk hacken van de Exclu-server heeft kunnen komen. De rechtbank dient ervoor zorg te dragen dat eventueel gebruik van de verkregen Exclu-gegevens zich verhoudt met het recht op een eerlijk proces, in die zin dat de rechtbank de “overall fairness” van de strafzaak tegen verdachte moet waarborgen.
Gelet op de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris, in die situatie en op basis van die stand van zaken, in redelijkheid tot de afgegeven machtigingen met bijbehorende verlengingen heeft kunnen komen.
Met de hiervoor omschreven voorwaarden, en met name de woordenlijsten waarmee mag worden gezocht, is een waarborg gegeven tegen schending van artikel 8 EVRM. De rechter-commissaris heeft telkens opnieuw de proportionaliteit van de inbreuk moeten toetsen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat er bij geautomatiseerde zoekslagen, zoals hier aan de orde, niemand is die persoonlijk kennisneemt van de inhoud van daaraan verbonden bestanden. De zoekactie is weliswaar breed (dat wil zeggen in een groot aantal data), maar doordat de gehanteerde methode zeer gericht zoekt en de resultaten beperkt blijven tot wat gezocht wordt, blijft de inbreuk beperkt.
Blijkens de machtigingen en de voorwaarden die de rechter-commissaris daaraan heeft verbonden, heeft de rechter-commissaris ook overigens de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit onderkend en getoetst. Zoals hiervoor al is overwogen, is slechts gezocht met behulp van vooraf vastgestelde zoeksleutels, die sterke aanwijzingen opleveren voor georganiseerde zware criminaliteit. De rechter-commissaris heeft de geselecteerde informatie eerst gecontroleerd (op inhoud, omvang en relatie tot strafbare feiten) voordat verdere verspreiding heeft kunnen plaatsvinden. Er is bovendien sprake geweest van een periodieke termijn waarin opnieuw getoetst moest worden of de machtigingen voor verlenging in aanmerking konden komen. Tot slot heeft de rechter-commissaris in de beschikkingen aantoonbaar meegewogen dat de informatie niet op een andere, minder ingrijpende, wijze kon worden verkregen en gebruikt dan de gehanteerde manier die thans gevolgd is. Van strijd met het proportionaliteits- of subsidiariteitsbeginsel is dan ook geen sprake.
De verwijzing door de verdediging naar rechtspraak over bulkinterceptie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat genoemde uitspraken als Big Brother Watch (EHRM, 58170/13 e.a.) betrekking hebben op een wezenlijk andere situatie als waarvan in dit geval sprake is. Het verkrijgen van de Exclu-gegevens richt zich immers tot een afgebakende groep gebruikers van één specifieke telecomdienst, terwijl er een concrete verdenking bestond dat deze dienst gebruikt zou worden door criminelen die zich (in georganiseerd verband) met zeer ernstige strafbare feiten hebben beziggehouden. Dat is een wezenlijk andere situatie dan bijvoorbeeld het bewaren van alle metadata van alle abonnees van een (willekeurige) telecomprovider ten behoeve van toekomstige strafrechtelijke onderzoeken. Verder is van groot belang dat de dataverzameling anoniem is geschied. Pas na verder opsporingsonderzoek kon (in sommige gevallen) een persoon gekoppeld worden aan een gebruikersaccount. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van een situatie die in strijd is met het EVRM of met de door de verdediging aangehaalde Europese jurisprudentie, nu daarin sprake was van een andere situatie. De verweren hierover falen.
Volgens de verdediging is bij de verwerking van de Exclu-data ook in strijd met artikel 8 EVRM gehandeld doordat bij de verwerking, dan wel het gebruik van de Exclu-data een inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte. De rechtbank stelt in dit verband vast dat verdachte ter zitting geen verklaring heeft afgelegd over de feiten en tijdens de politieverhoren een integraal beroep gedaan heeft op het zwijgrecht. Verdachte heeft er ook het zwijgen toegedaan bij de vraag of hij de gebruiker is van de Exclu-accounts [nummer 1] met [nickname 1] en [nummer 2] met [nickname 2] . De verdediging heeft vervolgens, al dan niet tegen de achtergrond van dat zwijgrecht, enkel aangevoerd dat sprake is van algemene inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. Er is geen nadere onderbouwing gegeven over de aard en intimiteit van de gesprekken die nog meer gevoerd zouden zijn. Er is bovendien geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat de Exclu-data is doorzocht op andere trefwoorden dan de delictgerelateerde termen die de rechter-commissaris heeft toegelaten, bijvoorbeeld terminologie die verband houdt met privacy gerelateerde aangelegenheden. Dit is noch gesteld, noch anderszins aannemelijk geworden. De rechtbank concludeert op basis van deze vaststellingen dat in onderhavige zaak, bij de verwerking/gebruikmaking van de Exclu-data, ook geen (onevenredige) inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte.
De verweren die op dit punt door de verdediging zijn aangedragen slagen niet.
Equality of arms
Door de verdediging is betoogd dat het beginsel van ‘equality of arms’ is geschonden.
Het oordeel van de rechtbank
Allereerst dient in dit verband te worden opgemerkt dat de verdediging, in beginsel, op grond van de in artikel 6 EVRM gegarandeerde waarborgen het recht heeft toegang te verkrijgen tot al het materiaal, dat zowel ten nadele als ten gunste van de verdachte kan worden gebruikt. Het recht op toegang tot en inzage in methoden en resultaten van onderzoek betreft echter geen absoluut recht. Dat recht dient ook niet verward te worden met een recht op toegang tot al het materiaal waarover het Openbaar Ministerie beschikt. Van de verdediging mag worden verwacht dat zij gemotiveerd duidelijk maakt naar welke gegevens zij op zoek is. Met andere woorden: het zo mogelijk voorkomen van ‘fishing expeditions’ vormt onder omstandigheden een nadere beperking op dit recht op toegang.
Bij de vraag of in dit geval met de beschikbare informatie in het dossier is voldaan aan het beginsel van ‘equality of arms’ overweegt de rechtbank dat het er bij dit beginsel om gaat of het gebruik van de gegevens, waaronder uiteindelijk ook de interpretatie van de inhoud van de ontsleutelde berichten, in onderhavige strafzaak door de verdediging getoetst kan worden. De rechtbank stelt vast dat het procesdossier van Pamukkale daartoe alle relevante stukken bevat, gelet op het geheel aan informatie dat is verstrekt over het complete onderzoekstraject. Daarnaast heeft de verdediging beschikt over de dataset van niet alleen het aan verdachte gekoppelde Exclu-account, maar is ook toegang verschaft tot de gehele dataset van Pamukkale. De rechtbank is van oordeel dat onderzoeksresultaten tijdig met de verdediging zijn gedeeld en zij daardoor voldoende mogelijkheden heeft gehad om het bewijs te bestuderen en te verifiëren.
Het beginsel van ‘equality of arms’ is niet geschonden en de daarmee verband houdende verweren worden verworpen.
Eindconclusie Exclu
De rechtbank is van oordeel dat de Exclu-data rechtmatig zijn verkregen en verwerkt, waarbij de fundamentele grondrechten en elementaire rechtsbeginselen gewaarborgd zijn gebleven. Het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM), het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 EVRM), de proportionaliteit en subsidiariteit in het opsporingsonderzoek, ‘equality of arms’ en het verbod op détournement de pouvoir zijn geëerbiedigd. Ook hetgeen voor het overige door de verdediging is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Daarmee is niet gebleken van enig vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Er is dan ook geen reden om tot een niet-ontvankelijkheidsverklaring van het Openbaar Miniserie dan wel tot bewijsuitsluiting over te gaan. De officieren van justitie zijn dan ook ontvankelijk in de vervolging en de Exclu-data kunnen voor het bewijs worden gebruikt.
3.4
De schorsing van de vervolging
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie acht alle drie de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen waarvoor het meer bewijsmiddelen in het dossier ziet dan enkel de chatgesprekken. Voor alle drie de feiten kwalificeert het Openbaar Ministerie de rol van verdachte als medepleger. Dat het bij feit 1 daadwerkelijk om cocaïne gaat, baseert het Openbaar Ministerie op de bij de politie afgelegde verklaring van [medeverdachte 1] . Voor feit 3 gaat het uit van overtreding van artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. Van artikel 40 van de Geneesmiddelenwet vordert het Openbaar Ministerie vrijspraak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van feit 1 vanwege het gebrek aan connectie tussen de chatberichten en steunbewijs. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat het om cocaïne ging. Verder dient verdachte te worden vrijgesproken van de 302 stuks omdat zijn betrokkenheid hierbij niet kan worden vastgesteld. Evenmin kan ten aanzien van alle drie de tenlastegelegde hoeveelheden worden vastgesteld dat er sprake is van medeplegen. Van medeplegen is evenmin sprake bij de geldtransporten naar Enschede onder feit 2. Ook hiervan moet verdachte dus worden vrijgesproken. Tot slot dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair onder feit 3 tenlastegelegde medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Zoals hiervoor is overwogen bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, worden de verweren van de verdediging ten aanzien van de rechtmatigheid van de verkrijging van de Exclu-data verworpen. De rechtbank acht het bewijs rechtmatig verkregen en er bestaat dan ook geen belemmering om dit voor het bewijs te gebruiken.
Aanleiding onderzoek Pamukkale
Op 1 november 2022 werd het opsporingsonderzoek Pamukkale gestart. Dit onderzoek richtte zich op de invoer van verdovende middelen binnen Nederlands grondgebied en witwassen. Dit onderzoek is gestart naar aanleiding van verstrekte TCI informatie dat [medeverdachte 2] samen met anderen betrokken zou zijn bij de invoer van grote hoeveelheden cocaïne via verschillende havens. Hij zou in een partij cocaïne van tientallen miljoenen euro’s hebben geïnvesteerd. [medeverdachte 2] zou de verdiensten investeren in panden in Marbella die hij veelal op naam zou zetten van zijn zoon. Gebleken was ook dat [medeverdachte 3] , de zoon van [medeverdachte 2] , in het onderzoek TELEAC op 1 augustus 2022 was aangehouden op grond van een verdenking van de handel in harddrugs en witwassen. Uit dit onderzoek was naar voren gekomen dat [medeverdachte 3] over deze handel en het overbrengen van grote contante geldbedragen naar Marbella contact had met medeverdachten. Uit het verdere onderzoek bleek dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] contact hadden met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] , vermoedelijk in het kader van onder meer overtredingen van de Opiumwet, overtredingen van de Geneesmiddelenwet en witwassen. Dit heeft in dit onderzoek voor alle voornoemde personen tot diverse verdenkingen van strafbare feiten geleid.
Identificatie versleutelde Exclu-berichten en nicknames
Uit het onderzoek 26Lytham is naar voren gekomen dat [medeverdachte 2] gebruik zou maken van de cryptodienst Exclu via het account [nummer 3] ( [nickname 3] ) en dat hij via deze cryptodienst contact had met de volgende Exclu-accounts:
[nummer 4] ( [nickname 4] ) en [nummer 5] ( [nickname 5] )
[nummer 6] ( [nickname 6] ) en [nummer 7] ( [nickname 7] )
[nummer 8] ( [nickname 8] ) en [nummer 9] ( [nickname 9] )
[nummer 10] ( [nickname 10] ) en [nummer 11] ( [nickname 11] )
[nummer 12] ( [nickname 12] ) en [nummer 13] ( [nickname 13] )
[nummer 14] ( [nickname 14] ) en [nummer 15] ( [nickname 15] )
[nummer 16] ( [nickname 16] )
[nummer 1] ( [nickname 1] ) en [nummer 2] ( [nickname 17] )
[nummer 17] ( [nickname 18] ) en [nummer 18] ( [nickname 19] )
[nummer 19] ( [nickname 20] )
[nummer 20] ( [nickname 21] )
[nummer 21] ( [nickname 22] )
[nummer 22] ( [nickname 23] )
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank over deze Exclu-accounts vast dat:
  • [medeverdachte 2] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 3] ( [nickname 3] ), [nummer 17] ( [nickname 18] ) en [nummer 16] ( [nickname 16] );
  • [medeverdachte 3] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 4] ( [nickname 4] ), [nummer 10] ( [nickname 10] ) en [nummer 11] ( [nickname 11] );
  • [medeverdachte 1] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 8] ( [nickname 8] ) en [nummer 9] ( [nickname 9] );
  • [medeverdachte 4] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 6] ( [nickname 6] ) en [nummer 7] ( [nickname 7] );
  • [verdachte] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 1] ( [nickname 24] ) en [nummer 2] ( [nickname 2] );
  • [medeverdachte 5] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 12] ( [nickname 12] ) en [nummer 13] ( [nickname 13] );
  • [medeverdachte 6] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 14] ( [nickname 14] ) en [nummer 20] ( [nickname 21] );
  • [medeverdachte 8] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 22] ( [nickname 23] );
  • [medeverdachte 9] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 21] ( [nickname 22] ) en [nummer 19] ( [nickname 20] );
  • [medeverdachte 10] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 18] ( [nickname 19] );
  • [medeverdachte 11] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 23] ( [nickname 25] );
  • [medeverdachte 7] vanaf 22 november 2022 het Exclu-account [nickname 12] heeft overgenomen en in gebruik heeft gehad.
Bij het bespreken van de aan verdachte verweten feiten zal de rechtbank volstaan met het vermelden van de namen van verdachten wanneer een Exclu-gesprek wordt aangehaald.
Correctie weergegeven datum en tijd van verzonden Exclu-berichten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de weergegeven tijdstippen bij alle Exclu-berichten in het dossier in de kolom "datum en tijd" zijn weergegeven in UTC-tijd. Dat betekent dat er voor de Nederlandse tijdstippen tijdens de wintertijd één uur bij opgeteld moet worden en tijdens de zomertijd twee uren.
Feit 1
Onder dit feit wordt verdachte (ook wel [verdachte] genoemd) verweten dat hij zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van Opiumwetfeiten die zien op het verhandelen van 302, 200 en 70 kilogram cocaïne.
Bewijsminimum
De verdediging heeft aangevoerd dat niet is voldaan aan het bewijsminimum omdat het bewijs voor dit feit uit slechts één bron komt, namelijk de Exclu-berichten. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Het is weliswaar juist dat de berichten allemaal afkomstig zijn uit de ontsleuteling van de Exclu-applicatie, maar de rechtbank is van oordeel dat die berichten meerdere bewijsmiddelen opleveren. Zo gaat het om verschillende gesprekken van niet alleen verdachte met andere Exclu-gebruikers, maar ook van andere Exclu-gebruikers onder elkaar. Daarnaast zijn er ook groepsgesprekken tussen verschillende Exclu-gebruikers. In al deze gesprekken zijn niet alleen de berichten van verdachte te lezen maar ook die van de andere deelnemers. Het gaat daarbij dus om meerdere gesprekken over meerdere dagen en op verschillende tijdstippen waarin over verschillende onderwerpen wordt gesproken en waarbij ook afbeeldingen worden gestuurd. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat met de verschillende gesprekken op zichzelf al sprake is van meerdere bewijsmiddelen en bronnen. Daarnaast maakt de rechtbank ook gebruik van de verklaring die [medeverdachte 1] bij de politie heeft afgelegd. Daarmee is sprake van meerdere bewijsmiddelen en meerdere bronnen, waarmee is voldaan aan het bewijsminimum.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank op grond van de opgenomen bewijsmiddelen van oordeel is dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich samen met anderen aan het onder feit 1 tenlastegelegde schuldig heeft gemaakt. Zij overweegt daartoe het volgende.
302 stuks
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 2] op 14 september 2022 een planning van leveringen doorgeeft aan [medeverdachte 1] die uitgevoerd moeten worden, waaronder 302 stuks. [medeverdachte 4] regelt de uitvoering hiervan met [medeverdachte 1] en schakelt hiervoor ook [verdachte] in, die daarmee instemt. Uit de berichten van [medeverdachte 4] blijkt dat de levering in twee gedeeltes zal gaan, te weten 152 stuks en 150 stuks. Op 16 september 2022 05:10:15 UTC laat [verdachte] weten dat hij er over 2 minuten is waarop [medeverdachte 4] antwoordt dat hij rustig aan kan doen omdat ‘hij’ iets later is. Hieruit blijkt dat de 152 iets later worden opgehaald dan gepland. In een gesprek van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] rond datzelfde tijdstip geeft [medeverdachte 2] door dat alle slechte in de volgende levering moeten. Hierover wordt vervolgens over en weer gecommuniceerd. [medeverdachte 4] stuurt naar aanleiding hiervan eerst een lijstje van merken en aantallen van alle slechte en vervolgens een lijstje met welke merken en hoeveel daarvan uiteindelijk in de levering van 150 stuks van de volgende dag kunnen worden verwerkt. Hiermee stemt [medeverdachte 2] in. Hieruit blijkt dat [medeverdachte 4] niet alleen zicht had op de voorraad, maar ook op de kwaliteit van de voorraad. Op 16 september 2022 om 06:09:16 UTC stuurt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 2] ‘Auto afgegeven’ waarop [medeverdachte 2] vraagt ‘Is gedaan 152’ wat [medeverdachte 4] vervolgens bevestigt. Aan het eind van die dag vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 4] of het morgen nog doorgaat, hetgeen [medeverdachte 4] bevestigt. Hieruit blijkt dat [verdachte] ook zal helpen met de uitvoering van de overdracht van de 150 stuks op 17 september 2022. Op 17 september 2022 05:21:44 UTC vraagt [medeverdachte 4] aan [verdachte] om hem op te halen bij tankstation want dan hoeven ze geen rondje te rijden hetgeen [verdachte] bevestigt. Op 17 september 2022 stuurt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 2] om 06:34:25 UTC ‘Token klopt Auto weg’. Ook [medeverdachte 1] koppelt de gedane levering aan [medeverdachte 2] terug.
200 stuks
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 3] op 27 september 2022 in een groepschat met [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] laat weten dat hij voor de volgende dag aan het regelen is dat er 200 stuks worden opgehaald en direct worden betaald. Dit moet door de drie voornoemde personen worden uitgevoerd. Ook vraagt hij aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] om foto’s te maken van de stuks die bij ‘ [locatie 1] ’ liggen omdat daarvan de 200 stuks voor morgen worden gepakt, van de beste merken. Ongeveer veertig minuten later vraagt [medeverdachte 3] in een chat met [medeverdachte 4] welke merken er naast ‘bmw’ nog meer topmerken zijn waarop [medeverdachte 4] antwoordt ‘Dacht fenix, die glansde zo weet je nog’ en ‘En die ibc zijn volgens mij ook kei hard’. Bijna twee uur later stuurt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 3] acht foto’s van witte blokken met daarop de ingeperste merkstempels BMW, FENIX, IBC en AROMA. Hieruit blijkt dat [medeverdachte 4] niet alleen zicht heeft op de voorraad maar ook op het aantal goede en slechte blokken en [medeverdachte 3] daarover adviseert. Hierna stuurt [medeverdachte 3] in de groepschat met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [verdachte] de beslissing door over welke merken en aantallen er in de levering moeten. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat [medeverdachte 3] met [medeverdachte 2] overlegt over hoe de overdracht moet plaatsvinden en dat [medeverdachte 2] niet akkoord gaat met een levering van de 200 stuks in één keer. Hij wil dat dit in twee keer gebeurt met betaling tussendoor. Vervolgens wordt het ook zo uitgevoerd. Daaruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] degene is die uiteindelijk de beslissingen neemt.
Het moment van de overdracht van de 200 stuks wordt een aantal maal verzet. De daadwerkelijke overdracht vindt vervolgens plaats op 1 oktober 2022. Zo vraagt [medeverdachte 3] op 1 oktober 2022 08:22:16 UTC in de groepschat met [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 4] ‘Alles gereed boys’ waarop [medeverdachte 4] antwoordt ‘Ja zijn odw’. Na het uitwisselen van een foto van een token tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] stuurt [verdachte] ‘bus weg’. Hieruit leidt de rechtbank af dat de eerste 100 stuks zijn afgeleverd. Hierna wordt door [verdachte] en [medeverdachte 4] het geld voor de 100 stuks opgehaald in Schiedam. Dit betreft de helft van 3.900.000 volgens het bericht van [medeverdachte 3] om 10:19:58 UTC. Om 11:05:01 UTC stuurt [medeverdachte 4] dat het is gelukt. Het geld wordt met goedkeuring van [medeverdachte 2] weggelegd bij ‘ [locatie 2] ’. De rechtbank leidt uit het dossier af dat hiermee [medeverdachte 7] wordt bedoeld.
De volgende 100 stuks zijn, nadat [medeverdachte 3] dit had kortgesloten met [medeverdachte 2] , op 3 oktober 2022 overgedragen door [verdachte] en [medeverdachte 4] na het uitwisselen van een foto van een token tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 4] stuurt hierna weer ‘auto weg’. Aansluitend wordt er weer geld opgehaald in Schiedam voor deze 100 stuks door [verdachte] en [medeverdachte 4] . Ook hiervoor wordt een foto van een token uitgewisseld tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] waarna [medeverdachte 4] stuurt ‘Heb het’. Ook dit wordt weer kortgesloten tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] .
70 stuks
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er door [medeverdachte 3] op 21 november 2022 in een groepschat van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , [nickname 26] en [nickname 27] desgevraagd wordt doorgegeven welke ‘bits ‘ hij heeft, te weten Black, Caro, Aroma, Fenix, 701, And some more. [nickname 26] geeft aan dat hij 20,750 in België betaalt en 21,000 in Nederland. [medeverdachte 2] geeft hierop de prijs door van 21k voor de eerste 100, waaruit blijkt dat hij hierover de zeggenschap heeft. Vervolgens zegt [nickname 27] ‘First 50 can be picked up’ en [nickname 28] ‘We can take 20 also for 1 service’. Hieruit blijkt dat het om een totaal 70 stuks gaat. Hierop vraagt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 4] om de laatste lijst door te geven van wat waar ligt. [medeverdachte 4] stuurt vervolgens aan [medeverdachte 3] een lijst met merken en aantallen op locatie [locatie 1] en een lijst met merken en aantallen op [locatie 4] wat uitkomt op een totaal van 595 stuks. Ook hier blijkt wederom dat [medeverdachte 4] zicht had op de voorraden. Vervolgens geeft [medeverdachte 3] via de groepschat met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [verdachte] door dat de volgende dag om 16:30 er 50 stuks worden opgehaald wat dus door hen moet worden uitgevoerd. Kort daarna wordt dit door hem gewijzigd in een pick up om 16:00 van 50 stuks aroma bij ‘ [locatie 3] ’ en een pick up van 20 stuks aroma om 17.00 eveneens bij ‘ [locatie 3] ’. De rest kan volgens [medeverdachte 3] onderling worden geregeld. Op dezelfde dag stuurt [medeverdachte 3] het token voor de 20 stuks en op 22 november 2022 het token voor de 50 stuks. Verder stuurt hij die dag nog dat ze een voorrijder hebben en dat die achter [verdachte] aan kan rijden en de chauffeur bij hem moet instappen. Ook moet ervoor worden gezorgd dat ze [medeverdachte 4] niet zien. Hieruit volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 4] het transport van de totaal 70 stuks uitvoeren. Tussen de twee leveringen door zorgt [medeverdachte 1] voor het vacumeren van ‘die 20’. Om 15:56:19 UTC en 16:58:12 UTC stuurt [medeverdachte 4] ‘auto weg’.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de 302, 200 en 70 stuks succesvol zijn overgedragen. [medeverdachte 2] heeft gezorgd voor de organisatie en coördinatie van de levering van de 302 stuks. [medeverdachte 3] verzorgde de organisatie en coördinatie van de andere twee leveringen, waarbij hij overleg voerde met [medeverdachte 2] , diens goedkeuring vroeg en aan hem terugkoppelde. [medeverdachte 2] had de beslissende stem. [verdachte] en [medeverdachte 4] verzorgden het transport, terwijl [medeverdachte 4] – deels – samen met [medeverdachte 1] ook meedacht en adviseerde over de samenstelling van de partijen. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] hadden daartoe ook toegang tot de stash.
Uit het voorgaande volgt dus ook dat [verdachte] betrokken is geweest bij de overdracht van zowel de 302 als de 200 en de 70 kilo stuks. Anders dan de verdediging heeft betoogd, blijkt dit ook voor wat betreft de 302 stuks. Niet alleen blijkt namelijk uit het Exclu-bericht dat [verdachte] op 16 september 2022 05:10:15 UTC stuurt (‘2 min ben ik er’) dat hij daadwerkelijk onderweg is, ook blijkt dit uit afspraken die zijn gemaakt en uit overige Exclu-berichten. Zo wordt afgesproken dat [verdachte] [medeverdachte 4] op 17 september 2022 ophaalt, waarna de overdracht van de tweede helft (150 stuks) plaatsvindt. Dit blijkt uit de berichten ‘Auto afgegeven’, ’Token klopt’ en ‘Auto weg’. Bovendien wordt in Exclu-berichten gesproken in meervoud, over ‘we’ of ‘ze’ (‘we wachten op [nickname 32] . Die heeft kleine vertraging’) en past de modus operandi dat er door meerdere personen wordt gereden bij de vaste werkwijze van de groep, waarover later meer. Ten aanzien van de overdracht van de 200 en 70 stuks zijn er vergelijkbare Exclu-berichten (‘Bus weg’). Daarbij komt dat er uit de Exclu-berichten met betrekking tot de overdracht van de 200 stuks, die in twee keer heeft plaatsgevonden, blijkt dat hiervoor telkens direct ook het geld is opgehaald. [medeverdachte 4] stuurt hiervan wederom bevestigingen op het moment dat dit heeft plaatsgevonden. Ook daaruit kan worden afgeleid dat de overdracht succesvol is verlopen.
Hoe de rol van [verdachte] precies moet worden gekwalificeerd – als medeplegen of als medeplichtigheid – zal hieronder, na de overwegingen ten aanzien van de andere twee feiten, worden besproken.
Duiding Exclu-berichten; cocaïne?
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat er voorzichtigheid in acht moet worden genomen bij de interpretatie en duiding van de Exclu-berichten nu deze in het dossier niet volledig zijn. Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat alleen al uit de Exclu-berichten zelf onmiskenbaar blijkt dat hierin over de handel in cocaïne wordt gesproken. Het is namelijk algemeen bekend dat cocaïne wordt verhandeld in rechthoekige blokken met een ingeperst merkstempel zoals de stempels die op de foto’s in de berichten te zien zijn. Verschillende merken passeren de revue zowel bij de gesprekken over de 302, als over de 200 en de 70 stuks. Ook is algemeen bekend dat deze blokken doorgaans (ongeveer) één kilo per stuk wegen en dat de kwaliteit van een blok onder meer wordt bepaald door de mate waarin het glanst en de hardheid ervan. De prijzen waarover wordt gesproken (‘i been paying 20,750 belg and 21,000 Nl’ bijvoorbeeld) passen bij de handel in cocaïne op grote schaal.
Voorts is algemeen bekend dat het in de aard van de illegale cocaïnehandel ligt, dat hierover niet openlijk wordt gesproken. Ook hier is dat het geval. Via de encryptiedienst Exclu, die berichten voorziet van een speciale encryptie waardoor deze niet zomaar door anderen kunnen worden gelezen of onderschept, is onder nicknames gecommuniceerd. In die berichten is ook nog eens gebruik gemaakt van versluierd taalgebruik. Bovendien is het bij illegale cocaïnehandel van groot belang om uit het zicht van de politie te blijven wat blijkens de bewijsmiddelen een bepaalde modus operandi bij de overdrachten met zich meebracht. Dit alles ondersteunt het feit dat hier sprake was van daadwerkelijke en grootschalige cocaïnehandel.
Los van de Exclu-berichten, heeft [medeverdachte 1] bovendien in zijn verhoor bij de politie bevestigd dat het in de berichten om cocaïne ging.
Onder deze omstandigheden staat het feit dat er in dit geval geen cocaïne in beslag is genomen en getest niet aan bewezenverklaring in de weg. Het verweer van de raadsman op dit punt faalt dan ook.
Feit 2
Onder dit feit wordt verdachte verweten dat hij zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen van diverse zeer grote contante geldbedragen. De rechtbank is op grond van de opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich hieraan samen met anderen schuldig heeft gemaakt. Zij overweegt daartoe het volgende.
Voor een veroordeling voor medeplegen van (gewoonte)witwassen zoals hier bedoeld is vereist dat:
  • verdachte de bedragen in de tenlastelegging heeft verworven, overgedragen, omgezet, gebruikt, voorhanden heeft gehad dan wel daarvan de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding, verplaatsing dan wel rechthebbende en/of voorhanden hebbende persoon, heeft verborgen en/of verhuld, en
  • die bedragen van misdrijf afkomstig zijn, en
  • verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die bedragen van misdrijf afkomstig waren, en
  • verdachte daarin heeft samengewerkt met een of meer medeverdachten en
  • van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Gedragingen
Over de in de tenlastelegging genoemde bedragen is naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen het volgende gebleken:
€ 1.450.000,-
In opdracht van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben [verdachte] en [medeverdachte 4] op 9, 12 en 15 december 2022 grote geldbedragen in Enschede opgehaald wat in totaal € 1.450.000,- betrof. Hierover werd onder meer in een groepschat gecommuniceerd waaraan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 4] deelnamen. [medeverdachte 4] heeft de Mercedes Sprinter van [medeverdachte 1] gebruikt om het geld in te vervoeren. [verdachte] reed ter controle en beveiliging mee. Deze geldbedragen zijn telkens door [medeverdachte 4] en [verdachte] naar de woning van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gebracht. [medeverdachte 1] is door [medeverdachte 3] ingeschakeld als eventuele back-up voor wanneer [medeverdachte 4] niet mee zou kunnen. Verder heeft [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] medegedeeld dat [verdachte] en [medeverdachte 4] op 15 december 2022 misschien papieren komen brengen en vraagt hem of hij die dan wil aanpakken. Nadat [medeverdachte 4] heeft aangegeven dat hij ‘het’ heeft wordt vervolgens gezien dat [medeverdachte 4] met de Mercedes Sprinter die dag na terugkomst uit Enschede met een tussenstop op het adres van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar het terrein van [medeverdachte 1] is gereden.
€ 373.000,-
In opdracht van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben [medeverdachte 8] en [verdachte] op 20 december 2022 € 373.000,- bestemd voor de aanschaf van ketamine aan [medeverdachte 6] overgedragen bij de [winkel 1] in Numansdorp. Het geld werd in een witkleurige doos op de parkeerplaats door [verdachte] aan [medeverdachte 6] overhandigd. [medeverdachte 8] is ter beveiliging achter [medeverdachte 6] aan gereden totdat hij met het geld veilig was. Dat het geld veilig was, wordt door [medeverdachte 6] in zijn groepschat met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 8] teruggekoppeld.
€ 400.000,-
In een groepschat van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met [nickname 29] en [nickname 15] worden door [medeverdachte 2] met de twee laatstgenoemden afspraken gemaakt voor een overdracht van
€ 400.000,-. [medeverdachte 2] vraagt vervolgens aan [verdachte] om dit op 28 december 2022 in ontvangst te nemen. Aanvankelijk zou deze overdracht bij de [winkel 2] in Steenbergen plaatsvinden maar de persoon met de € 400.000,- blijkt uiteindelijk bij de [locatie 3] in Steenbergen te staan. [medeverdachte 3] heeft hierover contact in voornoemde groepschat en coördineert dit vervolgens richting [verdachte] . Het geldbedrag is door [verdachte] in ontvangst genomen en vervolgens door hem naar de woning van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gebracht.
€ 1.000.000,-
Op 29 januari 2023 bespreken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] het afgeven van geld bij een man van ‘ [nickname 30] ’. Volgens [medeverdachte 3] wil de man van ‘ [nickname 30] ’ dit diezelfde dag, maar [medeverdachte 2] bepaalt dat dit de volgende dag kan en geeft hiervoor nog enkele instructies. [medeverdachte 3] schakelt voor deze afgifte [verdachte] en [medeverdachte 10] in. [verdachte] gebruikt hiervoor de bus van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 10] gebruikt een bedrijfsauto die op naam staat van [bedrijf 1] , een bedrijf van [medeverdachte 2] . Ook zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 7] dat hij de volgende ochtend in totaal drie vuilniszakken waar 400, 300 en 300 op vermeld staat, moet brengen. In deze vuilniszakken zat -zo blijkt uit de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang gezien- in totaal € 1.000.000,-. [medeverdachte 7] brengt dit vervolgens op 30 januari 2023 rond half acht ’s ochtends naar de woning van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Rond elf uur die ochtend zorgen [verdachte] en [medeverdachte 10] ervoor dat dit geld bij een bedrijfsloods in Diemen wordt afgegeven. [verdachte] rijdt met het geld en [medeverdachte 10] controleert de weg op ‘petten’ en kijkt of het rustig is bij de loods. Wanneer het geld is afgegeven, licht [verdachte] [medeverdachte 3] hierover in. Door de politie wordt gezien dat dit geld kennelijk wordt verplaatst naar Amsterdam alwaar vervolgens een inval wordt gedaan waarbij de overgedragen € 1.000.000,- wordt aangetroffen. Naar aanleiding hiervan wordt [medeverdachte 1] door [medeverdachte 2] nog gevraagd zijn bus te controleren op trackers, waarop [medeverdachte 1] later aan hem laat weten dat hij niets heeft gevonden.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte de geldbedragen in vereniging voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of overgedragen.
Beoordelingskader van het bestanddeel afkomstig van misdrijf
In het dossier zitten geen aanknopingspunten voor een specifiek misdrijf waarvan de geldbedragen afkomstig zou zijn. Uit vaste rechtspraak volgt, dat ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf de voorwerpen afkomstig zijn, in sommige gevallen toch witwassen bewezen kan worden. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen van misdrijf afkomstig zijn. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de alternatieve herkomst van de voorwerpen uit de verklaring van verdachte. Alleen als vervolgens uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van die voorwerpen bewezen worden.
Van misdrijf afkomstig
Met het Openbaar Ministerie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende feiten en omstandigheden naar voren komen om voor alle voornoemde geldbedragen een vermoeden, dat de bedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf, te rechtvaardigen. Uit de inhoud van het dossier blijkt dat diverse zogenoemde witwastypologieën (algemene ervaringsregels die een aanwijzing vormen dat mogelijk sprake is van witwassen) zich in deze zaak voordoen. Het gaat immers telkens om een zeer groot contant geldbedrag dat verdachten voorhanden hebben gehad en overgedragen dan wel ontvangen. Verder is gebleken dat de geldbedragen werden vervoerd en overgedragen op een wijze die niet gebruikelijk is in het economisch verkeer. De geldbedragen werden per auto of bus in dozen vervoerd en overgedragen in een loods of op de openbare weg. Dit is voor zulke grote geldbedragen niet gangbaar vanwege de aanzienlijke veiligheidsrisico’s die daarmee gepaard gaan. De communicatie over de overdracht vond plaats met gebruik van schuilnamen via Exclu-berichten waarbij wachtwoorden werden gebruikt. Er werden – zoals bij ondergronds bankieren gebruikelijk is – bij de overdracht in een aantal gevallen ook zogenoemde tokens (een bankbiljet van een kleine valuta) als betalingsbewijs gebruikt. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden geven samen een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen van alle in de tenlastelegging genoemde geldbedragen. Van verdachte mag dan worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van deze geldbedragen, die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft echter in het geheel geen verklaring gegeven voor de herkomst van de geldbedragen en heeft een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Van een concrete en verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring is dan ook geen sprake waardoor het Openbaar Ministerie ook geen nader onderzoek hoefde te verrichten. Gelet daarop is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Wetenschap
Gelet op de grootte van de contante geldbedragen (het ging immers niet om louter een envelop, maar om een doos), de omstandigheden waaronder deze werden vervoerd en overgedragen, de besprekingen hierover in versluierd taalgebruik via een Exclu-applicatie en de betrokkenheid van verdachte bij drugscriminaliteit samen met medeverdachten zoals hiervoor bewezenverklaard, moet verdachte naar het oordeel van de rechtbank hebben geweten dat het om uit misdrijf verkregen geld ging. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte deze geldbedragen heeft witgewassen.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in tenlastegelegde periode, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan witwassen van diverse geldbedragen.
Gewoontewitwassen
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte samen met anderen in een periode van twee maanden in vier keer een totaalbedrag van maar liefst € 3.223.000,- heeft witgewassen. Gelet op de aard en omvang van het in totaal witgewassen geldbedrag, de frequentie van witwassen en de professionele werkwijze daarbij, acht de rechtbank bewezen dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Feit 3
Onder dit feit wordt verdachte verweten dat hij zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van overtreding van de Geneesmiddelenwet met betrekking tot 525, 425 en 525 kilogram ketamine. De rechtbank is op grond van de opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich hieraan samen met anderen schuldig heeft gemaakt. Zij overweegt daartoe het volgende.
Aankoop van ketamine
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 6] met zijn [bedrijf 2] grote hoeveelheden ketamine heeft aangekocht bij de Duitse bedrijven [bedrijf 3] GmbH (hierna: [bedrijf 3] ) en [bedrijf 4] AG (hierna: [bedrijf 4] ). Daarbij gaat het onder meer om leveringen van [bedrijf 3] van 300 en 600 kg in december 2022. Bij [bedrijf 4] gaat het onder meer om een aankoop van 2000 kg ketamine in vier delen in januari 2023 geleverd, driemaal 525 kg en eenmaal 425 kg. Die ketamine is ook bij die bedrijven in Duitsland in Marl ( [bedrijf 3] ) en Norderstedt ( [bedrijf 4] ) opgehaald.
525 kilogram op 16 januari 2023
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 3] dit transport regelt en ook heeft aangestuurd. Zo is hij degene die contact heeft met [medeverdachte 6] over de benodigde productgegevens die hij vervolgens aan [medeverdachte 1] doorgeeft om een CMR op te maken. Uit die gegevens blijkt dat het om 525 kg ketamine gaat die bij [bedrijf 4] in Norderstedt opgehaald moet worden. Verder is hij degene die naar eigen zeggen een plan maakt en onder meer [medeverdachte 8] en [verdachte] instructies geeft over hoe het transport en de aanloop daar naartoe moeten worden uitgevoerd. Het transport wordt uitgevoerd door [medeverdachte 9] , [verdachte] , [medeverdachte 8] en een onbekend gebleken chauffeur. Zij zijn op 15 januari 2023 na 18.00 uur richting Norderstedt gereden. [medeverdachte 9] is degene die de vrachtwagen heeft opgehaald. [verdachte] en [medeverdachte 8] moeten beiden achter de vrachtwagen aan rijden tot aan de slaaplocatie. De volgende dag is de ketamine met de vrachtwagen bij [bedrijf 4] in Duitsland opgehaald. Die dag is er ook een jongen met de bakwagen van [medeverdachte 1] naar Duitsland gegaan om de ketamine van de vrachtwagen in de bakwagen over te laden. [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] communiceren over de voortgang van het laden en de verwachte vertrektijd. [medeverdachte 8] moet later van [medeverdachte 9] de bakwagen overnemen en over de grens richting Duitsland naar Bad Bentheim brengen. [medeverdachte 9] geeft hiervoor een adres door. Vanaf daar neemt [medeverdachte 9] het met anderen over en moet [medeverdachte 8] bij iemand anders instappen, vermoedelijk [verdachte] . [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] chatten over het doorgeven van het tijdstip van aankomst aan [bedrijf 4] , welke gegevens er moeten worden doorgegeven om de pallet mee te krijgen en dat het is gelukt met het laden. De ketamine wordt vervolgens naar [medeverdachte 5] gebracht. [medeverdachte 3] instrueert vervolgens [verdachte] om [medeverdachte 1] op te halen zodat hij bij [medeverdachte 5] de bakwagen kan overnemen en die naar zijn terrein kan brengen. [verdachte] volgt [medeverdachte 1] hierbij naar zijn locatie totdat hij safe is. [medeverdachte 1] communiceert vervolgens om 22:04:41 UTC naar [medeverdachte 2] ‘safe’ en [verdachte] stuurt om 22:02:57 UTC hetzelfde bericht naar [medeverdachte 3] . Hieruit leidt de rechtbank af dat het transport van ketamine succesvol is verlopen.
425 kilogram op 25 januari 2023 en 525 kilogram op 27 januari 2023
Uit de bewijsmiddelen blijkt over deze transporten het volgende. [medeverdachte 6] bericht op 20 januari 2023 dat op dinsdag 475 opgehaald kan worden. Op 23 januari 2023 laat [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 3] weten dat zij de volgende dag 425 kg ketamine in Duitsland kunnen ophalen en dat het de volgende dan 525 kg wordt. [medeverdachte 6] is degene die hierover contact heeft met het bedrijf [bedrijf 4] waar de ketamine wordt opgehaald en levert hiervoor een laaddocument aan. Op verzoek van [medeverdachte 3] wordt de ophaaldatum voor de 425 kg verschoven naar een dag later. [medeverdachte 3] regelt vervolgens het transport en stemt weer samen met [medeverdachte 9] de werkwijze bij het transport af. Bij het transport zijn onder meer [verdachte] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 1] betrokken. [medeverdachte 3] geeft uiteindelijk in de groepschat met [medeverdachte 9] , [verdachte] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 11] en [medeverdachte 10] door wie wat doet en in welke samenstellingen er wordt gereden. Verder houdt hij [medeverdachte 2] op de hoogte van het transport. Voor het transport van de ketamine wordt de bakwagen van [medeverdachte 1] gebruikt. [medeverdachte 1] heeft op verzoek van [medeverdachte 3] de bakwagen volgetankt. Verder heeft hij op verzoek van [medeverdachte 3] gezorgd voor pallets in de bakwagen en voor een CMR oftewel een internationale vrachtbrief voor het ophalen van de 425 kilogram ketamine bij [bedrijf 4] . Hiervoor moeten dezelfde gegevens als de vorige keer worden gebruikt, maar dan met 425 kilogram. Daarover blijkt uit de Exclu-berichten dat op 15 januari 2023 door [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] de gegevens van [bedrijf 4] zijn gestuurd en dat er bij productgegevens moest worden gezet ‘Ketamine HCL BP’. De bakwagen wordt door [medeverdachte 10] op 24 januari 2023 naar de grens gereden waarvoor de exacte plaats door [medeverdachte 9] is bepaald. [medeverdachte 10] rijdt vervolgens vanaf daar met [verdachte] mee naar een hotel. De volgende dag houdt [medeverdachte 9] [medeverdachte 3] op de hoogte over het verloop van het laden van de ketamine. [medeverdachte 8] heeft de opdracht gekregen om op 25 januari 2023 om 10.00 uur in Osnabrück te zijn zodat hij tijdens het transport in Duitsland naar de grens vooruit kan rijden om de weg te controleren op politie en/of marechaussee. Bij de grens wordt de ketamine overgeladen in de bakwagen van [medeverdachte 1] . Vanaf de grens rijdt [medeverdachte 11] met het transport mee om de weg te controleren. [medeverdachte 1] rijdt het laatste stukje met de bakwagen naar de eindbestemming op zijn terrein en laat om 21:17:54 UTC aan [medeverdachte 3] weten dat de ketamine veilig is aangekomen.
Op 26 januari 2023 laat [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 3] weten dat er de volgende dag geladen kan worden om 12.00 uur en dat hij de documenten doorstuurt zodra hij deze binnen heeft. [medeverdachte 3] laat dit direct weten aan [medeverdachte 2] . Bij dit transport zijn wederom [verdachte] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 1] betrokken. [medeverdachte 9] geeft op 26 januari 2023 in de groepschat met [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 11] en [medeverdachte 10] door dat er de volgende dag om 12.00 uur weer wordt opgehaald. Uit diezelfde groepschat blijkt dat [medeverdachte 10] op de heenweg met [verdachte] meerijdt. ‘ [nickname 31] en [nickname 32] ’ krijgen bij een tankstation van [verdachte] de sleutels van de bakwagen van [medeverdachte 1] waarmee zij naar de grens rijden. Daar worden de pallets overgeladen in een andere bakwagen waarmee zij vervolgens naar het laadadres gaan en daarna aan één stuk door terug naar Nederland rijden. Op de terugweg rijdt [medeverdachte 9] met [medeverdachte 10] naar de bakwagen van [medeverdachte 1] die bij de grens staat, waarna [medeverdachte 10] de bakwagen terug naar Nederland rijdt. Verder valt uit de Exclu-berichten op te maken dat [medeverdachte 11] op 27 januari 2023 rond 15.00 uur in de buurt van de grens met Duitsland moet zijn bij een tankstation aan de [adres 1] om vervolgens met het transport mee terug te rijden en de weg te controleren.
Op 27 januari 2023 om 12:20:33 UTC stuurt [medeverdachte 9] in de groepschat dat er wordt geladen en vervolgens om 12:32:56 UTC dat ze vertrekken. Gedurende het transport wordt er door [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] in de groepschat melding gemaakt van de situatie op de weg zoals ‘Petten’ en ‘Blauw’ waaruit kan worden afgeleid dat er politie te zien is. Ook geeft [medeverdachte 8] in de groepschat door ‘Bij gr nijs te zien', waaruit de rechtbank afleidt dat er bij de grens niks, oftewel geen politie, douane of controle te zien is. Om 16:51:35 UTC stuurt [medeverdachte 9] dat [verdachte] ‘ [nickname 34] ’ kan gaan ophalen, waarmee gelet op de overige berichten naar het oordeel van de rechtbank [medeverdachte 1] wordt bedoeld. [medeverdachte 1] moet bij [medeverdachte 11] worden gebracht. [medeverdachte 9] zegt tevens dat [medeverdachte 10] ook naar [medeverdachte 11] moet rijden. Uiteindelijk stuurt [medeverdachte 1] om 19.51.00 UTC naar [medeverdachte 3] ‘Safe maat’ waaruit kan worden afgeleid dat hij met de ketamine veilig is aangekomen op de eindbestemming op zijn terrein.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het transport van de 425 en 525 kilogram ketamine succesvol is verlopen.
Werkzame stof of geneesmiddel
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft geconcludeerd dat de op 3 februari 2023 aan de [adres 2] aangetroffen ketamine voldoet aan de omschrijving van het begrip werkzame stof als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder x.1, van de Geneesmiddelenwet (verder: Gnw). Diezelfde Inspectie heeft vastgesteld dat aan geen van de betrokken verdachten een registratie als bedoeld in de Gnw is verleend. Gelet hierop is de rechtbank met de officieren van justitie van oordeel dat er sprake is van een werkzame stof in de zin van artikel 38 lid 1 Gnw.
Dat er sprake is van een geneesmiddel in de zin van artikel 40 Gnw is niet gebleken. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de onder feit 3 cumulatief tenlastegelegde overtreding van artikel 40 Gnw.
Gedragingen
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het voorgaande dat de gedragingen van de verdachten neerkomen op het (doen) ophalen van de ketamine bij een farmaceutisch bedrijf in Duitsland en er vervolgens voor zorgen dat deze op de stashlocatie bij [medeverdachte 1] in De Heen in Nederland terechtkomt. Dit transporteren van Duitsland naar Nederland kan echter niet als invoer worden gekwalificeerd. De Geneesmiddelenwet verstaat hieronder immers het vanuit een derde land binnen het grondgebied van Nederland brengen van geneesmiddelen of werkzame stoffen (artikel 1 lid 1 sub hh Gnw). Uit diezelfde wet blijkt dat met een derde land wordt bedoeld een land, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie (of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte). Nu Duitsland lid is van de Europese Unie is hiervan geen sprake. Artikel 38 van de Gnw verbiedt ook het zonder registratie binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen van werkzame stoffen, maar deze gedraging is bij dit deel van het feit niet tenlastegelegd. Voor uitvoer geldt omgekeerd geredeneerd overigens hetzelfde, maar van het naar een ander land transporteren van de ketamine is niet gebleken. Evenmin is gebleken van bereiden of verhandelen. De gedragingen van de verdachten kunnen naar het oordeel van de rechtbank wel als afleveren worden gekwalificeerd, nu de Geneesmiddelenwet hieronder verstaat het anders dan door terhandstelling of uitvoer leveren van geneesmiddelen of werkzame stoffen.
Medeplegen tav feit 1, 2 en 3
De verdediging heeft aangevoerd dat er voor alle drie de feiten geen sprake is van medeplegen. De rechtbank volgt dit verweer niet en overweegt daartoe het volgende.
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daaraan een materiële en/of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake was van een groep van personen waarvan verdachte deel uit maakte, die zich richtte op de handel in ketamine en cocaïne en het witwassen van grote contante geldbedragen. Hiervoor moesten onder andere transporten en overdrachten plaatsvinden van zowel de ketamine als de cocaïne en de geldbedragen. Dit gebeurde weliswaar in wisselende samenstellingen, maar daarbij werd wel telkens als groep gehandeld. Gelet op het illegale karakter van de transporten en de waarde ervan – waarvan alle betrokkenen op de hoogte moeten zijn geweest – was het van groot belang om uit het zicht van politie en marechaussee te blijven. Ook leveranciers, afnemers en concurrenten mochten zo min mogelijk weten om te voorkomen dat anderen de lucratieve handel in ketamine konden overnemen, of de groep zouden rippen. Over de uitvoering van de transporten en overdrachten van de ketamine, cocaïne en geldbedragen werd via een Exclu-applicatie zowel vooraf, tijdens als achteraf met alle daarbij betrokkenen overlegd en gecommuniceerd waardoor er sprake is van een gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Dat leidde er toe dat de transporten en overdrachten telkens op eenzelfde manier werd uitgevoerd, onder andere door één of meerdere auto’s mee te laten rijden met het voertuig waarin de ketamine, cocaïne of het geld werd vervoerd ter controle van de weg op politie en/of marechaussee. Ook werd er voorverkend en gecontroleerd rondom de ophaal- en afgifteplaatsen en in het geval van de ketamine ook rondom de grens.
Dit heeft geleid tot een gezamenlijke uitvoering van de diverse transporten en overdrachten met een hoge intensiteit van samenwerking waarbij beveiliging door middel van voorverkenningen en controles essentieel was. Het motto van de groep was, in de woorden van [medeverdachte 3] : ‘Veilig doen en niet haasten’. Deze werkwijze kan daarmee als modus operandi van de groep worden aangemerkt en illustreert het belang dat werd gehecht aan (de rol van) de meerijders/beveiligers van de transporten en overdrachten. In die zin is er ook sprake van inwisselbare rollen; een meerijder of beveiliger werd even belangrijk gevonden door de (leiders van de) groep als de bestuurder van het voertuig waarin de cocaïne, ketamine of het geld zat.
Gebleken is dat verdachte deelnam aan de transporten van zowel cocaïne, als ketamine, als geld. Zijn rol hierin bestond niet alleen uit het meerijden ter controle en beveiliging. Het kwam ook voor dat hij degene was die geldbedragen overhandigde of in ontvangst nam. Verdachte stond hiervoor in rechtstreeks contact met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , de leiders van de groep. Verdachte was de ervaren allrounder die een ander moest inwerken, zo blijkt uit een Exclu-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 3] op 23 januari 2023: ‘Dan kan jij [nickname 19] laten zien hoe het werk moet zegmaar. Dan kan die daarna overnemen van [nickname 33] als die het doorheeft’. Verdachte was hiermee een vast en goed ingewerkt onderdeel van de modus operandi van de groep. Daarnaast deelde hij in de winst. Hiermee is een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen verdachte en de andere verdachten gegeven. Gezien het belang dat werd gehecht aan veiligheid en daarmee aan de inzet van meerijders/beveiligers, is de (materiële) bijdrage van verdachte naar het oordeel van de rechtbank van voldoende gewicht om deze aan te merken als medeplegen. De verwijzing van de verdediging naar een uitspraak van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2023:2809) leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel, reeds omdat de feiten van dat geval aanmerkelijk verschillen van de feiten in de zaak van verdachte.
De gedragingen van verdachte kunnen daarom zowel voor feit 1, als feit 2 en feit 3 worden gekwalificeerd als medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op tijdstippen in de periode van 16 september 2022 tot en met 22 november 2022 te Steenbergen en/of Schiedam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van ongeveer 302 kilogram en 200 kilogram en 70 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op lijst I bij de Opiumwet;
2
in de periode van 9 december 2022 tot en met 30 januari 2023 te Steenbergen en Numansdorp, gemeente Hoeksche Waard en Enschede en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders geldbedragen, te weten
• een contant geldbedrag van (in totaal) 1.450.000 euro en
• een contant geldbedrag van 373.000 euro en
• een contant geldbedrag van 400.000 euro en
• een contant geldbedrag van 1.000.000 euro
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij, verdachte, en diens mededaders wisten dat deze geldbedragen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf;
3
omstreeks de periode van 15 januari 2023 tot en met 27 januari 2023 in Duitsland en/of te Steenbergen en/of te De Heen, gemeente Steenbergen en/of elders in Nederland, tezamen
en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk meermalen, zonder registratie
een grote hoeveelheid van een werkzame stof te weten ketamine (525 kilogram en 425 kilogram en 525 kilogram), heeft afgeleverd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie vordert op grond van wat het bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van negen jaar met aftrek van voorarrest. Gelet op deze eis vraagt het de schorsing van de voorlopige hechtenis per datum uitspraak op te heffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit op grond van de volgende omstandigheden matiging van de strafeis. Voor de strafwaardigheid van ketamine kan er geen aansluiting worden gezocht bij straffen die voor Opiumwetdelicten worden opgelegd. Ketamine wordt legaal en daardoor gewaarborgd geproduceerd waardoor er geen sprake is van een criminele geweldsspiraal en drugsafval. Ook brengt het gebruik veel minder gevaren voor de volksgezondheid met zich mee. Verder wordt gewezen op de beperkte rol van verdachte, zijn strafblad waaruit blijkt dat hij “een beginneling” is en zijn persoonlijke omstandigheden, zoals beschreven in het voorlichtingsrapport van [naam 1] .
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van handel in cocaïne, het medeplegen van handel in ketamine zonder de daarvoor vereiste registratie en het medeplegen van gewoontewitwassen. Verdachte verdient hiervoor een straf en de rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft deel uitgemaakt van een groep personen die zich bezighield met transporten en overdrachten van cocaïne, ketamine en zeer grote contante geldbedragen. Verdachte had in alle onderdelen van de criminele activiteiten van de groep een belangrijke uitvoerende rol als ervaren chauffeur en beveiliger. Ook was hij degene die een nieuweling inwerkte. Met de uitwisseling van de tokens en het overdragen dan wel in ontvangst nemen van de geldbedragen had verdachte een vertrouwenspositie ten opzichte van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , de leiders van de groep. Hij stond ook rechtstreeks met hen in contact. In deze hoedanigheid is verdachte – in een periode van vier en een halve maand – betrokken geweest bij zeker twaalf transporten en overdrachten van grote hoeveelheden cocaïne, ketamine en geld. Er was sprake van een grote mate van professionaliteit die niet alleen tot uiting kwam in de grote hoeveelheden cocaïne, ketamine en geld maar ook in de wijze van organisatie en uitvoering van de transporten en overdrachten.
Er werd op diverse manieren getracht uit handen van justitie en politie blijven. Zo reden er ter beveiliging en controle extra auto’s met de transporten en overdrachten mee. Ook werden de ophaal- en afgifteplaatsen en de grensovergang voorverkend en gecontroleerd. Contacten hiervoor verliepen via een Exclu-applicatie waarbij in versluierd en verhullend taalgebruik werd gecommuniceerd. De rechtbank kan zich op grond van het dossier niet aan de indruk onttrekken dat het beramen en plegen van criminele activiteiten binnen deze groep haast dagelijkse kost en een normale gang van zaken was. Door deelname aan deze groep heeft verdachte gedurende een periode van vier en een halve maand een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de criminele drugs- en ketamine-handel en het daarmee gepaard gaande witwassen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van cocaïne door de verslavende werking ervan schadelijk is voor de volksgezondheid. De handel in en consumptie van harddrugs veroorzaken regelmatig overlast of genereren andere vormen van criminaliteit. Het drugscircuit kenmerkt zich namelijk door gewelds- en vermogensmisdrijven gepleegd door armlastige verslaafden. Op die manier worden ook nietsvermoedende en onschuldige burgers geconfronteerd met allerlei nare gevolgen, terwijl verdachten zich er doorgaans niks gelegen aan laten liggen om hun crimineel handelen voort te zetten.
Ondanks dat ketamine niet is strafbaar gesteld onder de Opiumwet, geldt dat naar het oordeel van de rechtbank ook voor dit middel. Ketamine is immers weliswaar in het medische circuit bedoeld als narcosemiddel en pijnbestrijder, maar is vanwege zijn verdovende en hallucinerende werking ook ontdekt als recreatieve partydrug met een snelle geestelijk verslavende werking. De effecten, gevolgen en risico’s van ketamine zijn zeer heftig en schadelijk voor de gezondheid gebleken. Zo kunnen er heftige angsten en psychoses ontstaan zoals een zogenaamd K-hole, wat wordt ervaren als uittreding uit het lichaam en waarbij controleverlies over het lichaam optreedt. Dit kan leiden tot gevaarlijke situaties zoals verwondingen of het stikken in eigen braaksel. Ook kunnen er geheugen- en concentratieproblemen optreden en zelfs ernstige hersenbeschadigingen. Voorts zijn Kcramps een bekend fenomeen bij veelvuldig ketamine-gebruik. Hierbij is sprake van heftige steken en krampen in de buik wat verschillende oorzaken kan hebben zoals een maagontsteking of schade aan lever of darmen. Daarnaast kunnen er ook problemen aan de urinewegen optreden wat tot blijvende nierschade kan leiden met incontinentie of zelfs een medisch ingrijpen als blaasverwijdering en een stoma tot gevolg. Dit alles geldt zeker ook voor jonge mensen.
Gezien de grote hoeveelheden getransporteerde ketamine kan het niet anders dan dat deze stof bestemd was om als recreatieve drug (verder) te worden verhandeld. Hierdoor zijn grote hoeveelheden ketamine ongereguleerd op de markt gekomen terwijl deze stof bestemd is om – onder strikte voorwaarden – als geneesmiddel te worden gebruikt.
Deze georganiseerde criminaliteit heeft een ontwrichtend en ondermijnend effect op de samenleving als geheel. Niet alleen vanwege de hiervoor beschreven gevolgen maar ook omdat de hiermee door criminele organisaties behaalde winsten moeten worden witgewassen. Gebleken is dat verdachte zich ook hieraan schuldig heeft gemaakt. Bovendien heeft hij gedeeld in de gemaakte winsten. Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de (criminele) herkomst van gelden worden verhuld. Door de vermenging van illegaal geld met legale geldstromen wordt de integriteit van het financieel en economisch stelsel ernstig schade toegebracht.
Dit alles is de reden dat op dergelijke feiten zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft met zijn handelen aan dit alles een wezenlijke bijdrage geleverd. Om al deze gevolgen heeft hij zich niet bekommerd. Hij heeft slechts gehandeld uit winstbejag, zo blijkt ook in een chat van 1 november 2022 waarin hij schrijft dat hij voor zijn 30e miljonair wil zijn. Hij heeft de rechtsstaat aldus ernstig ondermijnd en geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank gaat daarom bij de strafoplegging uit van een first offender.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de aangevoerde persoonlijke omstandigheden, maar ziet hierin geen aanleiding om hiermee in strafmatigende zin rekening te houden.
De strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten, in het bijzonder het ondermijnende karakter daarvan en het te beschermen belang van de volksgezondheid, geen ruimte laten voor een andere straf dan een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij in aanmerking is genomen dat het strafmaximum van de bewezenverklaarde overtreding van de Geneesmiddelenwet (twee jaar) lager is dan bij een soortgelijke overtreding van de Opiumwet. Ook heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de rechtbanken en hoven (LOVS) ten aanzien van Opiumwetdelicten en witwassen in aanmerking genomen. Gelet hierop acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
Bij de beoordeling van het verzoek van het Openbaar Ministerie om de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte per datum uitspraak op te heffen, dient de rechtbank de belangen van de samenleving en verdachte af te wegen. Door de verdediging is aangevoerd dat het leven van verdachte door deze strafzaak stilstaat en hij zo snel mogelijk zijn straf wil ondergaan. Er is dan ook geen bezwaar tegen het verzoek van het Openbaar Ministerie aangevoerd.
De rechtbank stelt vast dat de inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en verdachte schuldig wordt bevonden aan ernstige strafbare feiten. De ernst van de bewezen verklaarde feiten en de duur van de op te leggen gevangenisstraf nopen tot het oordeel dat het strafvorderlijk belang bij herleving van de voorlopige hechtenis zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van verdachte. Het verzoek van het Openbaar Ministerie wordt daarom toegewezen.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Onder verdachte zijn diverse voorwerpen in beslag genomen (nummers 10, 11 en 15 van de beslaglijst). Gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoorden en de feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen. Hierdoor zijn deze voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring waartoe de rechtbank ook zal beslissen.
7.2
De teruggave aan verdachte
Onder verdachte is een geldbedrag en diverse buitenlandse valuta in beslag genomen. De rechtbank zal de teruggave gelasten van deze bedragen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en deze aan verdachte toebehoren.
7.3
De teruggave aan rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de Renault Megane (nummer 9 op de beslaglijst) aan [rechthebbende] , geboren op [geboortedag 2] 1978, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 38 van de Geneesmiddelenwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de
officier van justitie ontvankelijkin de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:Medeplegen van gewoontewitwassen;
feit 3:Medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, lid 1, van de Geneesmiddelenwet, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van zes jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd als 10, 11 en 15;
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd als 1, 12, 13 en 14;
- gelast de teruggave aan [rechthebbende] , geboren op [geboortedag 2] 1978, van het in beslag genomen voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd als 9;
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16
september 2022 tot en met 22 november 2022 te Steenbergen en/of
Schiedam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (totaal) (ongeveer)
302 kilogram/blokken en/of 200 kilogram/blokken en/of 70
kilogram/blokken cocaine,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op lijst I bij de Opiumwet
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 09 december 2022 tot en met 30
januari 2023 te Steenbergen en/of Schiedam en/of Numansdorp,
gemeente Hoeksche Waard en/of Enschede en/of Amsterdam en/of
elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich
schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn
mededader(s) van één of meerdere geldbedrag en), te weten van
• een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 1.450.000 euro
en/of
• een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 373.000 euro
en/of
• een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 400.000 euro
en/of
• een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 1.000.000 euro
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld
en/of
verborgen en/of verhuld
-wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag/geldbedrag(en) is/was of
zijn/waren en/of
- wie dit/deze geldbedragen voorhanden heeft/hebben gehad,
en/of
dit/deze geldbedrag/geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad
en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of diens mededader(s) wist(en) dan wel
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit/deze
geldbedrag/geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- (deels)
afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/ misdrijven;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1
ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1 Wetboek van
Strafrecht, art 420ter lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
3
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 januari
2023 tot en met 27 januari 2023 in Duitsland en/of te Steenbergen en/of
te De Heen, gemeente Steenbergen en/of elders in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk meermalen, althans eenmaal, zonder registratie (telkens)
(een) (grote hoeveelheid van een) werkzame stof(fen) te weten ketamine
(waaronder 525 kilogram en/of 425 kilogram en/of 525 kilogram), heeft
bereid en/of ingevoerd en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of
verhandeld;
(artikel 38 lid 1 Geneesmiddelenwet)
EN/OF
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 januari
2023 tot en met 27 januari 2023 in Duitsland en/of te Steenbergen en/of
te De Heen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, meermalen, althans
eenmaal een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, in
voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of ter
hand gesteld en/of ingevoerd of anderszins binnen of buiten het
Nederlands grondgebied heeft gebracht,
te weten:
• 525 kilogram ketamine en/of
• 425 kilogram ketamine en/of
• 525 kilogram ketamine
althans (telkens) een (grote) hoeveelheid ketamine, bevattende de
werkzame stof ketamine
(artikel 40 lid 2 Geneesmiddelenwet);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 6]
en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer anderen in de periode van 05
december 2022 tot en met 27 januari 2023 te Duitsland en/of te
Steenbergen en/of De Heen, gemeente Steenbergen en/of te Spijkenisse
en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen
opzettelijk meermalen, althans eenmaal, zonder registratie (een) (grote
hoeveelheid van een) werkzame stof(fen) te weten ketamine (waaronder
300 kilogram en/of 600 kilogram en/of 525 kilogram en/of 425 kilogram
en/of 525 kilogram), hebben ingevoerd en/of afgeleverd en/of
verhandeld
(artikel 38 lid 1 Geneesmiddelenwet)
EN/OF
meermalen, althans eenmaal een geneesmiddel waarvoor geen
handelsvergunning geldt, hebben afgeleverd en/of ingevoerd of
anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied hebben
gebracht
(artikel 40 lid 1 Geneesmiddelenwet)
te weten:
• 525 kilogram ketamine en/of
• 425 kilogram ketamine en/of
• 525 kilogram ketamine en/of
bij/tot het plegen van welk(e) misdrij(f)/(ven) verdachte in de periode 15
januari 2023 tot en met 27 januari 2023 te Duitsland en/of Steenbergen
en/of De Heen, gemeente Steenbergen, althans in Nederland, één of
meermalen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk
inlichtingen heeft verschaft door:
• het transport van het voertuig met daarin die ketamine te begeleiden
en/of te observeren en/of te bewaken en/of
• de grensovergang te observeren en/of
• contact te onderhouden met een of meer
verkenners/personen/medeverdachten over bewegingen in de
omgeving van dat voertuig met daarin die ketamine en/of over
verdachte/vreemde auto's en/of politie en/of douane in de omgeving
van dat voertuig met daarin die ketamine en/of
• na aankomst van dat voertuig met die ketamine bij een pand gelegen
aan de [adres 3] :
- De vracht ketamine te lossen en/of over te hevelen in een ander
voertuig en/of
- Het transport van die ketamine naar de locatie aan de [adres 2]
te begeleiden
(artikel 48 Wetboek van Strafrecht, art 38 lid 1 Geneesmiddelenwet, art
40 lid 1 Geneesmiddelenwet )