4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Zoals hiervoor is overwogen bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, worden de verweren van de verdediging ten aanzien van de rechtmatigheid van de verkrijging van de Exclu-data verworpen. De rechtbank acht het bewijs rechtmatig verkregen en er bestaat dan ook geen belemmering om dit voor het bewijs te gebruiken.
Aanleiding onderzoek Pamukkale
Op 1 november 2022 werd het opsporingsonderzoek Pamukkale gestart. Dit onderzoek richtte zich op de invoer van verdovende middelen binnen Nederlands grondgebied en witwassen. Dit onderzoek is gestart naar aanleiding van verstrekte TCI informatie dat [medeverdachte 2] samen met anderen betrokken zou zijn bij de invoer van grote hoeveelheden cocaïne via verschillende havens. Hij zou in een partij cocaïne van tientallen miljoenen euro’s hebben geïnvesteerd. [medeverdachte 2] zou de verdiensten investeren in panden in Marbella die hij veelal op naam zou zetten van zijn zoon. Gebleken was ook dat [medeverdachte 3] , de zoon van [medeverdachte 2] , in het onderzoek TELEAC op 1 augustus 2022 was aangehouden op grond van een verdenking van de handel in harddrugs en witwassen. Uit dit onderzoek was naar voren gekomen dat [medeverdachte 3] over deze handel en het overbrengen van grote contante geldbedragen naar Marbella contact had met medeverdachten. Uit het verdere onderzoek bleek dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] contact hadden met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] , vermoedelijk in het kader van onder meer overtredingen van de Opiumwet, overtredingen van de Geneesmiddelenwet en witwassen. Dit heeft in dit onderzoek voor alle voornoemde personen tot diverse verdenkingen van strafbare feiten geleid.
Identificatie versleutelde Exclu-berichten en nicknames
Uit het onderzoek 26Lytham is naar voren gekomen dat [medeverdachte 2] gebruik zou maken van de cryptodienst Exclu via het account [nummer 3] ( [nickname 3] ) en dat hij via deze cryptodienst contact had met de volgende Exclu-accounts:
[nummer 4] ( [nickname 4] ) en [nummer 5] ( [nickname 5] )
[nummer 6] ( [nickname 6] ) en [nummer 7] ( [nickname 7] )
[nummer 8] ( [nickname 8] ) en [nummer 9] ( [nickname 9] )
[nummer 10] ( [nickname 10] ) en [nummer 11] ( [nickname 11] )
[nummer 12] ( [nickname 12] ) en [nummer 13] ( [nickname 13] )
[nummer 14] ( [nickname 14] ) en [nummer 15] ( [nickname 15] )
[nummer 16] ( [nickname 16] )
[nummer 1] ( [nickname 1] ) en [nummer 2] ( [nickname 17] )
[nummer 17] ( [nickname 18] ) en [nummer 18] ( [nickname 19] )
[nummer 19] ( [nickname 20] )
[nummer 20] ( [nickname 21] )
[nummer 21] ( [nickname 22] )
[nummer 22] ( [nickname 23] )
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank over deze Exclu-accounts vast dat:
- [medeverdachte 2] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 3] ( [nickname 3] ), [nummer 17] ( [nickname 18] ) en [nummer 16] ( [nickname 16] );
- [medeverdachte 3] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 4] ( [nickname 4] ), [nummer 10] ( [nickname 10] ) en [nummer 11] ( [nickname 11] );
- [medeverdachte 1] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 8] ( [nickname 8] ) en [nummer 9] ( [nickname 9] );
- [medeverdachte 4] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 6] ( [nickname 6] ) en [nummer 7] ( [nickname 7] );
- [verdachte] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 1] ( [nickname 24] ) en [nummer 2] ( [nickname 2] );
- [medeverdachte 5] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 12] ( [nickname 12] ) en [nummer 13] ( [nickname 13] );
- [medeverdachte 6] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 14] ( [nickname 14] ) en [nummer 20] ( [nickname 21] );
- [medeverdachte 8] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 22] ( [nickname 23] );
- [medeverdachte 9] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 21] ( [nickname 22] ) en [nummer 19] ( [nickname 20] );
- [medeverdachte 10] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 18] ( [nickname 19] );
- [medeverdachte 11] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 23] ( [nickname 25] );
- [medeverdachte 7] vanaf 22 november 2022 het Exclu-account [nickname 12] heeft overgenomen en in gebruik heeft gehad.
Bij het bespreken van de aan verdachte verweten feiten zal de rechtbank volstaan met het vermelden van de namen van verdachten wanneer een Exclu-gesprek wordt aangehaald.
Correctie weergegeven datum en tijd van verzonden Exclu-berichten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de weergegeven tijdstippen bij alle Exclu-berichten in het dossier in de kolom "datum en tijd" zijn weergegeven in UTC-tijd. Dat betekent dat er voor de Nederlandse tijdstippen tijdens de wintertijd één uur bij opgeteld moet worden en tijdens de zomertijd twee uren.
Feit 1
Onder dit feit wordt verdachte (ook wel [verdachte] genoemd) verweten dat hij zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van Opiumwetfeiten die zien op het verhandelen van 302, 200 en 70 kilogram cocaïne.
Bewijsminimum
De verdediging heeft aangevoerd dat niet is voldaan aan het bewijsminimum omdat het bewijs voor dit feit uit slechts één bron komt, namelijk de Exclu-berichten. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Het is weliswaar juist dat de berichten allemaal afkomstig zijn uit de ontsleuteling van de Exclu-applicatie, maar de rechtbank is van oordeel dat die berichten meerdere bewijsmiddelen opleveren. Zo gaat het om verschillende gesprekken van niet alleen verdachte met andere Exclu-gebruikers, maar ook van andere Exclu-gebruikers onder elkaar. Daarnaast zijn er ook groepsgesprekken tussen verschillende Exclu-gebruikers. In al deze gesprekken zijn niet alleen de berichten van verdachte te lezen maar ook die van de andere deelnemers. Het gaat daarbij dus om meerdere gesprekken over meerdere dagen en op verschillende tijdstippen waarin over verschillende onderwerpen wordt gesproken en waarbij ook afbeeldingen worden gestuurd. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat met de verschillende gesprekken op zichzelf al sprake is van meerdere bewijsmiddelen en bronnen. Daarnaast maakt de rechtbank ook gebruik van de verklaring die [medeverdachte 1] bij de politie heeft afgelegd. Daarmee is sprake van meerdere bewijsmiddelen en meerdere bronnen, waarmee is voldaan aan het bewijsminimum.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank op grond van de opgenomen bewijsmiddelen van oordeel is dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich samen met anderen aan het onder feit 1 tenlastegelegde schuldig heeft gemaakt. Zij overweegt daartoe het volgende.
302 stuks
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 2] op 14 september 2022 een planning van leveringen doorgeeft aan [medeverdachte 1] die uitgevoerd moeten worden, waaronder 302 stuks. [medeverdachte 4] regelt de uitvoering hiervan met [medeverdachte 1] en schakelt hiervoor ook [verdachte] in, die daarmee instemt. Uit de berichten van [medeverdachte 4] blijkt dat de levering in twee gedeeltes zal gaan, te weten 152 stuks en 150 stuks. Op 16 september 2022 05:10:15 UTC laat [verdachte] weten dat hij er over 2 minuten is waarop [medeverdachte 4] antwoordt dat hij rustig aan kan doen omdat ‘hij’ iets later is. Hieruit blijkt dat de 152 iets later worden opgehaald dan gepland. In een gesprek van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] rond datzelfde tijdstip geeft [medeverdachte 2] door dat alle slechte in de volgende levering moeten. Hierover wordt vervolgens over en weer gecommuniceerd. [medeverdachte 4] stuurt naar aanleiding hiervan eerst een lijstje van merken en aantallen van alle slechte en vervolgens een lijstje met welke merken en hoeveel daarvan uiteindelijk in de levering van 150 stuks van de volgende dag kunnen worden verwerkt. Hiermee stemt [medeverdachte 2] in. Hieruit blijkt dat [medeverdachte 4] niet alleen zicht had op de voorraad, maar ook op de kwaliteit van de voorraad. Op 16 september 2022 om 06:09:16 UTC stuurt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 2] ‘Auto afgegeven’ waarop [medeverdachte 2] vraagt ‘Is gedaan 152’ wat [medeverdachte 4] vervolgens bevestigt. Aan het eind van die dag vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 4] of het morgen nog doorgaat, hetgeen [medeverdachte 4] bevestigt. Hieruit blijkt dat [verdachte] ook zal helpen met de uitvoering van de overdracht van de 150 stuks op 17 september 2022. Op 17 september 2022 05:21:44 UTC vraagt [medeverdachte 4] aan [verdachte] om hem op te halen bij tankstation want dan hoeven ze geen rondje te rijden hetgeen [verdachte] bevestigt. Op 17 september 2022 stuurt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 2] om 06:34:25 UTC ‘Token klopt Auto weg’. Ook [medeverdachte 1] koppelt de gedane levering aan [medeverdachte 2] terug.
200 stuks
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 3] op 27 september 2022 in een groepschat met [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] laat weten dat hij voor de volgende dag aan het regelen is dat er 200 stuks worden opgehaald en direct worden betaald. Dit moet door de drie voornoemde personen worden uitgevoerd. Ook vraagt hij aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] om foto’s te maken van de stuks die bij ‘ [locatie 1] ’ liggen omdat daarvan de 200 stuks voor morgen worden gepakt, van de beste merken. Ongeveer veertig minuten later vraagt [medeverdachte 3] in een chat met [medeverdachte 4] welke merken er naast ‘bmw’ nog meer topmerken zijn waarop [medeverdachte 4] antwoordt ‘Dacht fenix, die glansde zo weet je nog’ en ‘En die ibc zijn volgens mij ook kei hard’. Bijna twee uur later stuurt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 3] acht foto’s van witte blokken met daarop de ingeperste merkstempels BMW, FENIX, IBC en AROMA. Hieruit blijkt dat [medeverdachte 4] niet alleen zicht heeft op de voorraad maar ook op het aantal goede en slechte blokken en [medeverdachte 3] daarover adviseert. Hierna stuurt [medeverdachte 3] in de groepschat met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [verdachte] de beslissing door over welke merken en aantallen er in de levering moeten. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat [medeverdachte 3] met [medeverdachte 2] overlegt over hoe de overdracht moet plaatsvinden en dat [medeverdachte 2] niet akkoord gaat met een levering van de 200 stuks in één keer. Hij wil dat dit in twee keer gebeurt met betaling tussendoor. Vervolgens wordt het ook zo uitgevoerd. Daaruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] degene is die uiteindelijk de beslissingen neemt.
Het moment van de overdracht van de 200 stuks wordt een aantal maal verzet. De daadwerkelijke overdracht vindt vervolgens plaats op 1 oktober 2022. Zo vraagt [medeverdachte 3] op 1 oktober 2022 08:22:16 UTC in de groepschat met [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 4] ‘Alles gereed boys’ waarop [medeverdachte 4] antwoordt ‘Ja zijn odw’. Na het uitwisselen van een foto van een token tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] stuurt [verdachte] ‘bus weg’. Hieruit leidt de rechtbank af dat de eerste 100 stuks zijn afgeleverd. Hierna wordt door [verdachte] en [medeverdachte 4] het geld voor de 100 stuks opgehaald in Schiedam. Dit betreft de helft van 3.900.000 volgens het bericht van [medeverdachte 3] om 10:19:58 UTC. Om 11:05:01 UTC stuurt [medeverdachte 4] dat het is gelukt. Het geld wordt met goedkeuring van [medeverdachte 2] weggelegd bij ‘ [locatie 2] ’. De rechtbank leidt uit het dossier af dat hiermee [medeverdachte 7] wordt bedoeld.
De volgende 100 stuks zijn, nadat [medeverdachte 3] dit had kortgesloten met [medeverdachte 2] , op 3 oktober 2022 overgedragen door [verdachte] en [medeverdachte 4] na het uitwisselen van een foto van een token tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 4] stuurt hierna weer ‘auto weg’. Aansluitend wordt er weer geld opgehaald in Schiedam voor deze 100 stuks door [verdachte] en [medeverdachte 4] . Ook hiervoor wordt een foto van een token uitgewisseld tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] waarna [medeverdachte 4] stuurt ‘Heb het’. Ook dit wordt weer kortgesloten tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] .
70 stuks
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er door [medeverdachte 3] op 21 november 2022 in een groepschat van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , [nickname 26] en [nickname 27] desgevraagd wordt doorgegeven welke ‘bits ‘ hij heeft, te weten Black, Caro, Aroma, Fenix, 701, And some more. [nickname 26] geeft aan dat hij 20,750 in België betaalt en 21,000 in Nederland. [medeverdachte 2] geeft hierop de prijs door van 21k voor de eerste 100, waaruit blijkt dat hij hierover de zeggenschap heeft. Vervolgens zegt [nickname 27] ‘First 50 can be picked up’ en [nickname 28] ‘We can take 20 also for 1 service’. Hieruit blijkt dat het om een totaal 70 stuks gaat. Hierop vraagt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 4] om de laatste lijst door te geven van wat waar ligt. [medeverdachte 4] stuurt vervolgens aan [medeverdachte 3] een lijst met merken en aantallen op locatie [locatie 1] en een lijst met merken en aantallen op [locatie 4] wat uitkomt op een totaal van 595 stuks. Ook hier blijkt wederom dat [medeverdachte 4] zicht had op de voorraden. Vervolgens geeft [medeverdachte 3] via de groepschat met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [verdachte] door dat de volgende dag om 16:30 er 50 stuks worden opgehaald wat dus door hen moet worden uitgevoerd. Kort daarna wordt dit door hem gewijzigd in een pick up om 16:00 van 50 stuks aroma bij ‘ [locatie 3] ’ en een pick up van 20 stuks aroma om 17.00 eveneens bij ‘ [locatie 3] ’. De rest kan volgens [medeverdachte 3] onderling worden geregeld. Op dezelfde dag stuurt [medeverdachte 3] het token voor de 20 stuks en op 22 november 2022 het token voor de 50 stuks. Verder stuurt hij die dag nog dat ze een voorrijder hebben en dat die achter [verdachte] aan kan rijden en de chauffeur bij hem moet instappen. Ook moet ervoor worden gezorgd dat ze [medeverdachte 4] niet zien. Hieruit volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 4] het transport van de totaal 70 stuks uitvoeren. Tussen de twee leveringen door zorgt [medeverdachte 1] voor het vacumeren van ‘die 20’. Om 15:56:19 UTC en 16:58:12 UTC stuurt [medeverdachte 4] ‘auto weg’.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de 302, 200 en 70 stuks succesvol zijn overgedragen. [medeverdachte 2] heeft gezorgd voor de organisatie en coördinatie van de levering van de 302 stuks. [medeverdachte 3] verzorgde de organisatie en coördinatie van de andere twee leveringen, waarbij hij overleg voerde met [medeverdachte 2] , diens goedkeuring vroeg en aan hem terugkoppelde. [medeverdachte 2] had de beslissende stem. [verdachte] en [medeverdachte 4] verzorgden het transport, terwijl [medeverdachte 4] – deels – samen met [medeverdachte 1] ook meedacht en adviseerde over de samenstelling van de partijen. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] hadden daartoe ook toegang tot de stash.
Uit het voorgaande volgt dus ook dat [verdachte] betrokken is geweest bij de overdracht van zowel de 302 als de 200 en de 70 kilo stuks. Anders dan de verdediging heeft betoogd, blijkt dit ook voor wat betreft de 302 stuks. Niet alleen blijkt namelijk uit het Exclu-bericht dat [verdachte] op 16 september 2022 05:10:15 UTC stuurt (‘2 min ben ik er’) dat hij daadwerkelijk onderweg is, ook blijkt dit uit afspraken die zijn gemaakt en uit overige Exclu-berichten. Zo wordt afgesproken dat [verdachte] [medeverdachte 4] op 17 september 2022 ophaalt, waarna de overdracht van de tweede helft (150 stuks) plaatsvindt. Dit blijkt uit de berichten ‘Auto afgegeven’, ’Token klopt’ en ‘Auto weg’. Bovendien wordt in Exclu-berichten gesproken in meervoud, over ‘we’ of ‘ze’ (‘we wachten op [nickname 32] . Die heeft kleine vertraging’) en past de modus operandi dat er door meerdere personen wordt gereden bij de vaste werkwijze van de groep, waarover later meer. Ten aanzien van de overdracht van de 200 en 70 stuks zijn er vergelijkbare Exclu-berichten (‘Bus weg’). Daarbij komt dat er uit de Exclu-berichten met betrekking tot de overdracht van de 200 stuks, die in twee keer heeft plaatsgevonden, blijkt dat hiervoor telkens direct ook het geld is opgehaald. [medeverdachte 4] stuurt hiervan wederom bevestigingen op het moment dat dit heeft plaatsgevonden. Ook daaruit kan worden afgeleid dat de overdracht succesvol is verlopen.
Hoe de rol van [verdachte] precies moet worden gekwalificeerd – als medeplegen of als medeplichtigheid – zal hieronder, na de overwegingen ten aanzien van de andere twee feiten, worden besproken.
Duiding Exclu-berichten; cocaïne?
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat er voorzichtigheid in acht moet worden genomen bij de interpretatie en duiding van de Exclu-berichten nu deze in het dossier niet volledig zijn. Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat alleen al uit de Exclu-berichten zelf onmiskenbaar blijkt dat hierin over de handel in cocaïne wordt gesproken. Het is namelijk algemeen bekend dat cocaïne wordt verhandeld in rechthoekige blokken met een ingeperst merkstempel zoals de stempels die op de foto’s in de berichten te zien zijn. Verschillende merken passeren de revue zowel bij de gesprekken over de 302, als over de 200 en de 70 stuks. Ook is algemeen bekend dat deze blokken doorgaans (ongeveer) één kilo per stuk wegen en dat de kwaliteit van een blok onder meer wordt bepaald door de mate waarin het glanst en de hardheid ervan. De prijzen waarover wordt gesproken (‘i been paying 20,750 belg and 21,000 Nl’ bijvoorbeeld) passen bij de handel in cocaïne op grote schaal.
Voorts is algemeen bekend dat het in de aard van de illegale cocaïnehandel ligt, dat hierover niet openlijk wordt gesproken. Ook hier is dat het geval. Via de encryptiedienst Exclu, die berichten voorziet van een speciale encryptie waardoor deze niet zomaar door anderen kunnen worden gelezen of onderschept, is onder nicknames gecommuniceerd. In die berichten is ook nog eens gebruik gemaakt van versluierd taalgebruik. Bovendien is het bij illegale cocaïnehandel van groot belang om uit het zicht van de politie te blijven wat blijkens de bewijsmiddelen een bepaalde modus operandi bij de overdrachten met zich meebracht. Dit alles ondersteunt het feit dat hier sprake was van daadwerkelijke en grootschalige cocaïnehandel.
Los van de Exclu-berichten, heeft [medeverdachte 1] bovendien in zijn verhoor bij de politie bevestigd dat het in de berichten om cocaïne ging.
Onder deze omstandigheden staat het feit dat er in dit geval geen cocaïne in beslag is genomen en getest niet aan bewezenverklaring in de weg. Het verweer van de raadsman op dit punt faalt dan ook.
Feit 2
Onder dit feit wordt verdachte verweten dat hij zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen van diverse zeer grote contante geldbedragen. De rechtbank is op grond van de opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich hieraan samen met anderen schuldig heeft gemaakt. Zij overweegt daartoe het volgende.
Voor een veroordeling voor medeplegen van (gewoonte)witwassen zoals hier bedoeld is vereist dat:
- verdachte de bedragen in de tenlastelegging heeft verworven, overgedragen, omgezet, gebruikt, voorhanden heeft gehad dan wel daarvan de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding, verplaatsing dan wel rechthebbende en/of voorhanden hebbende persoon, heeft verborgen en/of verhuld, en
- die bedragen van misdrijf afkomstig zijn, en
- verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die bedragen van misdrijf afkomstig waren, en
- verdachte daarin heeft samengewerkt met een of meer medeverdachten en
- van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Gedragingen
Over de in de tenlastelegging genoemde bedragen is naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen het volgende gebleken:
€ 1.450.000,-
In opdracht van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben [verdachte] en [medeverdachte 4] op 9, 12 en 15 december 2022 grote geldbedragen in Enschede opgehaald wat in totaal € 1.450.000,- betrof. Hierover werd onder meer in een groepschat gecommuniceerd waaraan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 4] deelnamen. [medeverdachte 4] heeft de Mercedes Sprinter van [medeverdachte 1] gebruikt om het geld in te vervoeren. [verdachte] reed ter controle en beveiliging mee. Deze geldbedragen zijn telkens door [medeverdachte 4] en [verdachte] naar de woning van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gebracht. [medeverdachte 1] is door [medeverdachte 3] ingeschakeld als eventuele back-up voor wanneer [medeverdachte 4] niet mee zou kunnen. Verder heeft [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] medegedeeld dat [verdachte] en [medeverdachte 4] op 15 december 2022 misschien papieren komen brengen en vraagt hem of hij die dan wil aanpakken. Nadat [medeverdachte 4] heeft aangegeven dat hij ‘het’ heeft wordt vervolgens gezien dat [medeverdachte 4] met de Mercedes Sprinter die dag na terugkomst uit Enschede met een tussenstop op het adres van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar het terrein van [medeverdachte 1] is gereden.
€ 373.000,-
In opdracht van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben [medeverdachte 8] en [verdachte] op 20 december 2022 € 373.000,- bestemd voor de aanschaf van ketamine aan [medeverdachte 6] overgedragen bij de [winkel 1] in Numansdorp. Het geld werd in een witkleurige doos op de parkeerplaats door [verdachte] aan [medeverdachte 6] overhandigd. [medeverdachte 8] is ter beveiliging achter [medeverdachte 6] aan gereden totdat hij met het geld veilig was. Dat het geld veilig was, wordt door [medeverdachte 6] in zijn groepschat met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 8] teruggekoppeld.
€ 400.000,-
In een groepschat van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met [nickname 29] en [nickname 15] worden door [medeverdachte 2] met de twee laatstgenoemden afspraken gemaakt voor een overdracht van
€ 400.000,-. [medeverdachte 2] vraagt vervolgens aan [verdachte] om dit op 28 december 2022 in ontvangst te nemen. Aanvankelijk zou deze overdracht bij de [winkel 2] in Steenbergen plaatsvinden maar de persoon met de € 400.000,- blijkt uiteindelijk bij de [locatie 3] in Steenbergen te staan. [medeverdachte 3] heeft hierover contact in voornoemde groepschat en coördineert dit vervolgens richting [verdachte] . Het geldbedrag is door [verdachte] in ontvangst genomen en vervolgens door hem naar de woning van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gebracht.
€ 1.000.000,-
Op 29 januari 2023 bespreken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] het afgeven van geld bij een man van ‘ [nickname 30] ’. Volgens [medeverdachte 3] wil de man van ‘ [nickname 30] ’ dit diezelfde dag, maar [medeverdachte 2] bepaalt dat dit de volgende dag kan en geeft hiervoor nog enkele instructies. [medeverdachte 3] schakelt voor deze afgifte [verdachte] en [medeverdachte 10] in. [verdachte] gebruikt hiervoor de bus van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 10] gebruikt een bedrijfsauto die op naam staat van [bedrijf 1] , een bedrijf van [medeverdachte 2] . Ook zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 7] dat hij de volgende ochtend in totaal drie vuilniszakken waar 400, 300 en 300 op vermeld staat, moet brengen. In deze vuilniszakken zat -zo blijkt uit de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang gezien- in totaal € 1.000.000,-. [medeverdachte 7] brengt dit vervolgens op 30 januari 2023 rond half acht ’s ochtends naar de woning van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Rond elf uur die ochtend zorgen [verdachte] en [medeverdachte 10] ervoor dat dit geld bij een bedrijfsloods in Diemen wordt afgegeven. [verdachte] rijdt met het geld en [medeverdachte 10] controleert de weg op ‘petten’ en kijkt of het rustig is bij de loods. Wanneer het geld is afgegeven, licht [verdachte] [medeverdachte 3] hierover in. Door de politie wordt gezien dat dit geld kennelijk wordt verplaatst naar Amsterdam alwaar vervolgens een inval wordt gedaan waarbij de overgedragen € 1.000.000,- wordt aangetroffen. Naar aanleiding hiervan wordt [medeverdachte 1] door [medeverdachte 2] nog gevraagd zijn bus te controleren op trackers, waarop [medeverdachte 1] later aan hem laat weten dat hij niets heeft gevonden.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte de geldbedragen in vereniging voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of overgedragen.
Beoordelingskader van het bestanddeel afkomstig van misdrijf
In het dossier zitten geen aanknopingspunten voor een specifiek misdrijf waarvan de geldbedragen afkomstig zou zijn. Uit vaste rechtspraak volgt, dat ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf de voorwerpen afkomstig zijn, in sommige gevallen toch witwassen bewezen kan worden. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen van misdrijf afkomstig zijn. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de alternatieve herkomst van de voorwerpen uit de verklaring van verdachte. Alleen als vervolgens uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van die voorwerpen bewezen worden.
Van misdrijf afkomstig
Met het Openbaar Ministerie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende feiten en omstandigheden naar voren komen om voor alle voornoemde geldbedragen een vermoeden, dat de bedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf, te rechtvaardigen. Uit de inhoud van het dossier blijkt dat diverse zogenoemde witwastypologieën (algemene ervaringsregels die een aanwijzing vormen dat mogelijk sprake is van witwassen) zich in deze zaak voordoen. Het gaat immers telkens om een zeer groot contant geldbedrag dat verdachten voorhanden hebben gehad en overgedragen dan wel ontvangen. Verder is gebleken dat de geldbedragen werden vervoerd en overgedragen op een wijze die niet gebruikelijk is in het economisch verkeer. De geldbedragen werden per auto of bus in dozen vervoerd en overgedragen in een loods of op de openbare weg. Dit is voor zulke grote geldbedragen niet gangbaar vanwege de aanzienlijke veiligheidsrisico’s die daarmee gepaard gaan. De communicatie over de overdracht vond plaats met gebruik van schuilnamen via Exclu-berichten waarbij wachtwoorden werden gebruikt. Er werden – zoals bij ondergronds bankieren gebruikelijk is – bij de overdracht in een aantal gevallen ook zogenoemde tokens (een bankbiljet van een kleine valuta) als betalingsbewijs gebruikt. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden geven samen een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen van alle in de tenlastelegging genoemde geldbedragen. Van verdachte mag dan worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van deze geldbedragen, die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft echter in het geheel geen verklaring gegeven voor de herkomst van de geldbedragen en heeft een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Van een concrete en verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring is dan ook geen sprake waardoor het Openbaar Ministerie ook geen nader onderzoek hoefde te verrichten. Gelet daarop is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Wetenschap
Gelet op de grootte van de contante geldbedragen (het ging immers niet om louter een envelop, maar om een doos), de omstandigheden waaronder deze werden vervoerd en overgedragen, de besprekingen hierover in versluierd taalgebruik via een Exclu-applicatie en de betrokkenheid van verdachte bij drugscriminaliteit samen met medeverdachten zoals hiervoor bewezenverklaard, moet verdachte naar het oordeel van de rechtbank hebben geweten dat het om uit misdrijf verkregen geld ging. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte deze geldbedragen heeft witgewassen.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in tenlastegelegde periode, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan witwassen van diverse geldbedragen.
Gewoontewitwassen
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte samen met anderen in een periode van twee maanden in vier keer een totaalbedrag van maar liefst € 3.223.000,- heeft witgewassen. Gelet op de aard en omvang van het in totaal witgewassen geldbedrag, de frequentie van witwassen en de professionele werkwijze daarbij, acht de rechtbank bewezen dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Feit 3
Onder dit feit wordt verdachte verweten dat hij zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van overtreding van de Geneesmiddelenwet met betrekking tot 525, 425 en 525 kilogram ketamine. De rechtbank is op grond van de opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich hieraan samen met anderen schuldig heeft gemaakt. Zij overweegt daartoe het volgende.
Aankoop van ketamine
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 6] met zijn [bedrijf 2] grote hoeveelheden ketamine heeft aangekocht bij de Duitse bedrijven [bedrijf 3] GmbH (hierna: [bedrijf 3] ) en [bedrijf 4] AG (hierna: [bedrijf 4] ). Daarbij gaat het onder meer om leveringen van [bedrijf 3] van 300 en 600 kg in december 2022. Bij [bedrijf 4] gaat het onder meer om een aankoop van 2000 kg ketamine in vier delen in januari 2023 geleverd, driemaal 525 kg en eenmaal 425 kg. Die ketamine is ook bij die bedrijven in Duitsland in Marl ( [bedrijf 3] ) en Norderstedt ( [bedrijf 4] ) opgehaald.
525 kilogram op 16 januari 2023
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 3] dit transport regelt en ook heeft aangestuurd. Zo is hij degene die contact heeft met [medeverdachte 6] over de benodigde productgegevens die hij vervolgens aan [medeverdachte 1] doorgeeft om een CMR op te maken. Uit die gegevens blijkt dat het om 525 kg ketamine gaat die bij [bedrijf 4] in Norderstedt opgehaald moet worden. Verder is hij degene die naar eigen zeggen een plan maakt en onder meer [medeverdachte 8] en [verdachte] instructies geeft over hoe het transport en de aanloop daar naartoe moeten worden uitgevoerd. Het transport wordt uitgevoerd door [medeverdachte 9] , [verdachte] , [medeverdachte 8] en een onbekend gebleken chauffeur. Zij zijn op 15 januari 2023 na 18.00 uur richting Norderstedt gereden. [medeverdachte 9] is degene die de vrachtwagen heeft opgehaald. [verdachte] en [medeverdachte 8] moeten beiden achter de vrachtwagen aan rijden tot aan de slaaplocatie. De volgende dag is de ketamine met de vrachtwagen bij [bedrijf 4] in Duitsland opgehaald. Die dag is er ook een jongen met de bakwagen van [medeverdachte 1] naar Duitsland gegaan om de ketamine van de vrachtwagen in de bakwagen over te laden. [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] communiceren over de voortgang van het laden en de verwachte vertrektijd. [medeverdachte 8] moet later van [medeverdachte 9] de bakwagen overnemen en over de grens richting Duitsland naar Bad Bentheim brengen. [medeverdachte 9] geeft hiervoor een adres door. Vanaf daar neemt [medeverdachte 9] het met anderen over en moet [medeverdachte 8] bij iemand anders instappen, vermoedelijk [verdachte] . [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] chatten over het doorgeven van het tijdstip van aankomst aan [bedrijf 4] , welke gegevens er moeten worden doorgegeven om de pallet mee te krijgen en dat het is gelukt met het laden. De ketamine wordt vervolgens naar [medeverdachte 5] gebracht. [medeverdachte 3] instrueert vervolgens [verdachte] om [medeverdachte 1] op te halen zodat hij bij [medeverdachte 5] de bakwagen kan overnemen en die naar zijn terrein kan brengen. [verdachte] volgt [medeverdachte 1] hierbij naar zijn locatie totdat hij safe is. [medeverdachte 1] communiceert vervolgens om 22:04:41 UTC naar [medeverdachte 2] ‘safe’ en [verdachte] stuurt om 22:02:57 UTC hetzelfde bericht naar [medeverdachte 3] . Hieruit leidt de rechtbank af dat het transport van ketamine succesvol is verlopen.
425 kilogram op 25 januari 2023 en 525 kilogram op 27 januari 2023
Uit de bewijsmiddelen blijkt over deze transporten het volgende. [medeverdachte 6] bericht op 20 januari 2023 dat op dinsdag 475 opgehaald kan worden. Op 23 januari 2023 laat [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 3] weten dat zij de volgende dag 425 kg ketamine in Duitsland kunnen ophalen en dat het de volgende dan 525 kg wordt. [medeverdachte 6] is degene die hierover contact heeft met het bedrijf [bedrijf 4] waar de ketamine wordt opgehaald en levert hiervoor een laaddocument aan. Op verzoek van [medeverdachte 3] wordt de ophaaldatum voor de 425 kg verschoven naar een dag later. [medeverdachte 3] regelt vervolgens het transport en stemt weer samen met [medeverdachte 9] de werkwijze bij het transport af. Bij het transport zijn onder meer [verdachte] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 1] betrokken. [medeverdachte 3] geeft uiteindelijk in de groepschat met [medeverdachte 9] , [verdachte] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 11] en [medeverdachte 10] door wie wat doet en in welke samenstellingen er wordt gereden. Verder houdt hij [medeverdachte 2] op de hoogte van het transport. Voor het transport van de ketamine wordt de bakwagen van [medeverdachte 1] gebruikt. [medeverdachte 1] heeft op verzoek van [medeverdachte 3] de bakwagen volgetankt. Verder heeft hij op verzoek van [medeverdachte 3] gezorgd voor pallets in de bakwagen en voor een CMR oftewel een internationale vrachtbrief voor het ophalen van de 425 kilogram ketamine bij [bedrijf 4] . Hiervoor moeten dezelfde gegevens als de vorige keer worden gebruikt, maar dan met 425 kilogram. Daarover blijkt uit de Exclu-berichten dat op 15 januari 2023 door [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] de gegevens van [bedrijf 4] zijn gestuurd en dat er bij productgegevens moest worden gezet ‘Ketamine HCL BP’. De bakwagen wordt door [medeverdachte 10] op 24 januari 2023 naar de grens gereden waarvoor de exacte plaats door [medeverdachte 9] is bepaald. [medeverdachte 10] rijdt vervolgens vanaf daar met [verdachte] mee naar een hotel. De volgende dag houdt [medeverdachte 9] [medeverdachte 3] op de hoogte over het verloop van het laden van de ketamine. [medeverdachte 8] heeft de opdracht gekregen om op 25 januari 2023 om 10.00 uur in Osnabrück te zijn zodat hij tijdens het transport in Duitsland naar de grens vooruit kan rijden om de weg te controleren op politie en/of marechaussee. Bij de grens wordt de ketamine overgeladen in de bakwagen van [medeverdachte 1] . Vanaf de grens rijdt [medeverdachte 11] met het transport mee om de weg te controleren. [medeverdachte 1] rijdt het laatste stukje met de bakwagen naar de eindbestemming op zijn terrein en laat om 21:17:54 UTC aan [medeverdachte 3] weten dat de ketamine veilig is aangekomen.
Op 26 januari 2023 laat [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 3] weten dat er de volgende dag geladen kan worden om 12.00 uur en dat hij de documenten doorstuurt zodra hij deze binnen heeft. [medeverdachte 3] laat dit direct weten aan [medeverdachte 2] . Bij dit transport zijn wederom [verdachte] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 1] betrokken. [medeverdachte 9] geeft op 26 januari 2023 in de groepschat met [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 11] en [medeverdachte 10] door dat er de volgende dag om 12.00 uur weer wordt opgehaald. Uit diezelfde groepschat blijkt dat [medeverdachte 10] op de heenweg met [verdachte] meerijdt. ‘ [nickname 31] en [nickname 32] ’ krijgen bij een tankstation van [verdachte] de sleutels van de bakwagen van [medeverdachte 1] waarmee zij naar de grens rijden. Daar worden de pallets overgeladen in een andere bakwagen waarmee zij vervolgens naar het laadadres gaan en daarna aan één stuk door terug naar Nederland rijden. Op de terugweg rijdt [medeverdachte 9] met [medeverdachte 10] naar de bakwagen van [medeverdachte 1] die bij de grens staat, waarna [medeverdachte 10] de bakwagen terug naar Nederland rijdt. Verder valt uit de Exclu-berichten op te maken dat [medeverdachte 11] op 27 januari 2023 rond 15.00 uur in de buurt van de grens met Duitsland moet zijn bij een tankstation aan de [adres 1] om vervolgens met het transport mee terug te rijden en de weg te controleren.
Op 27 januari 2023 om 12:20:33 UTC stuurt [medeverdachte 9] in de groepschat dat er wordt geladen en vervolgens om 12:32:56 UTC dat ze vertrekken. Gedurende het transport wordt er door [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] in de groepschat melding gemaakt van de situatie op de weg zoals ‘Petten’ en ‘Blauw’ waaruit kan worden afgeleid dat er politie te zien is. Ook geeft [medeverdachte 8] in de groepschat door ‘Bij gr nijs te zien', waaruit de rechtbank afleidt dat er bij de grens niks, oftewel geen politie, douane of controle te zien is. Om 16:51:35 UTC stuurt [medeverdachte 9] dat [verdachte] ‘ [nickname 34] ’ kan gaan ophalen, waarmee gelet op de overige berichten naar het oordeel van de rechtbank [medeverdachte 1] wordt bedoeld. [medeverdachte 1] moet bij [medeverdachte 11] worden gebracht. [medeverdachte 9] zegt tevens dat [medeverdachte 10] ook naar [medeverdachte 11] moet rijden. Uiteindelijk stuurt [medeverdachte 1] om 19.51.00 UTC naar [medeverdachte 3] ‘Safe maat’ waaruit kan worden afgeleid dat hij met de ketamine veilig is aangekomen op de eindbestemming op zijn terrein.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het transport van de 425 en 525 kilogram ketamine succesvol is verlopen.
Werkzame stof of geneesmiddel
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft geconcludeerd dat de op 3 februari 2023 aan de [adres 2] aangetroffen ketamine voldoet aan de omschrijving van het begrip werkzame stof als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder x.1, van de Geneesmiddelenwet (verder: Gnw). Diezelfde Inspectie heeft vastgesteld dat aan geen van de betrokken verdachten een registratie als bedoeld in de Gnw is verleend. Gelet hierop is de rechtbank met de officieren van justitie van oordeel dat er sprake is van een werkzame stof in de zin van artikel 38 lid 1 Gnw.
Dat er sprake is van een geneesmiddel in de zin van artikel 40 Gnw is niet gebleken. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de onder feit 3 cumulatief tenlastegelegde overtreding van artikel 40 Gnw.
Gedragingen
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het voorgaande dat de gedragingen van de verdachten neerkomen op het (doen) ophalen van de ketamine bij een farmaceutisch bedrijf in Duitsland en er vervolgens voor zorgen dat deze op de stashlocatie bij [medeverdachte 1] in De Heen in Nederland terechtkomt. Dit transporteren van Duitsland naar Nederland kan echter niet als invoer worden gekwalificeerd. De Geneesmiddelenwet verstaat hieronder immers het vanuit een derde land binnen het grondgebied van Nederland brengen van geneesmiddelen of werkzame stoffen (artikel 1 lid 1 sub hh Gnw). Uit diezelfde wet blijkt dat met een derde land wordt bedoeld een land, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie (of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte). Nu Duitsland lid is van de Europese Unie is hiervan geen sprake. Artikel 38 van de Gnw verbiedt ook het zonder registratie binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen van werkzame stoffen, maar deze gedraging is bij dit deel van het feit niet tenlastegelegd. Voor uitvoer geldt omgekeerd geredeneerd overigens hetzelfde, maar van het naar een ander land transporteren van de ketamine is niet gebleken. Evenmin is gebleken van bereiden of verhandelen. De gedragingen van de verdachten kunnen naar het oordeel van de rechtbank wel als afleveren worden gekwalificeerd, nu de Geneesmiddelenwet hieronder verstaat het anders dan door terhandstelling of uitvoer leveren van geneesmiddelen of werkzame stoffen.
Medeplegen tav feit 1, 2 en 3
De verdediging heeft aangevoerd dat er voor alle drie de feiten geen sprake is van medeplegen. De rechtbank volgt dit verweer niet en overweegt daartoe het volgende.
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daaraan een materiële en/of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake was van een groep van personen waarvan verdachte deel uit maakte, die zich richtte op de handel in ketamine en cocaïne en het witwassen van grote contante geldbedragen. Hiervoor moesten onder andere transporten en overdrachten plaatsvinden van zowel de ketamine als de cocaïne en de geldbedragen. Dit gebeurde weliswaar in wisselende samenstellingen, maar daarbij werd wel telkens als groep gehandeld. Gelet op het illegale karakter van de transporten en de waarde ervan – waarvan alle betrokkenen op de hoogte moeten zijn geweest – was het van groot belang om uit het zicht van politie en marechaussee te blijven. Ook leveranciers, afnemers en concurrenten mochten zo min mogelijk weten om te voorkomen dat anderen de lucratieve handel in ketamine konden overnemen, of de groep zouden rippen. Over de uitvoering van de transporten en overdrachten van de ketamine, cocaïne en geldbedragen werd via een Exclu-applicatie zowel vooraf, tijdens als achteraf met alle daarbij betrokkenen overlegd en gecommuniceerd waardoor er sprake is van een gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Dat leidde er toe dat de transporten en overdrachten telkens op eenzelfde manier werd uitgevoerd, onder andere door één of meerdere auto’s mee te laten rijden met het voertuig waarin de ketamine, cocaïne of het geld werd vervoerd ter controle van de weg op politie en/of marechaussee. Ook werd er voorverkend en gecontroleerd rondom de ophaal- en afgifteplaatsen en in het geval van de ketamine ook rondom de grens.
Dit heeft geleid tot een gezamenlijke uitvoering van de diverse transporten en overdrachten met een hoge intensiteit van samenwerking waarbij beveiliging door middel van voorverkenningen en controles essentieel was. Het motto van de groep was, in de woorden van [medeverdachte 3] : ‘Veilig doen en niet haasten’. Deze werkwijze kan daarmee als modus operandi van de groep worden aangemerkt en illustreert het belang dat werd gehecht aan (de rol van) de meerijders/beveiligers van de transporten en overdrachten. In die zin is er ook sprake van inwisselbare rollen; een meerijder of beveiliger werd even belangrijk gevonden door de (leiders van de) groep als de bestuurder van het voertuig waarin de cocaïne, ketamine of het geld zat.
Gebleken is dat verdachte deelnam aan de transporten van zowel cocaïne, als ketamine, als geld. Zijn rol hierin bestond niet alleen uit het meerijden ter controle en beveiliging. Het kwam ook voor dat hij degene was die geldbedragen overhandigde of in ontvangst nam. Verdachte stond hiervoor in rechtstreeks contact met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , de leiders van de groep. Verdachte was de ervaren allrounder die een ander moest inwerken, zo blijkt uit een Exclu-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 3] op 23 januari 2023: ‘Dan kan jij [nickname 19] laten zien hoe het werk moet zegmaar. Dan kan die daarna overnemen van [nickname 33] als die het doorheeft’. Verdachte was hiermee een vast en goed ingewerkt onderdeel van de modus operandi van de groep. Daarnaast deelde hij in de winst. Hiermee is een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen verdachte en de andere verdachten gegeven. Gezien het belang dat werd gehecht aan veiligheid en daarmee aan de inzet van meerijders/beveiligers, is de (materiële) bijdrage van verdachte naar het oordeel van de rechtbank van voldoende gewicht om deze aan te merken als medeplegen. De verwijzing van de verdediging naar een uitspraak van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2023:2809) leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel, reeds omdat de feiten van dat geval aanmerkelijk verschillen van de feiten in de zaak van verdachte. De gedragingen van verdachte kunnen daarom zowel voor feit 1, als feit 2 en feit 3 worden gekwalificeerd als medeplegen.