In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rijksweg A17 te Zevenbergen op 3 mei 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 29 augustus 2025 zijn de gemachtigde en de betrokkene niet verschenen, maar de officier van justitie heeft schriftelijk een standpunt ingenomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat de hoorplicht is geschonden, omdat de betrokkene en zijn gemachtigde niet in de gelegenheid zijn gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet en leidt tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en de boete met 25% gematigd naar € 213,75. Daarnaast is er een proceskostenvergoeding toegewezen aan de betrokkene. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en griffier E. Alekperov.