Op 24 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 24/7026 en BRE 24/8155 t/m BRE 24/8158. De rechtbank oordeelde over de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 16 september 2024, die betrekking hadden op aanslagen toeristenbelasting voor de jaren 2019 tot en met 2022. Belanghebbende had op 4 mei 2025 aangegeven dat het beroep niet meer op de aanslag toeristenbelasting 2023 betrekking had. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, omdat de bezwaren niet tijdig waren ingediend. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift, dat op 15 augustus 2024 was ingediend, te laat was en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank verklaarde zich ook onbevoegd om te oordelen over de ambtshalve beslissingen van de heffingsambtenaar, aangezien deze beslissingen niet voor bezwaar en beroep vatbaar waren. De rechtbank heeft de bestreden besluiten in stand gelaten en geen proceskostenveroordeling opgelegd.