In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 10 mei 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag toeristenbelasting van de gemeente Veere beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende, eigenaar van een strandhuisje in de gemeente, een aanslag van € 280 opgelegd voor het jaar 2021. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 29 maart 2024 behandeld, waarbij belanghebbende en een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar ten onrechte de aanslag toeristenbelasting heeft opgelegd. Belanghebbende stelt dat hij geen vergoeding betaalt voor het verblijf in zijn strandhuisje, omdat hij het enkel voor eigen gebruik heeft en jaarlijks een standplaats huurt van een stichting. De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet als belastingplichtige kan worden aangemerkt, omdat de stichting de gelegenheid tot verblijf biedt en belanghebbende niet zelf gelegenheid tot verblijf tegen betaling biedt. De rechtbank vernietigt daarom de aanslag toeristenbelasting en de uitspraak op bezwaar, en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden.