ECLI:NL:RBZWB:2025:703
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslagen parkeerbelasting en de ontvankelijkheid van bezwaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2025, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg behandeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd, waarvan de eerste op 15 maart 2023 en de tweede op 22 maart 2023. Het bezwaar tegen de eerste naheffingsaanslag werd door de heffingsambtenaar niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het bezwaar tegen de tweede naheffingsaanslag ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar ten onrechte het bezwaar tegen de eerste naheffingsaanslag niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat belanghebbende pas op 20 april 2023 door een aanmaning op de hoogte was geraakt van deze aanslag. De rechtbank concludeert dat de bezwaartermijn pas op dat moment begon en dat het bezwaar ontvankelijk is. De rechtbank gaat vervolgens in op de inhoudelijke beoordeling van de naheffingsaanslagen. Het staat vast dat belanghebbende op de controlemomenten geen parkeerbelasting heeft betaald en niet beschikte over een geldige parkeervergunning. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, ongeacht de veronderstelling van belanghebbende dat zij een geldige vergunning had. De rechtbank verklaart het beroep in de zaak van de eerste naheffingsaanslag gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en verklaart het bezwaar ongegrond. In de zaak van de tweede naheffingsaanslag wordt het beroep ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar moet het griffierecht vergoeden aan belanghebbende.