Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2025 in de zaken tussen
[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
Voor het jaar 2019 heeft de inspecteur een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit woning en werk van € 173.771. Gelijktijdig heeft de inspecteur belastingrente in rekening gebracht naar een bedrag van € 8.082 op de aanslag IB/PVV 2018 en € 6.373 op de aanslag IB/PVV 2019 (de belastingrentebeschikkingen) en een verzuimboete opgelegd naar een bedrag van € 385 op de aanslag IB/PVV 2019 (de boetebeschikking).
Feiten
€ 64.448. Over het gehele bedrag aan loon uit dienstbetrekking wordt een voorkoming van dubbele belasting gevraagd.
Beoordeling door de rechtbank
Motivering
€ 92.758, in 2019 € 15.928. De inspecteur heeft betwist dat de kostenvergoedingen niet tot het loon gerekend dienen te worden omdat belanghebbende niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast om aannemelijk te maken dat sprake is van kosten die onder de gerichte vrijstellingen vallen.
“1. een vaste bedrijfsinrichting waar de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend”