ECLI:NL:RBZWB:2025:6344
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag Bpm en verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 september 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 5.075, welke door de inspecteur ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft op 11 augustus 2025 besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daar niet om hadden verzocht. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 11 september 2025.
De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende had op 25 januari 2023 aangifte gedaan voor de registratie van een Seat Cupra Ateca en een bedrag aan Bpm voldaan van € 1.198. De inspecteur had een hertaxatie laten uitvoeren, die leidde tot een hogere naheffingsaanslag. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat de herleidingsmethode niet kan worden toegepast, zoals bevestigd door een arrest van de Hoge Raad.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een immateriële schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met vier maanden is overschreden en kent belanghebbende een schadevergoeding van € 500 toe, die voor rekening van de Staat komt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar wijst de schadevergoeding en proceskosten toe aan belanghebbende.