ECLI:NL:RBZWB:2025:6182
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en de daarbij opgelegde rentebeschikkingen in het kader van buitenlandse belastingplicht en vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag inkomstenbelasting (IB) opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 157.963. Na bezwaar werd deze aanslag verlaagd tot € 151.533, waarbij de verzuimboete werd vernietigd. De rechtbank behandelt het beroep en de argumenten van de belanghebbende, die stelt dat de AOW-uitkering slechts voor 70% in de belastingheffing mag worden betrokken, en dat de opzegging van het vertrouwen door de inspecteur met betrekking tot de pensioenverrekening geen gevolgen zou moeten hebben voor de aanslag IB 2020. De rechtbank concludeert dat de aanslag IB 2020 en de rentebeschikkingen terecht zijn vastgesteld en dat het beroep ongegrond is. De rechtbank wijst erop dat de AOW-uitkering volledig tot het belastbaar inkomen behoort, en dat het opgewekte vertrouwen door de inspecteur niet van toepassing is op het belastingjaar 2020. De uitspraak bevestigt de in standhouding van de aanslag en de rentebeschikkingen, en de belanghebbende krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.