Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Akça-Altun, en de Dienst Toeslagen. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de definitieve beschikking kinderopvangtoeslag over de jaren 2018 en 2019. Eiseres had op 29 maart 2024 bezwaar gemaakt, maar verweerder had de beslistermijn overschreden. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was en dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moest nemen. Tevens werd verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 453,50 bedroegen. De rechtbank benadrukte dat de beslistermijn van zes weken na ontvangst van het bezwaarschrift in acht moest worden genomen en dat de termijn voor het nemen van een besluit uiterlijk op 27 mei 2025 moest zijn.