ECLI:NL:RBZWB:2025:6177
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling naheffingsaanslag omzetbelasting en verdedigingsbeginsel in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 4.050 voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018. Na bezwaar van belanghebbende werd deze aanslag verlaagd tot € 3.927. De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat belanghebbende niet is verschenen op de zitting, ondanks een correcte uitnodiging. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat deze verder verminderd moet worden op basis van nieuwe standpunten van de inspecteur. Belanghebbende had zich beklaagd over de schending van het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een ongeoorloofde schending, gezien de dreigende verjaring van de aanslag. Uiteindelijk wordt de naheffingsaanslag verminderd tot € 3.810 en de belastingrente dienovereenkomstig aangepast. De rechtbank vernietigt de eerdere uitspraak op bezwaar en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden.