Op 4 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Dienst Toeslagen. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de definitieve beschikking kinderopvangtoeslag over de jaren 2015 en 2016. Eiseres had haar bezwaar op 28 mei 2024 ingediend, maar verweerder had pas op 30 augustus 2024 moeten beslissen. Aangezien deze termijn was overschreden, oordeelde de rechtbank dat het beroep kennelijk gegrond was en dat verweerder alsnog een besluit moest nemen. De rechtbank bepaalde dat verweerder dit binnen twee weken na de uitspraak moest doen en legde een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast werd de bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat verweerder de hoogte hiervan niet had vastgesteld. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 4 februari 2025.