Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.[gedaagde 1] B.V.,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
3.
[gedaagde 3],
4.
[gedaagde 4],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.De feiten
“een stil pandrecht verlenen op vorderingen op naam bij akte d.d. heden en borgstelling door de (in)directe bestuurders en aandeelhouder(s) van Schuldenaars;” [3]
“de verpandbaarheid van deze vorderingen en voor zijn bevoegdheid over deze vorderingen te beschikken en dit vrij van beperkte rechten. Pandgevers is het niet toegestaan de verpande vorderingen zonder schriftelijke toestemming van Pandnemer te vervreemden of nader te bezwaren.”
4.Het geschil
5.De beoordeling
Beklamel-gevallen genoemd, naar het arrest van de Hoge Raad van 6 oktober 1989. [12] Persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder is in deze gevallen aan de orde wanneer de bestuurder namens de vennootschap verbintenissen aangaat terwijl hij wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de door de wederpartij geleden schade, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem ter zake van de benadeling geen persoonlijk verwijt kan worden gemaakt.