RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
zaaknummers: BRE 24/8147 WMO
BRE 24/8149 WMO
BRE 24/8151 WMO
BRE 24/8153 WMO
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2025 in de zaak tussen
[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker 1
[verzoekster 2] ,uit [plaats] , verzoekster 2
[verzoekster 3] ,uit [plaats] , verzoekster 3
[verzoekster 4] B.V.uit [plaats] , verzoekster 4
(gemachtigde: [verzoeker] ),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg.
Samenvatting
1. Deze uitspraak gaat over de (impliciete) weigering van het college om de door verzoekers geclaimde schade te vergoeden. Verzoekers zijn het hier niet mee eens en voeren daartoe een aantal gronden aan. Aan de hand van deze gronden beoordeelt de rechtbank of het college op goede gronden heeft geweigerd schadevergoeding toe te kennen.
1.1.De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verzoekers 2 en 4 geen belanghebbende zijn en hun verzoek daarom niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De verzoeken van verzoeker 1 en verzoekster 3 worden afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.Onder 2 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het verzoek om schadevergoeding. Onder 3 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 4 staat het toetsingskader. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf punt 5. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.
Feiten en omstandigheden
2. Verzoekers 1 en 3 ontvangen een persoonsgebonden budget (pgb). De zorg aan hen wordt verleend door verzoekster 2, zij is de bestuurster van verzoekster 4.
2.1Het college heeft aanleiding gezien om onderzoek te verrichten naar de rechtmatigheid en kwaliteit van de ondersteuning verricht door verzoekster 2.
Dit onderzoek heeft onder andere bestaan uit het uitnodigen van verzoekster 2 voor een gesprek, en het vorderen van gegevens. Verzoekster 2 en/of verzoekster 4 heeft/hebben diverse stukken overgelegd.
2.2Op 18 januari 2024 heeft het college verzoekers 1 en 3 uitgenodigd voor een gesprek op 29 januari 2024. Tevens is aan hen gevraagd hun pgb-administratie over te leggen.
Verzoekers 1 en 3 hebben meegedeeld dat zij niet zullen meewerken aan een gesprek omdat zij het onderzoek onrechtmatig vinden.
2.3Met de brief van 26 januari 2024 heeft het college verzoekers 1 en 3 erop gewezen dat zij verplicht zijn mee te werken.
Verzoekers 1 en 3 hebben gesteld wel mee te willen werken, maar niet te willen deelnemen aan een gesprek. Zij zijn bereid vragen per mail te beantwoorden.
2.4Met de brief van 23 februari 2024 is aan verzoekers 1 en 3 meegedeeld dat zij moeten meewerken aan een gesprek en hun pgb-administratie uiterlijk 4 maart 2024 moeten overleggen. Verzoekers 1 en 3 zijn opnieuw uitgenodigd voor een gesprek op 4 maart 2024. Meegedeeld is dat als zij aan dit verzoek niet voldoen het pgb zal worden opgeschort.
2.5Verzoekers 1 en 3 hebben in reactie op de brief van 23 februari 2024 stukken overgelegd. Verder hebben zij meegedeeld niet te willen meewerken aan een gesprek omdat dit te belastend is voor hen.
2.6Met de brief van 28 februari 2024 is aan verzoekers 1 en 3 meegedeeld dat de overgelegde stukken de stukken zijn die al van de zorgverlener zijn ontvangen. Verzoekers moeten hun eigen pgb-administratie overleggen. Desgewenst kan het gesprek bij verzoekers thuis plaatsvinden.
2.7In reactie op die brief hebben verzoekers 1 en 3 nogmaals gesteld niet op een gesprek te verschijnen. Ook gaan ze niet in op het aanbod om het gesprek bij hen thuis te laten plaatsvinden. Eerder is de pgb-administratie al gedeeld en daar zal de gemeente het mee moeten doen.
2.8Met de brieven van 14 maart 2024 heeft het college aan verzoekers 1 en 3 meegedeeld dat zij de SVB hebben verzocht de pgb-betalingen op te schorten.
2.9Met de besluiten van 20 maart 2024 heeft de SVB aan verzoekers 1 en 3 meegedeeld dat vanaf 14 maart 2024 geen pgb-betalingen meer gedaan worden. Verzoekers 1, 2 en 3 hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2.1De SVB heeft bij het college navraag gedaan wat de reden voor het verzoek tot opschorting was. Het college heeft gesteld dat verzoekers 1 en 3, ondanks dat twee keer daartoe het verzoek is gedaan, niet zijn verschenen op een gesprek en dat zij hun pgb-administratie niet hebben overgelegd.
2.11Met de besluiten van 23 mei 2024 heeft de SVB het bezwaar van verzoekers 1 en 3 gegrond verklaard. De opschorting van het pgb wordt ongedaan gemaakt en de pgb- betalingen worden vanaf 14 maart 2024 weer hervat.
Het bezwaar van verzoekster 2 is door de SVB niet-ontvankelijk verklaard.