In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 9 juli 2025, wordt de afwijzing van een aanvraag voor een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) behandeld. Eiser, die een aanvraag had ingediend voor een VOG ten behoeve van zijn lidmaatschap van een airsoftbond, was het niet eens met de afwijzing door de staatssecretaris van Rechtsbescherming. De rechtbank beoordeelt de zaak aan de hand van de beroepsgronden van eiser, die onder andere aanvoert dat de afwijzing in strijd is met de onschuldpresumptie en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de staatssecretaris de VOG terecht heeft geweigerd. De afwijzing is gebaseerd op justitiële gegevens die wijzen op een verdenking van strafbare feiten, waaronder het medeplegen van de handel en smokkel van amfetamine. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze gegevens, indien herhaald, een belemmering vormen voor de behoorlijke uitoefening van de functie waarvoor de VOG is aangevraagd. De rechtbank legt uit dat de beoordeling van de staatssecretaris niet alleen gebaseerd is op de strafbare feiten, maar ook op het risico voor de samenleving, wat een belangrijk aspect is bij de afgifte van een VOG.
De rechtbank wijst erop dat de persoonlijke omstandigheden van eiser, zoals het feit dat hij zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, niet voldoende zijn om de afgifte van de VOG te rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de VOG in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.