In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de A17 te Standdaarbuiten op 17 maart 2023. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., en de zittingsvertegenwoordiger, mr. K. Kattick, aanwezig waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant en de foto van de gedraging. De kantonrechter oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant, ondanks de stelling van de betrokkene dat hij een e-sigaret vasthield in plaats van een mobiele telefoon. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat de hoorplicht was geschonden, omdat de betrokkene en zijn gemachtigde niet in de gelegenheid waren gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie.
De kantonrechter heeft de boete niet gematigd op basis van de schending van de hoorplicht, maar heeft wel geoordeeld dat de redelijke termijn was overschreden, wat leidde tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep. De boete werd verlaagd naar € 285,-, met een proceskostenvergoeding van € 453,50 voor de betrokkene. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de betrokkene kreeg het teveel betaalde bedrag van € 95,- terugbetaald. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier.