ECLI:NL:RBZWB:2025:4308

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
11075292 MB VERZ 24-544
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene, een B.V., was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het overschrijden van een doorgetrokken streep op de Oosterhoutseweg te Raamsdonkveer op 12 oktober 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 13 juni 2025 heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, aangevoerd dat de redelijke termijn was overschreden en verzocht om een proceskostenvergoeding. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren, waarbij werd gesteld dat de verbalisant niet in staat was om de bestuurder staande te houden omdat hij met een privévoertuig reed.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was komen vast te staan. Echter, de rechter oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, aangezien de procedure langer dan twee jaar had geduurd. De kantonrechter heeft daarom de boete met 25% gematigd en de beslissing van de officier van justitie gewijzigd. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die zijn berekend op € 453,50. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 11075292 \ MB VERZ 24-544
CJIB-nummer: 5062 5422 5310 4930
uitspraakdatum: 13 juni 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 juni 2025. Namens de officier van justitie is verschenen [naam] (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Als gemachtigde is verschenen mr. J. Piet. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder de doorgetrokken streep overschrijden (verkeer in beide richtingen) op de Oosterhoutseweg te Raamsdonkveer op 12 oktober 2022 om 18:45 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene zich niet met beslissing van de officier van justitie zich verenigen. De redelijke termijn is overschreden. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde vermeld dat de overschrijding van de redelijke termijn de enige beroepsgrond is.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft verklaard dat hij met een privévoertuig reed en dus niet beschikte over middelen zoals een volg- en stopteken. Daarom is volgens de zittingsvertegenwoordiger terecht op kenteken bekeurd.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat hij met een privé voertuig reed en dus niet beschikte over middelen tot staandehouding, zoals een stoptransparant of optische- en geluidssignalen.
Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder
Overschrijding redelijke termijn
Iedereen heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 12 oktober 2022 en is de redelijke termijn dus met ongeveer acht maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskosten
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter. Daarbij wordt de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) toegepast, nu de matiging uitsluitend het gevolg is van overschrijding van de redelijke termijn (zie ECLI:NL:HR:2023:1526). De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- = € 226,75
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- =
€ 226,75
totaal € 453,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 187,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 62,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: