ECLI:NL:RBZWB:2025:4306

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
11454870 MB VERZ 24-1730
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Haagdijk te Breda op 27 april 2023. De betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden, omdat de betrokkene stil stond en enkel de weg op Google Maps zocht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant, en dat er geen aanleiding was om aan deze verklaring te twijfelen.

De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat er sprake was van schending van de informatieplicht, omdat het dossier niet tijdig aan de gemachtigde was verstrekt. Desondanks was de kantonrechter van mening dat de betrokkene niet in zijn verdedigingsbelang was geschaad, aangezien hij wist op welke boete het betrekking had en inhoudelijk verweer had gevoerd. Daarnaast is er vastgesteld dat de hoorplicht was geschonden, omdat de betrokkene en zijn gemachtigde niet in de gelegenheid waren gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was.

De kantonrechter heeft de boete gematigd met 25% naar € 112,50, en vervolgens nogmaals met 25% naar € 84,38, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Tevens is er een proceskostenvergoeding van € 907,- toegekend aan de betrokkene. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, en griffier E. Alekperov.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 11454870 \ MB VERZ 24-1730
CJIB-nummer: 3062 5422 5748 9170
uitspraakdatum: 13 juni 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. E. Özkan (MREO)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 juni 2025. Namens de officier van justitie is verschenen [naam] (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Haagdijk te Breda op 27 april 2023 om 22:18 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stond stil en zocht de weg op Google Maps. Omdat gegevens ontbreken over de constatering van de gedraging kan niet worden gesteld dat aan het zorgvuldigheidsbeginsel is voldaan. De hoorplicht is geschonden door de officier van justitie. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat geen dossier is ontvangen, waardoor geen adequaat verweer kan worden gevoerd. Gemachtigde wilde graag aangeven hoe de situatie precies zat, maar nu vindt de zitting ruim twee jaar later plaats. Ook is de hoorplicht geschonden met als mededeling de hoge instroom. Volgens gemachtigde dient in samenhang met uitspraak ECLI:NL:GHARL:2025:2852 de structurele schending van de hoorplicht te leiden tot een matiging van de boete met 25%. Daarnaast is de redelijke termijn overschreden, wat in strijd is met artikel 6 EVRM. Verzocht wordt om een algehele vernietiging en anders een matiging van tweemaal 25%.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant is niet verplicht om een kleur type of merk mobiel elektronisch apparaat te vermelden. De constatering dat het een telefoon betreft is voldoende. In dit geval is door de verbalisant duidelijk verklaard dat tijdens het rijden een Samsung S9 is vastgehouden. De informatieplicht is inderdaad geschonden, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt om de beslissing van de officier van justitie te vernietigen. Wel is onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom betrokkene hierdoor in zijn belangen zou zijn geschaad. De redelijke termijn is overschreden waardoor de boete met 25% gematigd dient te worden. Daarnaast is de hoorplicht structureel geschonden waardoor de boete nogmaals met 25% gematigd dient te worden. Daarbij is de zittingsvertegenwoordiger van mening dat de proceskostenvergoeding alleen voor de kantonfase moet worden toegekend. Dit blijkt ook uit de ter zitting overhandigde uitspraak.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Bovendien heeft betrokkene op het moment van staandehouding niet verklaard dat hij stilstond, wat wel in de rede had gelegen als dat zo was.
De boete is dus terecht opgelegd.
Schending informatieplicht
De kantonrechter is met gemachtigde en de zittingsvertegenwoordiger van oordeel dat sprake is van schending van de informatieplicht nu het dossier niet (tijdig) aan gemachtigde verstrekt. De kantonrechter is echter ook met de zittingsvertegenwoordiger van oordeel dat betrokkene hierdoor niet in zijn verdedigingsbelang is geschaad. Betrokkene wist, mede gelet op de staandehouding, duidelijk op welke boete het zag en heeft hiertegen inhoudelijk verweer gevoerd. Omdat het verdedigingsbelang niet is geschaad, ziet de kantonrechter geen aanleiding om aan de schending consequenties te verbinden.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft via een gemachtigde beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de gemachtigde en betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep is om die reden gegrond.
Gelet op de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2025:2852), waarin het gerechtshof oordeelt dat een betrokkene dezelfde compensatie dient te krijgen als een betrokkene die in het administratief beroep niet is bijgestaan door een professionele gemachtigde, ziet de kantonrechter aanleiding om de boete te matigen met 25% naar € 112,50. Blijkens de beslissing op het administratief beroep is het immers een bewuste en inmiddels structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Overschrijding redelijke termijn
Iedereen heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 27 april 2023 en is de redelijke termijn dus met bijna twee maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete van € 112,50, matigen met 25% naar € 84,38 (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten van de kantonfase, aangezien geen sprake is van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, zodat de kosten, gemaakt in het administratief beroep, niet voor vergoeding in aanmerking komen (zie ECLI:NL:GHARL:2025:2852). De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 907,00

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 84,38 plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 65,62 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: