ECLI:NL:RBZWB:2025:4269

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
BRE 24/8075
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de Alcoholwetvergunning van horecabedrijf door de burgemeester van Breda

Deze uitspraak betreft het besluit van de burgemeester van Breda om de Alcoholwetvergunning van een horecabedrijf per direct in te trekken. Eiseres, de exploitant van het horecabedrijf, is het niet eens met deze intrekking en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 5 juni 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de burgemeester. De burgemeester had de vergunning ingetrokken omdat de feitelijke situatie in het horecabedrijf niet overeenkwam met de door eiseres aangevraagde vergunning. Eiseres voerde aan dat zij geen onjuiste gegevens had verstrekt bij de aanvraag en dat de burgemeester niet bevoegd was om de vergunning in te trekken. De rechtbank oordeelde dat eiseres procesbelang had bij de beoordeling van haar beroep, ondanks de verkoop van het horecabedrijf. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester onvoldoende had aangetoond dat eiseres onjuiste gegevens had verstrekt en dat het besluit om de vergunning in te trekken in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en de burgemeester werd veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/8075

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. R.B.M. Poppelaars),
en

de burgemeester van de gemeente Breda, de burgemeester.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van de burgemeester om de Alcoholwetvergunning van horecabedrijf [café] per direct in te trekken. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de burgemeester terecht de vergunning heeft ingetrokken.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres was exploitant van het horecabedrijf [café] gelegen aan het [adres] . Op 16 augustus 2016 heeft eiseres een vergunning aangevraagd voor het schenken van alcoholhoudende dranken in het café. De burgemeester heeft deze vergunning op 10 november 2016 verleend op grond van de destijds geldende Drank- en Horecawet (DHW). Deze DHW-vergunning heeft met ingang van 1 juli 2021 te gelden als een vergunning op grond van de Alcoholwet.
2.1.
Bij brief van 14 maart 2024 heeft de burgemeester aan eiseres meegedeeld dat hij voornemens is de vergunning in te trekken, omdat de feitelijke situatie in [café] niet overeenkomt met de door haar aangevraagde vergunning. De burgemeester heeft daarbij gesteld dat de echtgenoot van eiseres als eigenaar van het horecabedrijf optreedt en in het café de rol van een leidinggevende vervult, terwijl eiseres hem op de aanvraag niet als leidinggevende heeft opgegeven. Als de burgemeester bij de aanvraag in 2016 hiermee bekend was geweest, zou hij de vergunning niet hebben verleend.
2.2.
Bij brief van 19 maart 2024 heeft eiseres tegen dit voornemen een zienswijze ingediend.
2.3.
Op 19 juni 2024 heeft de burgemeester besloten om de aan eiseres verleende Alcoholwetvergunning per direct in te trekken. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Daarnaast heeft eiseres bij deze rechtbank een voorlopige voorziening verzocht. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek op 12 juli 2024 afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang. [1]
2.4.
Met het bestreden besluit van 17 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is de burgemeester bij dat besluit gebleven. De burgemeester heeft het advies van de adviescommissie bezwaarschriften van de gemeente Breda (de commissie) overgenomen.
2.5.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.6.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. F.J. Poppelaars – Hoogenraad, als waarnemer van de gemachtigde van eiseres en mr. M. Voesenek en [persoon] als de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiseres nog procesbelang bij de beoordeling van haar beroep?
3. De burgemeester heeft op zitting gesteld dat het procesbelang van eiseres bij de inhoudelijke beoordeling van haar beroep is komen te vervallen door de verkoop van
[café] . Eiseres heeft hierdoor geen belang meer bij herleving van de Alcoholwetvergunning. De nieuwe eigenaar van het café heeft de schulden van eiseres overgenomen waardoor de burgemeester betwist dat zij daadwerkelijk schade heeft geleden.
3.1.
Het procesbelang is het belang dat een betrokkene heeft bij de uitkomst van de procedure. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) kan procesbelang bestaan als iemand stelt schade te hebben geleden. Het moet wel enigszins aannemelijk zijn dat schade is geleden als gevolg van het bestreden besluit. [2]
3.2.
Eiseres heeft gesteld dat zij aanzienlijke schulden heeft opgebouwd doordat het café moest sluiten naar aanleiding van de intrekking van de Alcoholwetvergunning. Tijdens de sluiting liepen de vaste lasten door en moest zij bestaande schulden blijven aflossen. Dit heeft ertoe geleid dat zij uiteindelijk het café heeft moeten verkopen. Bij de verkoop is overeengekomen dat de nieuwe eigenaar haar schulden zou overnemen. Volgens eiseres heeft deze afspraak ertoe geleid dat zij een lagere verkoopprijs voor het café heeft gekregen dan zij zonder deze schulden zou hebben ontvangen.
3.3.
De rechtbank sluit niet uit dat eiseres bij de verkoop van het café een lagere opbrengst heeft ontvangen doordat de koper haar schulden heeft overgenomen. Daarbij is het niet ondenkbaar dat deze schulden zijn ontstaan doordat eiseres het café niet kon openhouden zonder Alcoholwetvergunning. Dat eiseres als gevolg van het bestreden besluit schade heeft geleden, acht de rechtbank daarom in voldoende mate aannemelijk. Eiseres heeft dan ook procesbelang bij de inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
De beroepsgronden
4. De rechtbank begrijpt dat eiseres betoogt dat de burgemeester niet bevoegd was om de Alcoholwetvergunning in te trekken. Volgens haar is ten onrechte aangenomen dat zij bij de aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt. Uit de conclusie dat de feitelijke situatie niet overeenkomt met de aangevraagde vergunning blijkt namelijk niet dat dit ten tijde van de aanvraag al zo was. Eiseres heeft op het aanvraagformulier aangegeven dat zij als leidinggevende zou optreden en dit is ook gebeurd. Op het moment dat de vergunning werd aangevraagd had zij nog geen relatie met haar huidige partner. Het besluit heeft zeer grote gevolgen gehad voor eiseres. Daarom mag verwacht worden dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat eiseres daadwerkelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt bij de aanvraag. Verder voert eiseres aan dat er sprake is van handelen in strijd met het verbod op détournement de pouvoir. De intrekking van de Alcoholwetvergunning houdt volgens haar verband met de procedure waarin de burgemeester heeft geweigerd haar partner bij te schrijven als leidinggevende.
De bevoegdheid van de burgemeester
5. Een Alcoholwetvergunning wordt op grond van artikel 31, eerste lid, onder a, van de Alcoholwet door de burgemeester ingetrokken indien de te harer verkrijging verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest.
5.1.
Dit is een dwingende intrekkingsgrond. Dat betekent dat de burgemeester geen beleidsruimte heeft om een belangenafweging te maken. Wel moet de burgemeester de feiten zorgvuldig vaststellen en zijn besluit deugdelijk motiveren.
5.2.
De burgemeester heeft gesteld dat de feitelijke situatie in het café niet in overeenstemming is met de destijds aangevraagde vergunning, en leidt daaruit af dat eiseres bij de aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt. Ter onderbouwing wijst de burgemeester op de volgende omstandigheden. Al een half jaar voordat eiseres het café heeft overgenomen, is door de voormalige eigenaar verzocht om de partner van eiseres als leidinggevende bij te schrijven. Ondanks herhaalde weigeringen van bijschrijving in de jaren nadat eiseres eigenaar is geworden, is de partner tijdens diverse controles aangetroffen in het café terwijl hij zich voordeed als leidinggevende of eigenaar. Eiseres is tijdens geen van deze controles aangetroffen in het café. Ook buiten het café, onder meer in verklaringen aan de politie en in de media, heeft de partner zich gepresenteerd als eigenaar. Daarnaast is in 2024 door de partner verklaard dat hij al acht jaar eigenaar van het café is. Uit deze omstandigheden kan volgens de burgemeester geconcludeerd worden dat de partner van meet af aan betrokken was bij het café en dat dit ook heeft voortgeduurd gedurende de periode waarin eiseres volgens haar verklaring een relatie had met de partner.
5.3.
Voorop staat dat het in dit geval gaat om een voor eiseres belastend besluit. Dit brengt met zich mee dat het aan de burgemeester is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren en het besluit daarmee deugdelijk te onderbouwen. [3] Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat eiseres bij het indienen van de aanvraag, die heeft geleid tot het verlenen van de Alcoholwetvergunning, onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft. Bij de beoordeling of sprake is van het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens, is de situatie op het moment van de aanvraag van belang.
De partner van eiseres heeft zich pas tijdens de controle op 10 oktober 2020, dus ruim vier jaar na de aanvraag van eiseres, voor het eerst gepresenteerd als leidinggevende. De enkele omstandigheid dat de advocaat van de partner op 20 februari 2024 namens hem heeft verklaard dat hij al bijna acht jaar met eiseres het café runt, betekent niet dat de aanvraag destijds door eiseres onjuist is ingevuld. Aan de hand van de door de burgemeester geschetste omstandigheden kan wellicht een vermoeden ontstaan dat de partner gedurende een zekere periode na het invullen van de aanvraag feitelijk leiding gaf aan het café, maar dat is niet genoeg om aan te nemen dat er bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verschaft. De verzoeken om bijschrijving van de partner dateren bovendien pas vanaf 26 juni 2018 en hieruit volgt ook onvoldoende dat eiseres dit al op 16 augustus 2016 van plan was. Dat geldt ook voor het argument van de burgemeester dat de vorige eigenaar in 2015 heeft gevraagd om de partner als leidinggevende bij te schrijven. Daaruit blijkt op geen enkele manier dat eiseres daarbij betrokken was, terwijl bovendien door eiseres onweersproken is gesteld dat zij op dat moment nog geen relatie met hem had. Ook de uitlatingen van de partner tegen de politie in 2021 en in de media in 2024 dat hij eigenaar van het café was, kunnen niet een dergelijke conclusie dragen. De burgemeester heeft in dit geval onvoldoende gemotiveerd waarom de door hem gegeven omstandigheden maken dat eiseres bij de aanvraag onjuiste gegevens heeft opgegeven. Hij heeft daarmee niet aan de bewijslast voldaan, die geldt voor het intrekken van de Alcoholwetvergunning. Deze beroepsgrond slaagt. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met
artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb nu zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de burgemeester het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 17 oktober 2024;
- herroept het besluit van 19 juni 2024;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van
mr.S. Wilbrink, griffier, op 8 juli 2025 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1945.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1704.