ECLI:NL:RBZWB:2024:4698

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
24/5266
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking Alcoholwetvergunning door burgemeester

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster, die een café exploiteert, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar Alcoholwetvergunning door de burgemeester van Breda. De burgemeester had deze vergunning ingetrokken op basis van onjuiste of onvolledige gegevens die bij de aanvraag waren verstrekt. Verzoekster stelde dat het intrekken van de vergunning haar inkomsten zou doen wegvallen, wat zou leiden tot financiële problemen en mogelijk faillissement.

De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoekster geen spoedeisend belang had bij de schorsing van het besluit. Het financieel belang dat verzoekster aanvoerde, werd niet als voldoende urgent beschouwd, aangezien er geen bewijs was dat zij in een financiële noodsituatie verkeerde. De voorzieningenrechter merkte op dat verzoekster en haar echtgenoot, die ook een bedrijf heeft, mogelijk andere inkomstenbronnen hadden en dat er geen pogingen waren ondernomen om elders werk te vinden.

Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de intrekking van de Alcoholwetvergunning vooralsnog in stand blijft. Verzoekster kreeg geen griffierecht terug en er werd geen vergoeding van proceskosten toegekend. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5266

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaats], verzoekster,
(gemachtigde: mr. R.B.M. Poppelaars),
en

de burgemeester van de gemeente Breda, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Voesenek en drs. [naam 1]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van 19 juni 2024. Met dat besluit heeft de burgemeester de eerder aan verzoekster verleende Alcoholwetvergunning ingetrokken. Verzoekster heeft hiertegen ook bezwaar gemaakt.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, mr. F.J. Poppelaars-Hoogenraad (kantoorgenoot van gemachtigde) en de gemachtigden van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoekster exploiteert een café in de vorm van een eenmanszaak. Ten behoeve van de exploitatie van het café heeft de burgemeester op 11 november 2016 een vergunning aan verzoekster verleend op grond van de destijds geldende Drank- en Horecawet (DHW). Deze DHW-vergunning heeft met ingang van 1 juli 2021 te gelden als een vergunning op grond van de Alcoholwet.
2.1.
Op 14 maart 2024 heeft de burgemeester verzoekster geïnformeerd over het voornemen om de vergunning in te trekken, omdat de bij de aanvraag verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig waren, dat als bij de aanvraag de juiste omstandigheden bekend waren geweest, er een ander besluit was genomen (artikel 31, eerste lid, aanhef en onder a van de Alcoholwet). De burgemeester heeft daarbij gesteld dat de echtgenoot van verzoekster, [echtgenoot verzoekster], als eigenaar optreedt en in het café de rol van leidinggevende vervult. Als de burgemeester dat bij de aanvraag had geweten, zou hij de vergunning niet hebben verleend.
2.2
Verzoekster heeft haar zienswijze op het voornemen naar voren gebracht. Dat heeft niet geleid tot een wijziging van het voornemen. Met het bestreden besluit heeft de burgemeester de Alcoholwetvergunning van verzoekster ingetrokken.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. Allereerst ligt dus de vraag voor of verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de schorsing van het bestreden besluit. Concreet betekent dit dat van verzoekster niet gevergd kan worden dat zij de beslissing op het bezwaarschrift afwacht.
3.2.
Verzoekster heeft gesteld dat met het intrekken van de Alcoholwetvergunning haar inkomsten wegvallen en dat zij geen financiële buffer heeft om dat op te vangen. De vaste lasten van het café en de persoonlijke vaste lasten lopen door, en daarnaast heeft verzoekster schulden waarop moet worden afbetaald. Verzoekster vreest dat het wegvallen van de inkomsten uit het café uiteindelijk tot een persoonlijke faillissement zal leiden en dat zal niet alleen verzoekster, maar ook haar kinderen raken.
3.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet het door verzoekster gestelde belang worden aangemerkt als een financieel belang. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is een financieel belang op zich geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening. Eventuele schade kan immers worden verhaald indien achteraf blijkt dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Dat kan anders zijn als sprake is van een financiële noodsituatie.
3.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat sprake is van een financiële noodsituatie. Hoewel de voorzieningenrechter wil aannemen dat de inkomsten van het café voor een groot deel afkomstig zijn uit de verkoop van alcohol, is niet gebleken dat verzoekster met het wegvallen van die inkomsten in het geheel geen inkomsten meer heeft. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat verzoekster is getrouwd met [echtgenoot verzoekster] en met hem een gezin vormt. Ter zitting heeft de burgemeester naar voren gebracht dat verzoeksters echtgenoot in de Kamer van Koophandel is ingeschreven met een bedrijf voor reparatie van en handel in personenauto’s en de verhuur van personenauto’s en dat voor het bedrijf een jaarrekening is gedeponeerd. Verzoekster heeft verklaard dat haar echtgenoot inkomsten uit het bedrijf heeft, zij het minder dan verwacht. Inzage in de inkomsten heeft zij niet gegeven. Voor zover verzoekster en haar gezin door het wegvallen van de inkomsten uit het café over te weinig inkomsten komen te beschikken, valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter bovendien niet in te zien dat verzoekster en haar echtgenoot niet elders kunnen gaan werken, om op die manier (tijdelijk) (extra) inkomsten te vergaren. Hoewel de Alcoholwetvergunning per 19 juni 2024 is ingetrokken en het voornemen daartoe al op 14 maart 2024 bekend is gemaakt, is op de zitting gebleken dat verzoekster en haar echtgenoot tot op dat moment geen pogingen hebben ondernomen om werk elders te vinden, bijvoorbeeld door zich in te schrijven bij een uitzendbureau.
3.5.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Dat betekent dat het besluit tot het intrekken van de Alcoholwetvergunning vooralsnog zonder beperkingen in werking blijft.
3.6.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek afwijst, krijgt verzoekster het griffierecht niet terug en krijgt zij ook geen vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 12 juli 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.