ECLI:NL:RBZWB:2025:4063

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
BRE 23/2280 WMO en BRE 23/9830 WMO
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 30 juni 2025, wordt het beroep van eiseres tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout behandeld. Eiseres, die een chronische medische aandoening heeft, is het niet eens met de besluiten van het college met betrekking tot haar recht op huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De rechtbank beoordeelt de besluiten van het college, die betrekking hebben op de toekenning van een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, die haar een bepaalde hoeveelheid uren huishoudelijke ondersteuning hebben toegekend. De rechtbank stelt vast dat het college de indicaties voor de huishoudelijke hulp heeft vastgesteld op basis van geldende protocollen en normen, maar dat er ook ruimte is voor maatwerk op basis van persoonlijke omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat het college niet tekort is gedaan aan eiseres, maar dat er wel aanleiding is om de indicatie voor de periode van 1 april 2023 tot 9 januari 2025 te verhogen. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten voor zover deze de omvang van de indicatie betreft en bepaalt dat eiseres recht heeft op een hogere indicatie voor huishoudelijke hulp. Eiseres krijgt het griffierecht terug en een proceskostenvergoeding van € 1.814,00. De uitspraak benadrukt het belang van maatwerk in de toekenning van zorg en ondersteuning.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/2280 WMO en 23/9830 WMO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2025 in de zaken tussen

[eiseres] , uit [plaats] eiseres

gemachtigde: mr. M.A.E. Bol,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout (het college), verweerder.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het recht op een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke opvang (Wmo). Eiseres is het niet eens met de besluiten die het college heeft genomen naar aanleiding van haar verzoeken om verlenging van haar indicatie. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de genomen besluiten.
2. Met het besluit van 28 maart 2022 (primair besluit 1) heeft het college (verlenging van) de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden toegekend aan eiseres voor 270 minuten per week in de vorm van zorg in natura over de periode van 1 april 2022 tot en met 31 maart 2023. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Na heroverweging heeft het college met een besluit van 23 februari 2023 (bestreden besluit 1) het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, in die zin dat er over de periode van 1 april 2022 tot en met 31 maart 2023 huishoudelijke ondersteuning wordt toegekend in de vorm van zorg in natura voor 410 minuten per week. Eiseres heeft tegen dit besluit bij deze rechtbank beroep ingesteld.
Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder procedurenummer BRE 23/2280 WMO.
Met een besluit van 16 februari 2023 (primair besluit 2) heeft het college een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning in de vorm van zorg in natura toegekend aan eiseres per 1 april 2023 voor 240 minuten per week voor de duur van vijf jaar (tot en met 28 maart 2028). Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Na heroverweging heeft het college met een besluit van 15 augustus 2023 (bestreden besluit 2) het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en eiseres 331 minuten huishoudelijke ondersteuning toegekend. Eiseres heeft bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen dit besluit.
Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder procedurenummer BRE 23/9830 WMO.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift en daarin aangegeven dat eiseres per 1 april 2023 recht heeft op 385 minuten per week huishoudelijke ondersteuning in de vorm van zorg in natura.
Op 18 december 2023 heeft eiseres (opnieuw) verzocht om haar huishoudelijke ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) te verlenen. Met het besluit van 18 maart 2024 heeft het college per 18 maart 2024 aan eiseres 345 minuten huishoudelijke ondersteuning toegekend in de vorm van zorg in natura. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het bezwaar is door het college met het besluit van 1 juli 2024 niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres het bezwaar te laat had ingediend. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij deze rechtbank. De rechtbank heeft het beroep met de uitspraak van 9 januari 2025 [1] gegrond verklaard en het college opgedragen om opnieuw en inhoudelijk te beslissen op het bezwaar van eiseres. Met het bestreden besluit van 24 februari 2025 (bestreden besluit 3) heeft het college hieraan voldaan. De indicatie voor huishoudelijke ondersteuning is voor de periode van 18 maart 2024 tot 9 januari 2025 op 365 minuten vastgesteld en voor de periode van 9 januari 2025 tot en met 17 maart 2029 op 355 minuten. De zorg is wederom toegekend als zorg in natura.
2.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 20 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [persoon] (haar ex-partner) en mr. L.H.T. Hagebols namens het college.

Beoordeling door de rechtbank

3.
Feiten en omstandigheden.
Eiseres, geboren op [geboortedag] 1964, heeft een chronische medische aandoening. Eiseres ontving al geruime tijd huishoudelijke ondersteuning in de vorm van een pgb naar informeel tarief. De huishoudelijke ondersteuning wordt verleend door [persoon] die destijds ook het pgb beheerde. Eiseres had een indicatie voor 675 minuten per week tot 1 januari 2022.
Op 4 november 2021 heeft eiseres zich gemeld voor een verlenging van deze indicatie, waarna onafhankelijk medisch advies is uitgebracht door Salude. Omdat het onderzoek bij afloop van de indicatie nog niet was afgerond, is de indicatie gedurende het onderzoek tot 1 april 2022 verlengd met het oude aantal uren. De bevindingen van het onderzoek zijn vastgelegd in een plan van aanpak dat op 23 februari 2022 ter ondertekening aan eiseres is toegezonden en twee dagen later ondertekend retour is gekomen.
Op 2 maart 2022 heeft het college eiseres vanaf 1 april 2022 tot en met 31 maart 2023 huishoudelijke ondersteuning toegekend voor 270 minuten per week in de vorm van een pgb naar informeel tarief. Op 10 maart 2022 heeft een pgb-consulent een gesprek met eiseres gevoerd, waarbij het pgb-beheer is besproken. Hierna is geconcludeerd dat eiseres niet in staat is om het pgb te beheren. Het college heeft dan ook met primair besluit 1 het besluit van 2 maart 2022 herzien en in plaats daarvan de vorm van de huishoudelijke ondersteuning aangepast van een pgb naar zorg in natura. Na bezwaar van eiseres heeft dit geleid tot bestreden besluit 1, waarin het college – conform het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften sociale zekerheid (commissie) – het aantal toegekende minuten heeft gewijzigd in 410.
Op 8 december 2022 heeft eiseres wederom een melding gedaan, namelijk een aanvraag om een pgb voor huishoudelijke ondersteuning in 2023, waarop het college een plan van aanpak heeft opgesteld. In tegenstelling tot wat eiseres wenste, is het college gebleken dat Surplus niet in pgb-beheer kon voorzien. Het college stelt dat de situatie niet is veranderd ten opzichte van het gesprek van 10 maart 2022, waarna het college primair besluit 2 heeft genomen. Na bezwaar van eiseres heeft het college bij bestreden besluit 2 – conform het advies van de commissie – de toekenning van 240 minuten per week naar 331 minuten per week gewijzigd.
Naar aanleiding van het verzoek van eiseres van 18 december 2023 om haar huishoudelijke ondersteuning in de vorm van een pgb te verlenen heeft het college eiseres met het besluit van 18 maart 2024 per 18 maart 2024 weer zorg in natura toegekend. Met het bestreden besluit 3 heeft het college op het bezwaar beslist. Het college heeft de indicatie voor huishoudelijke ondersteuning voor de periode van 18 maart 2024 tot 9 januari 2025 op 365 minuten vastgesteld en voor de periode van 9 januari 2025 tot en met 17 maart 2029 op 355 minuten, beiden in de vorm van zorg in natura.
4.
Procesbelang.
De besluitvorming heeft deels betrekking op een afgesloten periode in het verleden.
Beoordeeld moet daarom worden of eiseres nog procesbelang heeft. Op de zitting heeft eiseres meegedeeld dat [persoon] de huishoudelijke ondersteuning is blijven verlenen volgens de toegekende uren en dat hij voor deze werkzaamheden betaald wil worden vanuit een pgb. Verder heeft eiseres meegedeeld dat er zorgovereenkomsten met [persoon] zijn gesloten. Het college heeft dit niet weersproken. De rechtbank neemt daarom procesbelang aan.
5.
Beroepsgronden.
Eiseres wijst allereerst op de gronden in bezwaar. Zij voert aan dat zij, anders dan het college stelt, wel in staat is het pgb te beheren, weliswaar met meer moeite, maar met gepaste hulpmiddelen, zoals een extra goed verlichte leeslamp en een loep met verlichting is dit mogelijk. Deze hulpmiddelen heeft eiseres aangeschaft. Verder stelt eiseres dat onvoldoende rekening is gehouden met mogelijke alternatieven. Zo is op de hoorzitting gesproken over hulp via Surplus, haar zoon of het sociale wijkteam. Deze mogelijkheden zijn volgens eiseres ten onrechte niet door het college onderzocht. Het verzoek om een nieuw gesprek over de pgb-vaardigheden heeft het college ten onrechte afgewezen. Eiseres voert met betrekking tot de omvang van de uren aan dat de indicatie voor de wasverzorging ten onrechte is verlaagd en er minder tijd is geïndiceerd voor een schoon en leefbaar huis. Ten onrechte is geen rekening gehouden met het feit dat eiseres geen gebruik kan maken van een boodschappenservice vanwege gebrek aan financiële middelen.
6.
Omvang van het geding.
6.1.
De rechtbank zal het beroep van eiseres met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht achten tegen bestreden besluit 3.
6.2.
Niet in geschil is dat eiseres recht heeft op de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning. Het gaat hier zowel om de vraag of het toegekende aantal minuten voldoende is om te voldoen aan het resultaat “schoon en leefbaar huis” als om de vraag of het college eiseres terecht in aanmerking heeft gebracht voor zorg in natura.
6.3.
Omvang van de zorg.
6.3.1.
Het college heeft met bestreden besluit 1 de indicatie voor de periode van 1 april 2022 tot 1 april 2023 gebaseerd op het Protocol van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Op grond van het CIZ-Protocol heeft het college eiseres in aanmerking gebracht voor: licht poetswerk inclusief afwassen (90 minuten), schoonmaken woning (90 minuten), wasverzorging (90 minuten) en het bereiden van de warme maaltijd (140 minuten). Omdat eiseres in beroep geen gronden tegen de vastgestelde omvang (totaal 410 minuten) heeft aangevoerd, zal de rechtbank dit niet bespreken.
6.3.2.
Het college heeft met bestreden besluit 2 de indicatie voor de periode van 1 april 2023 tot en met 28 maart 2028 vastgesteld op 331 minuten. Deze indicatie is gebaseerd op het Normenkader huishoudelijke ondersteuning 2019 van Bureau HHM (HHM-normenkader. Op grond van dit kader heeft het college eiseres in aanmerking gebracht voor: basis (125 minuten), aftrek eigen mogelijkheden (-15 minuten), extra inzet algemeen (30 minuten), bereiden warme maaltijd (140 minuten) en wasverzorging (51 minuten).
De rechtbank overweegt dat het HHM-normenkader mag worden gebruikt als uitgangspunt bij het bepalen van de omvang van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp. [2] Dat geldt echter niet voor het resultaat wasverzorging. Het college heeft dat erkend en heeft daarom in het verweerschrift aangegeven dat het resultaat wasverzorging nog moet worden geïndiceerd met toepassing van het CIZ-Protocol op 60 minuten voor een eenpersoonshuishouden met daarbovenop 30 minuten extra (totaal 90 minuten). Daarmee (en met nog 15 minuten voor extra kamers niet in gebruik) komt de indicatie vanaf 1 april 2023 op een totaal van 385 minuten per week.
Vanaf 18 maart 2024 heeft het college met bestreden besluit 3 eiseres per 18 maart 2024 geïndiceerd voor 345 minuten per week. Op de zitting heeft het college meegedeeld dat dit ook (de in de vorige overweging genoemde) 385 minuten per week moet zijn tot 9 januari 2025. Vanaf 9 januari 2025 heeft het college in navolging van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 9 januari 2025 [3] eiseres geïndiceerd voor 355 minuten per week. In die uitspraak heeft de CRvB geoordeeld dat het HMM-normenkader ook wat betreft de wasverzorging kan worden toegepast. Volgens het HHM-normenkader wordt voor de was voor een eenpersoonshuishouden 41 minuten geïndiceerd met daarbovenop 19 minuten extra (totaal 60 minuten). De indicatie komt voor de periode van 9 januari 2025 tot en met 17 maart 2029 daarmee op een totaal van 355 minuten per week.
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat het college heeft geïndiceerd conform de geldende standaarden en protocollen. Wel moet het college bekijken of in de persoonlijke omstandigheden van eiseres aanleiding bestaat om van de standaardnormen af te wijken. Het college stelt zich op het standpunt dat zij maatwerk heeft geleverd doordat, uitgaande van het normenkader dat een standaardmodule is, de indicatie kan worden verlaagd of verhoogd op basis van concrete feiten en omstandigheden en zij daaraan heeft voldaan door de basisindicatie te verhogen. De rechtbank kan dit volgen. Er is weliswaar sprake van een verlaging van de indicatie ten opzichte van de periode voor 1 april 2022, maar het college heeft eiseres wel alle mogelijke extra minuten toegekend. Daarmee heeft het college eiseres niet tekort gedaan. Het beroep van eiseres dat de indicatie te laag is, slaagt niet.
6.3.3.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij, in tegenstelling tot voorheen, geen minuten heeft gekregen voor het doen van de boodschappen. Zij stelt dat zij met haar bijstandsuitkering financieel niet in staat is gebruik te maken van een bezorgdienst. Bovendien stelt zij dat alleen “dure supermarkten” een bezorgdienst hebben. Eiseres doet haar boodschappen echter bij de “goedkopere supermarkten”.
Het college stelt zich op het standpunt dat uit het advies van Salude volgt dat eiseres (medisch) in staat is gebruik te maken van een boodschappendienst. Verder stelt het college dat een boodschappendienst volgens artikel 4.1.2. van het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout (Uitvoeringsbesluit) een algemeen gebruikelijke voorziening is. De rechtbank volgt het college daarin en betrekt daarbij de vaste rechtspraak van de CRvB dat de bezorgkosten van een boodschappendienst niet zodanig zijn dat deze door personen met een inkomen op minimumniveau niet financieel kunnen worden gedragen. [4] Het college heeft eiseres ter zitting op de mogelijkheid van gratis bezorging door online supermarkt Picnic gewezen.
Het college heeft een boodschappendienst als algemeen gebruikelijke dienst mogen aanmerken. Het college heeft daarom kunnen afzien van het toekennen van ondersteuning voor het doen van boodschappen.
6.4.
. Vorm van de verleende zorg
Het gaat in deze zaak ook om de vraag of het college mocht besluiten eiseres niet langer een pgb te verlenen maar zorg in natura. Eiseres wenst ook na 1 april 2022 een pgb en stelt dat zij dat zelf kan beheren.
Het college moet een pgb verstrekken als aan de voorwaarden van artikel 2.3.6, tweede lid, van de Wmo is voldaan. De bewijslast hiervoor ligt op het college. Het college stelt dat eiseres onvoldoende pgb vaardig is omdat dit telkens uit de met haar gevoerde gesprekken blijkt.
De rechtbank stelt voorop dat de taken die aan een pgb zijn verbonden onder meer bestaan uit het opstellen van een budgetplan, werkgever kunnen zijn, een pgb kunnen beheren, zoals het afsluiten van een zorgovereenkomst, het organiseren/coördineren/aansturen van de zorg, het bewaken van het budget, indienen van facturen, doorgeven van wijzigingen en contact met de Svb. Ook behoort daartoe het toezien op actief werken aan het te behalen resultaat uit het ondersteuningsplan, op de kwaliteit van de zorgverlening en aanspreekpunt zijn voor de gemeente.
De rechtbank volgt het college dat uit de met eiseres gevoerde gesprekken blijkt dat bij haar kennis en vaardigheden ontbreken om de taken die aan een pgb zijn verbonden uit te voeren. De conclusie van het college is juist. Eiseres stelt wel dat er mogelijk alternatieven zijn, maar heeft op zitting erkend dat haar zoons het pgb niet willen beheren. Ook de door eiseres aangedragen mogelijkheid van Surplus behoort niet tot de mogelijkheden, zoals door Surplus aan eiseres is meegedeeld. Ook dat heeft eiseres ter zitting erkend. Dat eiseres de regie over het huishouden zelf kan voeren, kan niet gelijkgesteld worden met beheer van het pgb. De taken die daaraan verbonden zijn, zijn veelomvattender en ingewikkelder.
De rechtbank volgt het standpunt van het college dat uit het bovenstaande volgt dat onvoldoende vast staat dat de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze door eiseres kunnen worden uitgevoerd.
Zoals ter zitting is besproken kan eiseres een nieuw verzoek doen om de zorg om te zetten naar een pgb op het moment dat zij iemand heeft gevonden om het pgb beheer voor haar te verzorgen. De rechtbank geeft eiseres in dat verband mee dat het initiatief daartoe bij haar ligt.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep in de zaak met procedurenummer BRE 23/2280 WMO is ongegrond. Dit betekent dat de indicatie voor huishoudelijke hulp van 1 april 2022 tot en met 31 maart 2023 in stand blijft (410 minuten in de vorm van zorg in natura).
8. Het beroep in de zaak met procedurenummer BRE 23/9830 WMO is gegrond. Bestreden besluit 2 wordt vernietigd voor zover het de omvang van de indicatie betreft in de periode vanaf 1 april 2023. Bestreden besluit 3 wordt ook vernietigd voor zover het betreft de omvang van de indicatie in de periode van 18 maart 2024 tot 9 januari 2025. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien conform de wijziging van de indicatie in het verweerschrift en zoals toegezegd ter zitting, zoals hiervoor overwogen. Dit betekent dat de indicatie voor huishoudelijke hulp van 1 april 2023 tot 9 januari 2025 een omvang kent van 385 minuten in de vorm van zorg in natura. Voor zover het betreft de periode van 9 januari 2025 tot en met 17 maart 2029 blijft de indicatie in stand (355 minuten in de vorm van zorg in natura).
Omdat het beroep tegen bestreden besluit 2 en bestreden besluit 3 gegrond is krijgt eiseres het griffierecht terug. Zij krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten in beroep.
Het college moet de proceskostenvergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,00. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,00.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep in de zaak met procedurenummer BRE 23/2280 WMO ongegrond;
- verklaart het beroep in de zaak met procedurenummer BRE 23/9830 WMO gegrond;
- vernietigt bestreden besluit 2 gedeeltelijk, voor zover het de omvang van de indicatie betreft;
- vernietigt bestreden besluit 3 gedeeltelijk, voor zover het de omvang van de indicatie over de periode van 18 maart 2024 tot 9 januari 2025 betreft;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de bestreden besluiten 2 en 3, waarmee aan eiseres een indicatie voor huishoudelijke hulp toekomt zoals in rechtsoverweging 8 vermeld;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,00 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,00 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is op 30 juni 2025 gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet maatschappelijke ondersteuning
In artikel 2.3.6, tweede lid, van de Wmo is bepaald dat een pgb wordt verstrekt indien
a. de cliënt naar het oordeel van het college voldoende in staat is tot een redelijke waardering van de belangen ter zake. Of met hulp uit zijn sociale netwerk dan wel een vertegenwoordiger in staat is de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
b. de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij een pgb wenst;
c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
Op grond van het derde lid weegt het college bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld in het tweede lid, onder c, mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout 2021
Onder 4.1.2. is vermeld dat in Oosterhout geen algemene voorziening bestaat voor hulp bij het huishouden (HbH). Als algemeen gebruikelijke voorziening wordt aangemerkt een boodschappenbezorgdienst van allerlei supermarkten en bijvoorbeeld Picnic.