In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 januari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college, waarin haar een indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 was toegekend. Het college verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend. Eiseres stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat zij kampt met medische klachten en afhankelijk is van hulp van derden voor het indienen van haar bezwaar. De rechtbank heeft de zaak op 14 november 2024 behandeld en concludeerde dat de termijnoverschrijding inderdaad verschoonbaar was. De rechtbank oordeelde dat de bijzondere omstandigheden van eiseres, waaronder haar medische situatie en de beperkte hulp die zij ontving, meebrachten dat het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift niet aan haar kon worden toegerekend. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd het griffierecht aan eiseres vergoed.