Op 11 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, die was opgelegd op 8 juli 2023, omdat hij van mening was dat de kosten te hoog waren berekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar een bedrag van € 57,75 aan kosten in rekening had gebracht, terwijl volgens de Verordening parkeerbelastingen Breda 2023 de kosten slechts € 52,75 mochten bedragen. De rechtbank oordeelde dat het beroep van de belanghebbende gegrond was, omdat de kosten van de naheffingsaanslag onterecht te hoog waren vastgesteld. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag verlaagd tot € 54,25 en de uitspraak op bezwaar vernietigd. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende moest vergoeden. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 411, die verdeeld zal worden over drie samenhangende zaken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht op hoger beroep.