In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 oktober 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning vastgesteld op € 599.000 per 1 januari 2022, maar de belanghebbende betwistte deze waarde en stelde dat deze maximaal € 504.000 zou moeten zijn. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde waarde en dat de waarde van de woning moet worden verlaagd tot € 594.000. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde aannemelijk heeft gemaakt door gebruik te maken van de vergelijkingsmethode, waarbij de waarde van de woning wordt vastgesteld aan de hand van vergelijkbare woningen die recentelijk zijn verkocht. De rechtbank wijst het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigt de uitspraak op bezwaar, waardoor de WOZ-waarde en de bijbehorende aanslag OZB worden verlaagd. De heffingsambtenaar moet het griffierecht vergoeden aan de belanghebbende, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding vastgesteld.