Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Randweg-Noord te Bergen op Zoom op 5 augustus 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 11 april 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft het beroep ingediend.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, vaststaat, maar dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De boete was opgelegd op 16 augustus 2022 en de zitting vond plaats op 11 april 2025, wat betekent dat de redelijke termijn met meer dan zeven maanden is overschreden. De kantonrechter heeft in lijn met de rechtspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat deze overschrijding leidt tot een matiging van de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de boete is vastgesteld op € 262,50 plus administratiekosten. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn berekend op € 453,50.
De uitspraak benadrukt het recht op een behandeling binnen een redelijke termijn, zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM. De kantonrechter heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.