ECLI:NL:RBZWB:2025:3350

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
11089655 \ MB VERZ  24-573
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging wegens overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rechts inhalen op de A27 te Hank op 10 februari 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 13 mei 2025 heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, aangevoerd dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat er een reële mogelijkheid tot staandehouding had moeten zijn. De zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, heeft echter betoogd dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er aanleiding was voor een matiging van 25% vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld en dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. De boete werd daarom terecht opgelegd aan de kentekenhouder. Echter, omdat de redelijke termijn was overschreden, werd de boete met 25% gematigd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en de proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 453,50.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 11089655 \ MB VERZ 24-573
CJIB-nummer: 9062 5422 5573 0829
uitspraakdatum: 13 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[naam]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Als gemachtigde is verschenen [gemachtigde] . De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rechts inhalen waar dat verboden is op de A27 te Hank op 10 februari 2023 om 21:28 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete ten onrechte is opgelegd. Gemachtigde verwijst naar artikel 5 Wahv en stelt dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond, zodat ten onrechte is bekeurd op kenteken. De door de verbalisant gegeven verklaring is op zichzelf geen toereikende reden om af te zien van een staandehouding. Gemachtigde verwijst hiervoor naar uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat de redelijke termijn is overschreden, waardoor de boete met 25% gematigd dient te worden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. In het aanvullend proces-verbaal staat dat de verbalisant in privétijd na een nachtdienst onderweg was in een privévoertuig. Er waren geen middelen zoals een stoptransparant aanwezig om een staandehouding te verrichten. De zittingsvertegenwoordiger verwijst naar uitspraak ECLI:NL:GHARL:2020:8844 waaruit volgt dat dan geen sprake is van een reële mogelijkheid om staande te houden, waardoor terecht op kenteken is bekeurd. Inhoudelijk ziet de zittingsvertegenwoordiger geen reden tot twijfel. Gelet hierop is het beroep inhoudelijk ongegrond, maar omdat de redelijke termijn is overschreden, ziet de zittingsvertegenwoordiger aanleiding voor een matiging van 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het aanvullend proces-verbaal heeft de verbalisant afgezien van de staandehouding omdat hij met een privévoertuig in privétijd reed en dus niet beschikte over middelen tot staandehouding, zoals een stoptransparant of optische- en geluidssignalen.
Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding, zeker gelet op het feit dat de gedraging op de snelweg plaatsvond. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Overschrijding redelijke termijn
Iedereen heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 21 februari 2023 en is de redelijke termijn dus met bijna drie maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter. Daarbij wordt de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) toegepast, nu de matiging uitsluitend het gevolg is van overschrijding van de redelijke termijn (zie ECLI:NL:HR:2023:1526). De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- = € 226,75
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- =
€ 226,75
totaal € 453,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 187,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 62,50,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: