In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 januari 2025, wordt het beroep van Propel360 Corporate Pension Plan tegen de naheffingsaanslag dividendbelasting behandeld. De inspecteur had voor in 2014 ontvangen dividenden dividendbelasting nageheven, maar de rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet heeft aangetoond dat belanghebbende niet als uiteindelijk gerechtigde van de dividenden kan worden aangemerkt. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag omdat de inspecteur niet heeft voldaan aan de voorwaarden van artikel 4, lid 7 van de Wet op de dividendbelasting 1965. De rechtbank concludeert dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende een tegenprestatie heeft verricht als onderdeel van een samenstel van transacties, en dat de inspecteur ook niet heeft aangetoond dat de wederpartij in mindere mate gerechtigd is tot een teruggaaf van dividendbelasting. De uitspraak leidt tot de vernietiging van de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking, en de inspecteur wordt veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan belanghebbende.