ECLI:NL:RBZWB:2025:2837

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
23/12010
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) en de toepassing van de herleidingsmethode

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 5.227 opgelegd, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank heeft op 31 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag onterecht was en vermindert deze tot € 5.112. Dit besluit is gebaseerd op de vaststelling van de historische nieuwprijs van de auto en de handelsinkoopwaarde, waarbij de rechtbank de koerslijst van Xray als geldig heeft erkend. Tevens is er een schadevergoeding van € 2.000 toegekend aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot het betalen van het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende, die in totaal € 3.108 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/12010

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 21 november 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 5.227.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] namens de inspecteur.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond moet worden verklaard en de naheffingsaanslag dient te worden verminderd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft op 22 maart 2021 aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Audi Q5 3.0 TFSI Quattro Pro Line Plus met VIN-nummer [VIN-nummer] (de auto), en een bedrag aan Bpm voldaan van € 4.395.
3.1.
Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van JB Taxaties B.V. van 18 maart 2021. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 32.000, gebaseerd op de gemiddelde vraagprijs van vier referentievoertuigen. De taxateur heeft een schadebedrag van € 13.944,55 geconstateerd en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 18.500.
3.2.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 31 maart 2021. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 45.014 aan de hand van een koerslijst van Xray. De hertaxateur heeft geen aanleiding gezien om een waardevermindering wegens schade in aanmerking te nemen.
3.3.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 9.622. Met dagtekening 10 september 2021 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 5.227 aan verschuldigde Bpm.

Overwegingen

4. Tussen partijen is in geschil of de zogenoemde herleidingsmethode kan worden toegepast. Verder is in geschil welke afschrijvingsmethode moet worden gevolgd en de waardevermindering wegens schade.
4.1.
De inspecteur heeft ter zitting zijn verzoek, om op grond van artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht de inkoopfactuur op te vragen, ingetrokken aangezien de inkoopfactuur reeds in het dossier aanwezig is. Het geschilpunt met betrekking tot het ontbreken van de inkoopfactuur is daarmee ook komen te vervallen.
4.2.
Belanghebbende heeft zich ter zitting nader op het standpunt gesteld dat hij een percentage van 72% aan waardevermindering bepleit in plaats van 100%.
Vooraf: artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht
4.3.
De rechtbank heeft geconstateerd dat bijlage 12 bij het verweerschrift van de inspecteur geschoonde passages bevat. Het betreft het hoorverslag en de bijlage daarbij. Ter zitting hebben partijen toegelicht dat de zwartgelakte passages informatie over andere belastingplichtigen betreft, welke informatie niet relevant is voor de onderhavige zaak. Dat komt de rechtbank logisch voor. Gelet op de toelichting en het feit dat belanghebbende geen bezwaar heeft geuit tegen het inbrengen van de bijlage, ziet de rechtbank in dit geval geen aanleiding om aan de inbreng van die zwartgelakte passages gevolgen te verbinden.
Herleidingsmethode
4.4.
De beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de zogenoemde herleidingsmethode slagen niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 april 2022 [1] en naar de conclusie van A-G Ettema van 22 december 2023. [2]
Afschrijvingsmethode
4.5.
Indien sprake is van een voertuig met meer dan normale gebruiksschade of indien sprake is van een voertuig dat niet voorkomt op een in de handel algemeen toegepaste koerslijst mag de afschrijving worden bepaald aan de hand van een taxatierapport. [3]
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende aan de hand van het taxatierapport en de foto’s niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van meer dan normale gebruiksschade. De taxatiemethode vindt daarom geen toepassing op die grond en dus komt de rechtbank ook niet toe aan de stelling van de inspecteur dat het taxatierapport niet bruikbaar is. Partijen zijn het erover eens dat het voorgaande met zich brengt dat de afschrijving moet worden bepaald aan de hand van de koerslijstmethode.
Toepassing koerslijst
4.6.
Belanghebbende beroept zich primair op de koerslijst van Eurotax zoals bij het rapport van DRZ is gevoegd, met inachtneming van een correctie van 15% wegens de bijstelling markt- en dealersituatie. Subsidiair beroept belanghebbende zich op de koerslijst van Xray die hij als nader stuk heeft ingediend. Verder stelt belanghebbende dat de historische nieuwprijs moet worden vastgesteld op € 124.471, uitgaande van een netto catalogusprijs van € 81.142, vermeerderd met 21% btw en een bruto Bpm van € 26.290.
4.7.
De inspecteur stelt dat de koerslijst van Eurotax niet kan worden gebruikt, omdat de daarin opgenomen historische nieuwprijs niet klopt. Verder kan naar zijn mening de koerslijst van Xray die door belanghebbende is overgelegd niet worden gebruikt omdat de opties niet op de juiste wijze zijn ingevuld. Bij de door de inspecteur gebruikte koerslijst van AutotelexPro is dat wel het geval zodat van deze koerslijst moet worden uitgegaan. Ook geeft de koerslijst van AutotelexPro een meer reële waardebepaling zoals de inspecteur ter zitting heeft gesteld. De inspecteur heeft ter zitting het standpunt ingetrokken dat de koerslijst van Xray niet kan worden gebruikt vanwege het verschil in CO2-uitstoot tussen de auto en het referentievoertuig.
Historische nieuwprijs
4.8.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen geen geschil bestaat over het referentievoertuig zoals in de diverse koerslijsten is opgenomen. Verder stelt de rechtbank vast dat de koerslijst van Eurotax geen netto catalogusprijs vermeld en ook geen CO2-uitstoot. De historische nieuwprijs wijkt ook af van die is vermeld op de andere koerslijsten. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat de koerslijst van Eurotax niet als basis kan dienen voor het bepalen van de historische nieuwprijs zoals door belanghebbende bepleit.
4.9.
Zowel uit de koerslijst van AutotelexPro van de inspecteur als uit de koerslijst van Xray van belanghebbende volgt een netto catalogusprijs van € 81.142. Deze netto catalogusprijs lijkt tussen partijen ook niet in geschil te zijn zodat de rechtbank daarvan zal uitgaan. De rechtbank stelt de historische nieuwprijs daarom vast op € 124.471 zoals door belanghebbende bepleit en verwijst hiervoor naar het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2023. [4]
Handelsinkoopwaarde
4.10.
De rechtbank volgt de primaire stelling van belanghebbende niet dat voor de hoogte van de handelsinkoopwaarde moet worden uitgegaan van de koerslijst van Eurotax. Deze koerslijst wijkt met betrekking tot de historische nieuwprijs af en niet duidelijk is geworden waar dat door wordt veroorzaakt. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze koerslijst ook met betrekking tot de handelsinkoopwaarde niet kan worden gevolgd.
4.11.
De rechtbank volgt de stelling van de inspecteur niet dat de koerslijst van Xray van belanghebbende niet gevolgd kan worden omdat de opties niet goed zijn ingevuld. Belanghebbende heeft op zitting uitgebreid toegelicht en laten zien hoe het aanvinken van de opties wordt verwerkt in beide koerslijsten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hij daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat de door haar overgelegde koerslijst van Xray op de juiste wijze is ingevuld.
4.12.
Ook volgt de rechtbank de stelling van de inspecteur niet dat bij de koerslijst van AutotelexPro moet worden aangesloten omdat het moet gaan om een reëele waardebepaling. De afschrijving wordt immers bepaald aan de hand van de waarde vermeld in een in de handel algemeen toegepaste koerslijst voor de inkoop van gebruikte motorrijtuigen door wederverkopers in Nederland. Nu de koerslijst van Xray als zodanig kwalificeert en ook op de juiste wijze is ingevuld ziet de rechtbank niet in waarom belanghebbende daar geen beroep op zou kunnen doen.
4.13.
Gelet op het vorenoverwogene stelt de rechtbank de handelsinkoopwaarde vast op € 45.014.
Hoogte naheffingsaanslag
4.14.
Voorgaande leidt tot de conclusie dat de historische nieuwprijs moet worden vastgesteld op € 124.471 en de handelsinkoopwaarde op € 45.014. De historische bruto Bpm bedraagt € 26.290 zodat de verschuldigde Bpm € 9.507 bedraagt. Belanghebbende heeft op aangifte reeds een bedrag van € 4.395 voldaan zodat de naheffingsaanslag wordt verlaagd naar € 5.112.
Immateriële schadevergoeding
4.15.
Belanghebbende heeft op 18 december 2023 verzocht om toekenning van een schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
4.16.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 27 september 2021 heeft ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 12 mei 2025. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond 20 maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 2.000. Omdat de bezwaarfase afgerond 26 maanden heeft geduurd en daarmee 20 maanden te lang komt het volledige bedrag voor rekening van de inspecteur.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar en vermindert de naheffingsaanslag tot € 5.112.
5.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van haar proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen.
5.2.
De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647. [5] In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 5.112;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 2.000;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 184 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 3.108 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 12 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [6]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

3.Artikel 10, lid 8, van de Wet Bpm
6.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid, van de AWR.