ECLI:NL:RBZWB:2025:1965
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm)
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende, een B.V. gevestigd te [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 10 november 2023. De inspecteur had een naheffingsaanslag Bpm opgelegd van € 1.601 en € 10 belastingrente in rekening gebracht. Het bezwaar van belanghebbende werd door de inspecteur ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2025 behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door mr. M.U. Sahin en de inspecteur door twee andere gemachtigden.
De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding van € 2.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn van bijna 45 maanden. De rechtbank wijst erop dat de redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep in beginsel twee jaar bedraagt, en dat de overschrijding volledig voor rekening van de inspecteur komt.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar kent belanghebbende een schadevergoeding toe en vergoedt ook de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, en openbaar gemaakt op 7 april 2025.