ECLI:NL:RBZWB:2025:1715
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Compensatie op grond van de Wet compensatie wegens selectie aan de poort voor de jaren 2012 tot en met 2019
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van belanghebbende, die stelt dat de inspecteur van de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om compensatie voor de jaren 2012 tot en met 2019 op basis van de Wet compensatie wegens selectie aan de poort. Belanghebbende had op 9 februari 2024 een aanvraag ingediend, maar de inspecteur heeft deze aanvraag niet binnen de wettelijke termijn van acht weken behandeld. De rechtbank oordeelt dat de brief van belanghebbende moet worden aangemerkt als een aanvraag waarop de inspecteur moet beslissen. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur op 11 juli 2024 heeft gecommuniceerd dat belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarden voor compensatie, wat gelijkgesteld wordt aan een besluit. Hierdoor is er sprake van niet tijdig beslissen, en de rechtbank verklaart de beroepen wegens niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk, omdat het procesbelang is komen te vervallen. De rechtbank draagt de inspecteur op om het nader stuk van belanghebbende als bezwaarschrift in behandeling te nemen en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden.