ECLI:NL:RBZWB:2025:171

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
23/1213
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing aanvraag bijzondere bijstand

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten gerelateerd aan haar verhuizing. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland had op 3 september 2021 het primaire besluit genomen om de aanvraag af te wijzen. Eiseres maakte bezwaar, maar het college verklaarde dit bezwaar op 26 januari 2022 ongegrond. Eiseres diende op 13 februari 2023 beroep in, wat volgens de rechtbank te laat was. De rechtbank oordeelde dat het besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt en dat de beroepstermijn was overschreden. Eiseres had uiterlijk op 9 maart 2022 beroep moeten indienen, maar deed dit pas bijna een jaar later. De rechtbank concludeerde dat er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding, ook niet gezien het feit dat eiseres werd bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd beoordeeld. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1213

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Talhaoui),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, het college
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand.
1.1.
Het college heeft op 3 september 2021 (primair besluit) besloten om de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor kosten behorende bij de verhuizing af te wijzen. Met het besluit van 26 januari 2022 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. M. Kaplan, een kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres, en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 27 augustus 2021 een aanvraag gedaan voor bijzondere bijstand voor kosten als gevolg van haar verhuizing. Deze aanvraag is door het college afgewezen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Het college heeft dit bezwaar op 26 januari 2022 ongegrond verklaard en dit besluit op de PIP (Persoonlijke Internet Pagina) van de gemachtigde van eiseres geplaatst. Dit is kenbaar gemaakt middels een e-mail aan het e-mailadres van het kantoor van de gemachtigde van eiseres. Eiseres heeft het college op 25 januari 2023 in gebreke gesteld, omdat er volgens haar niet besloten was op het bezwaar. Het college heeft deze ingebrekestelling afgewezen en verwezen naar het besluit van 26 januari 2022. Op 13 februari 2023 heeft eiseres alsnog beroep ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is het besluit op de juiste wijze bekend gemaakt en in werking getreden?
4. Eiseres stelt dat zij pas op 6 februari 2023 bekend is geworden met het bestreden besluit. Eiseres is van mening dat het bestreden besluit niet op de juiste manier is toegezonden en/of uitgereikt. De handelswijze van het college om toegang te krijgen tot het bestreden besluit voldoet niet aan artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.1.
In artikel 3:40 van de Awb is bepaald dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht geschiedt door toezending of uitreiking.
4.2.
In artikel 2:13, eerste lid, van de Awb is bepaald dat in het verkeer tussen burgers en bestuursorganen een bericht elektronisch kan worden verzonden. Volgens artikel 2:14, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan een bericht elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is. Volgens artikel 2:17, eerste lid, van de Awb geldt als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is verzonden, het tijdstip waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarvoor het bestuursorgaan geen verantwoordelijkheid draagt of, indien het bestuursorgaan en de geadresseerde gebruik maken van hetzelfde systeem voor gegevensverwerking, het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde.
4.3.
Hoewel de gemachtigde niet expliciet kenbaar heeft gemaakt dat hij via de elektronische weg voldoende bereikbaar is, blijkt dit voldoende uit het feit dat het college sinds de invoering van de PIP in 2016/2017 via deze weg gecommuniceerd heeft met de gemachtigde. [1] Ook zijn er door en namens eiseres meerdere aanvragen digitaal ingediend.
De gemachtigde heeft niet bestreden dat de communicatie al jaren op deze wijze verloopt en dat zij de notificatiemail hebben ontvangen. Met de plaatsing op de PIP is het besluit dus bekend gemaakt zoals bedoeld in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb.
4.4.
Gelet op de tekst van artikel 2:17, eerste lid, van de Awb geldt als tijdstip waarop een bericht door het college elektronisch is verzonden, het tijdstip waarop dit bericht is geplaatst op de PIP. Op dat moment is het bericht namelijk te raadplegen door betrokkene en is het dus toegankelijk voor de geadresseerde. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit op 26 januari 2022 is bekend gemaakt en in werking is getreden.
Is de beroepstermijn (verschoonbaar) overschreden?
5. Nu het besluit op de juiste wijze bekend is gemaakt moet worden bezien of er sprake is van een overschrijding van de beroepstermijn en vervolgens of de overschrijding verschoonbaar is.
5.1.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [2] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [3] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4]
5.2.
Het college heeft het bestreden besluit op 26 januari 2022 geplaatst op de PIP van gemachtigde. Daarnaast is de gemachtigde op de hoogte gesteld van de plaatsing van het bestreden besluit op de PIP middels de notificatiemail van 26 januari 2022. De aanvangsdatum van de beroepstermijn is dus 27 januari 2022, de dag nadat het besluit op de PIP is geplaatst. Eiseres had dus uiterlijk 9 maart 2022 beroep kunnen indienen tegen het bestreden besluit. Eiseres heeft pas op 13 februari 2023 beroep ingediend, waardoor de beroepstermijn is overschreden.
5.3.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [5] Van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres wordt bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener. Uit de uitspraak van de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31, volgt dat een termijnoverschrijding door een professioneel rechtshulpverlener doorgaans niet verschoonbaar zal zijn. Dat de notificatiemail mogelijk gemist kan zijn vanwege de grote hoeveelheid zaken die de gemachtigde in behandeling heeft, kan niet worden aangemerkt als een zeer bijzondere omstandigheid aan de zijde van de gemachtigde, die de termijnoverschrijding verschoonbaar zou kunnen maken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier op 14 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 2:13, eerste lid
In het verkeer tussen burgers en bestuursorganen kan een bericht elektronisch worden verzonden, mits de bepalingen van deze afdeling in acht worden genomen.
Artikel 2:14, eerste lid
Een bestuursorgaan kan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
Artikel 2:17, eerste lid
Als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is verzonden, geldt het tijdstip waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarvoor het bestuursorgaan geen verantwoordelijkheid draagt of, indien het bestuursorgaan en de geadresseerde gebruik maken van hetzelfde systeem voor gegevensverwerking, het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde.
Artikel 3:40
Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Artikel 3:41, eerste lid
De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8, eerste lidDe termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9, eerste lid
Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraken van de CRvB van 12 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:878 en ECLI:NL:CRVB:2022:879.
2.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.