Uitspraak
mr. Rosenbaum en mr. Haci.
.
27 januari 2020 heeft appellant het dagelijks bestuur in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag. Bij besluit van 5 februari 2020 heeft het dagelijks bestuur meegedeeld dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Zaak SGR 20/3146
Zaak SGR 20/3150
Zaak SGR 20/3193
Zaak SGR 20/3200
Zaak SGR 20/3203
Zaak SGR 20/3207
Zaak SGR 20/3211
Zaak SGR 20/3216
Zaak SGR 20/3218
Zaak SGR 20/3353
Zaak SGR 20/3358
Zaak SGR 20/3362
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat eiser in de procedure met zaaknummer SGR 19/7996 voorlopig is vrijgesteld van de verplichting tot betaling van het griffierecht, zodat vooralsnog geen griffierecht wordt geïncasseerd. De kosten waarvoor eiser bijzondere bijstand heeft aangevraagd, behoeven tot nader order dus niet te worden voldaan en onzeker is of deze op een later tijdstip alsnog in rekening worden gebracht. Hieruit volgt dat eiser thans geen procesbelang heeft bij een oordeel over de vraag of verweerder niet tijdig heeft besloten op de aanvraag.
Zaak SGR 20/3348
Zaak SGR 20/3364
Zaak SGR 20/3340
Zaak SGR 20/3356
Zaak SGR 20/3172
Zaak SGR 20/3356 [lees: 20/3186]
nr. 3, artikelsgewijze toelichting) staat echter over de tweede voorwaarde van 6:12, tweede lid, van de Awb het volgende:
Incidenteel hoger beroep
Verzoek om schadevergoeding
Proceskosten
- verklaart het hoger beroep in zaak 20/3832 PW niet-ontvankelijk;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de zaken
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
B. van Dijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2022.