Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2025 in de zaak tussen
[eiser], uit [plaats], eiser,
Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Op het moment dat verweerder gebruik maakt van de adviescommissie, geldt een termijn van twaalf weken. [2] Verweerder heeft de termijn verlengd met zes weken. Verweerder had dus in ieder geval uiterlijk op 30 december 2024 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiser heeft verweerder op 2 januari 2025 in gebreke gesteld en verweerder heeft de ingebrekestelling op 6 januari 2025 ontvangen. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4.1. In het verweerschrift van 19 februari 2025 verzoekt verweerder om bij het bepalen van de beslistermijn aan te sluiten bij de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 oktober 2024, [3] of de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 15 juli 2024 [4] en de rechtbank Midden-Nederland van 25 oktober 2024. [5]
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 16 september 2025 alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 53,- aan eiser moet vergoeden;