11.8Hoewel eiseres deze stelling niet heeft onderbouwd met concrete cijfers wil de rechtbank wel aannemen dat in het algemeen de omzet van bedrijven als die van eiseres in december hoger zal zijn vanwege de feestmaand. Dat de omzet in de maanden daarna dusdanig lager is dat de omzet van één maand niet representatief zou zijn, is zonder nadere onderbouwing niet aannemelijk. Dat de omzet lager zal zijn dan in de maand december is aannemelijk, maar dit betekent niet dat de omzet in de maanden daarna niet als representatief aangemerkt kan worden. Overigens maakt eiseres zelf de vergelijking tussen de maand december 2019 en januari 2020, terwijl de referentiemaand op grond van de startersbepaling op februari 2020 is vastgesteld. Zoals eiseres zelf ook al stelt, is er in de maand december sprake van een uitschieter in omzet. De maand december kan daarom al niet als een representatieve maand worden gezien. Bij gebreke van een nadere onderbouwing kan niet worden ingezien dat de omzet gebaseerd op één maand, in het geval van eiseres, de maand februari 2020, niet representatief zou zijn. Overigens moet daarbij bedacht worden dat met de startersbepaling al tegemoet wordt gekomen aan mogelijke nadelige gevolgen van toepassing van de hoofdregel. De minister heeft zich daarbij ook gerealiseerd dat met de startersbepaling niet alles ondervangen kan worden.Dit is dus een expliciete keuze van de regelgever geweest die past binnen het karakter van de Now-regeling. Dat in het geval van eiseres mogelijk op een eenvoudig manier de omzet van Bruna over 2019 kan worden meegenomen, maakt niet dat afgeweken moet worden van de uitdrukkelijke keuze van de minister.
Gaat de vergelijking met seizoensbedrijven op?
12. De verwijzing van eiseres naar de vaststelling van de referentieloonsom bij seizoensbedrijven kan de rechtbank niet volgen. Anders dan eiseres lijkt te stellen, kan zij niet aangemerkt worden als een seizoensbedrijf zoals bedoeld in de Now1. De minister heeft in zijn brief van 3 december 2020 aangegeven een oplossing te zoeken voor seizoensbedrijven die in de lente en zomer hun omzet verdienen, zoals bijvoorbeeld strandtenten. Voor die werkgevers geldt immers dat zij vaak al hadden voorgesorteerd op de toename in werk door meer werknemers aan te nemen, zonder de wetenschap van de crisis die zou volgen.Dat eiseres in december een hogere omzet heeft dan in andere maanden, is onvoldoende om haar aan te merken als een seizoensbedrijf. Los van het feit dat eiseres niet aangemerkt kan worden als een seizoensbedrijf, gaat het hier ook om niet vergelijkbare begrippen. De referentieloonsom is immers iets anders dan de referentie-omzet.
Slaagt het beroep op het gelijkheidsbeginsel?
13. Aan het beroep op rechtsongelijkheid heeft eiseres ten grondslag gelegd dat er andere gevallen zijn waarbij verschillende accountants de hoofdregel wel hebben toegepast zoals door eiseres is verzocht, waarna de minister die uitleg zou hebben gevolgd. Los van het feit dat eiseres hiervan geen bewijzen heeft overgelegd, gaat een beroep op het gelijkheidsbeginsel niet zo ver dat eventuele, eerder gemaakte fouten herhaald moeten worden.Zoals uit de al eerder genoemde brief van de minister van 13 april 2021 blijkt is de berekeningswijze zoals eiseres die voorstaat niet toegestaan. Ook al zouden er een aantal gevallen zijn geweest waarin de hoofdregel wel is toegepast op de manier die eiseres voorstaat, dan gaat het daarbij om duidelijke fouten die niet herhaald hoeven te worden.
14. De stelling van eiseres dat de minister een vergewisplicht heeft of de accountant zijn werk goed heeft gedaan, kan onbesproken blijven. Deze grond heeft immers alleen relevantie als de hoofdregel uitgelegd zou worden zoals eiseres betoogt. Zoals uit punt 9. blijkt, volgt de rechtbank deze stelling niet.
Is terecht vastgesteld dat geen recht bestaat op subsidie?
15. Uit alles wat hiervoor is overwogen volgt dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eiseres, met inachtneming van de hoofdregel van artikel 6, tweede lid, van de Now1 ter vaststelling van de referentie-omzet, geen recht heeft op een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Now1. Het omzetverlies is immers vastgesteld op 0%.
16. Bij het lager vaststellen van de subsidie moet de minister een belangenafweging maken. Dat is in de beslissing op bezwaar ook gedaan.
17. Het belang van de minister is een juiste en rechtmatige vaststelling van de Now-subsidie die maakt dat publieke middelen op een zorgvuldige wijze worden besteed. Hieraan kan veel gewicht worden toegekend. Tevens is van belang dat het uitdrukkelijk de bedoeling van de minister is geweest om voor de referentie-omzet uit te gaan van de omzet van de groep zoals die in 2019 bestond, terwijl daarop ook nog een uitzondering is gemaakt met de startersbepaling.
18. Daar staat het belang van eiseres tegenover. Eiseres stelt dat de continuïteit van het bedrijf in gevaar komt als de subsidie op nihil of met toepassing van de startersbepaling wordt vastgesteld. Deze stelling is echter niet nader onderbouwd. Uit wat ter zitting is besproken, blijkt dat eiseres inmiddels een stabiele terugbetalingsregeling heeft getroffen met de minister om de ten onrechte ontvangen subsidie terug te betalen. Niet gebleken is dat deze terugbetalingsregeling voor eiseres zeer bezwaarlijk is of dat zij daardoor in onoverkomelijke problemen is gekomen. De stelling van eiseres dat vanwege een belastingschuld het bedrijf in de problemen zal komen, is niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank aan die stelling voorbij zal gaan. Hetzelfde geldt voor de ter zitting naar voren gebrachte stelling dat de uitspraak van deze rechtbank bepalend is voor het voortbestaan van het bedrijf.
19. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat geen aanleiding bestaat om het financiële nadeel dat eiseres heeft door de subsidie op nihil vast te stellen, als onevenredig te beoordelen.