In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2025, wordt de niet-ontvankelijkheid van bezwaren van belanghebbende tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat deze niet tijdig zijn ingediend. De naheffingsaanslagen betroffen de jaren 2016 tot en met 2019, waarbij de inspecteur belastingrente en vergrijpboetes had opgelegd. Belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 15 december 2023, maar de rechtbank oordeelt dat de bezwaartermijn is overschreden. De rechtbank wijst erop dat de bekendmaking van de naheffingsaanslagen op de juiste wijze heeft plaatsgevonden en dat de bezwaartermijn is aangevangen op de dag na de dagtekening van de naheffingsaanslagen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, ondanks de ziekte van de voormalig gemachtigde van belanghebbende. De rechtbank vermindert wel de vergrijpboetes voor de jaren 2018 en 2019 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Tevens wordt een immateriële schadevergoeding van € 1.500 toegekend aan belanghebbende voor de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure over 2016. De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende ongegrond af, maar compenseert de proceskosten en het griffierecht.